Menu

Premium

Hoogste tijd: nu!

Bij Jesaja 65,17-25, Psalm 126, 1 Tessalonicenzen 5,12-24 en Johannes 3,22-30

Wat ongehoord is geeft de tekst ons te verstaan. Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde zal Hij die het woord heeft scheppen. De herinnering aan wat eerder was, teruggaan in het verleden naar wat eerder was, en van daaruit bevroeden wat komt (hart: richting) werkt niet meer. Overblijft het nu.

Hij schept: vreugde voor Jeruzalem en haar volk. Twee keer zet de tekst daarop in met nog eens ‘geen geween en geen geklaag’ (Jes. 65,18-19). Alsof veel bitterheid bezworen moet worden. Iedereen zal een overvloed krijgen – zelfs de zondaar krijgt honderd jaar om zich te bekeren – en ieder zal de vruchten van zijn werk oogsten. Nog voor zij tot Hem roepen, zal Hij hun antwoorden. Die woorden gaan op in het visioen van de wolf en het lam, de leeuw die als de os genoeg heeft aan stro, en de slang die zich gaat voeden met het stof waartoe hij veroordeeld was (65,25). Het moge ongeloofwaardig klinken, maar zo ‘spreekt de Heer’.

‘Als God ons thuisbrengt…’

Psalm 126 heeft zich in een meer hedendaagse weergave van de tekst geliefd gemaakt: ‘Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap … een droom’ (Randstadbundel 300; OKG 275). Let op hoe zorgvuldig de persoonsaanduidingen genoteerd staan. Eerst drie keer ‘wij’: zie ons als dromers, onze mond, onze tong. Mond en tong in het enkelvoud, alsof ieder hier persoonlijk, individueel meedoet. Daarop reageren de volkeren: de grote daden die zij zien, zijn voor hen niet anoniem. Het zijn Gods daden. Daarop keert de wij-vorm terug, biddend en zingend, zaaiend en oogstend. In ‘zijn schoven dragend’ vervaagt het beeld, de droom.

De God van de vrede heilige jullie

De eerste brief aan de christelijke gemeenschap in Tessalonica zou weleens het oudste document kunnen zijn uit het zogenoemd Nieuwe Testament. Het is een korte brief. Als je elkaar nog onlangs gezien hebt, hoef je niet zo veel te schrijven. Als je brief dan bijna uit is, zoek je nog naar een paar goede of mooie ‘laatste woorden’. Daar heb je dan even het hart op de tong, of hoor je waar het hart vol van is. In vertrouwen, ‘nu we nog even als het ware onder elkaar zijn’, als broer onder de broers en zussen vraagt hij hun de leiders van de gemeenschap de kans te geven, hen hoog te achten om hun werk voor die gemeenschap in liefde. ‘Bewaart de vrede onder elkaar,’ sluit de eerste inzet van dit afscheid (1 Tess. 5,13). Vervolgens roept hij de broers en zussen bij elkaar om de ‘niet tactischen’ (Gr.: ataktous – 5,14) erbij te houden. Is dat terechtwijzen of bemoedigen? Zie de tekst en volg de woorden. Zet in op het goede, ga erachteraan, voor elkaar en voor allen. De kiemkracht en energie wordt gevonden in wat God door Jezus Christus voor jullie, ‘naar jullie toe’ wil. Hij, de God van de vrede, of de God die de Vrede is. Die ons wil heiligen: apart stellen, onderscheiden, onderkennen om tot je recht te laten komen. Alsof openbaring en verlossing uiteindelijk steeds opnieuw weer schepping is, Freigabe, bevrijding. Zijn roepen, zijn trouw – alles in de tegenwoordige tijd, nu op zijn best. ‘Hij ook zal het doen.’ Alsof je als leerling of gemeenschap van de Messias nooit alleen bent. Dat zijn heel oude woorden voor christenen, zo’n twintig jaar na alles wat er ‘toentertijd’ in Jeruzalem gebeurde.

Het dopen van Johannes in Judea

Johannes brengt zijn lezers en toehoorders in 3,22 naar Judea, waar Jezus verblijft te midden van zijn leerlingen. Daar doopt Hij. Ook als het niet waar is (zie 4,2), het is dan toch maar opgeschreven. Het woord legt een bruggetje met wat Johannes doet, in Ainoon bij Saleim met volop water. De Codex Vaticanus noemt de plaatsnaam Ainoon in Jozua 15,61. De Septuaginta geeft daar Madoon. Je mag dan denken aan min-din, ‘vanwaar het recht’. ‘Daar staan de zetels van het gericht,’ zegt Psalm 122,5. Als het zo is dat de Messias Jeruzalem als bruid heeft (vgl. Joh. 12,15), dan begrijpen we ook de belichting in Johannes 3,22-30. ‘Dit is het getuigenis van Johannes’ (1,19) klinkt als nieuw: ‘Ik ben de Messias niet. Ik ben degene die naar Hem toe, voor Hem uit gestuurd is’ (3,28). Bijna nuchter vervolgt de tekst daar: ‘Wie de bruid heeft is de bruidegom’ (3,29). – Misten we die bruid niet bij de bruiloft in Kana! – Wie de bruid heeft. Johannes bekent zichzelf als de vriend van de bruidegom. Als het schaap dat de herder herkent aan zijn stem, verheugt hij zich over de stem van de bruidegom (3,29). Hij had zelf wel de bijna-bruid kunnen zijn. Hij identificeert zich wel zeer met wat haar toevalt.

In een notendop is dat het verhaal van Johannes die in Judea doopt. Bij Ainoon en Salim. Je begrijpt nu ook Jeruzalem beter, dat in 1,19 meteen na het woord getuigenis ‘priesters en Levieten’ stuurt, als waren de tempel en de Tora aan de orde. Deze woorden van Johannes staan opgetekend onder het teken ‘nog niet’ (3,24). Het zijn zo goed als laatste woorden voordat de kerker zich om hem sluit. De discussie over de reiniging, over al dan niet bij de gemeenschap horen en meedoen, wordt opgezet vanuit ‘die met je was aan de overzijde van de Jordaan en over wie jij getuigt, zie, die doopt en allen gaan naar Hem!’ (3,26). Als je Johannes gelooft, zijn wij allen uitgenodigd. Hoogste tijd!

Bij Jesaja 65:17-25, Psalm 126, 1 Tessalonicenzen 5:12-24 en Johannes 3:22-30

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Passage van de Heer

De instelling van het Pascha volgens Exodus 12 vormt de introductie op het grote verhaal van de uittocht. Deze instelling wordt gesitueerd tussen de aankondiging (11,1) en het ten uitvoer brengen van de tiende plaag (12:29). Nog voordat God de bevrijding van zijn volk uit Egypte van start laat gaan, vindt er een ‘religieuze anticipatie’ op dit heilsgebeuren plaats. Men kan er ten minste twee tijdsdimensies in onderkennen: een van onvoltooid verleden tijd én een van toekomende tijd. Zo wordt de viering van het Pascha een ‘heilshistorisch knooppunt’ in de tijd.

Nieuwe boeken