Menu

Premium

Hosanna voor der Heiden Heiland!

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 40,1-11, Romeinen 13,11-14a en Matteüs 21,1-9

In De Eerste Dag 2017-2 (p. 44) schreef ik al dat lutheranen en anglicanen tweemaal per jaar het evangelie van de intocht horen. Op Palmzondag uit het Johannesevangelie (inclusief de ‘graankorreltekst – Johannes 12,12-24), en op de eerste Adventszondag naar de beschrijving van Matteüs.

Daarmee wordt afstand genomen van de Romeinse gewoonte (volgens het gereviseerde missaal na Trente tot aan Vaticanum II) om de apocalyptische rede over de wederkomst van Christus (Lucas 21,25-33) te horen op deze dag, een evangelie dat – bijna synoptisch – ook al klonk op de laatste zondag van het liturgisch jaar (dan uit Matteüs 24,15-35). En doordat Lucas 21 verdrongen werd door Matteüs 21, schoof de eerste op naar de tweede zondag, en het evangelie van de tweede Advent naar de derde, etcetera. Eeuwenlang bevatte het eenjarige middeleeuwse – lutherse en rooms-katholieke – lectionarium slechts twee lezingen voor de zondagvieringen. De liturgiehervorming van Vaticanum II schiep een nieuw driejarig leesrooster, waarbij een lezing uit het Oude Testament werd toegevoegd. Ook de lutheranen voegden een oudtestamentische lezing toe aan hun lectionarium (gereviseerd dienstboek Evangelisch-Lutherse Kerk 1992). Voor deze zondag, met het intochtsverhaal als leitmotiv, ligt de keuze voor Jesaja 40,1-11 voor de hand, ook omdat daarmee een nieuw deel van de jesajaanse profetie begint (Deutero-Jesaja), culminerend in de uitroep: ‘Zeg: “Ziehier jullie God!” Ziehier God, de HEER! Hij komt met kracht (…)’ (40,9-10).

Vertroosting als opdracht

De suggestie van een nieuw begin wordt ook gewekt door hetgeen ‘een stem’ roept (Jesaja 40,3): ‘Baan voor de HEER een weg door de woestijn (…)’ etcetera, zinnen die de hele Adventstijd tekenen, ook geciteerd in het evangelie van de vierde Advent (Lucas 3,1-16). En ten slotte vormen heldere teksten als ‘(…) de HEER heeft gesproken’ (slot Jesaja 40,5) en ‘(…) het woord van onze God houdt altijd stand’ (slot Jesaja 40,8) in het open en nuchtere lutherse verstaan een ijkpunt en houvast, zo aan het begin van een nieuwe liturgische periode in het kerkelijk jaar.

Daarbij komt nog de openingszin ‘Troost, troost mijn volk’. Lange tijd hoorde ik deze dubbele uitroep ‘Troost, troost mijn volk’ als een goddelijke mededeling aan het volk Israël, zo van: ‘Ja, jullie zullen dat nog eens meemaken, heb troost, houd ’m vast, het komt goed.’ Zo las de lector het dan ook vaak. Totdat ik begreep dat het een ingrijpende oproep, een dwingende opdracht, een bevel is aan… ja, aan wie? Jesaja 39 eindigt, na een kijkje in het wapenarsenaal en de overige rijkdom van koning Hizkia, oftewel heel Israël, met een aankondiging van volledige deportatie: ‘Het duurt niet lang meer, of alles wat uw voorouders tot nu hebben vergaard zal naar Babel worden weggesleept.’ Toch wordt deze aankondiging van een catastrofe in Jesaja 40 totaal bezworen door het volkomen nieuwe begin, de aankondiging van het einde van de ballingschap en de komst van een koninkrijk van gerechtigheid en vrede, een oord van rust en heil waarheen alle volkeren die zich eerder tegen Sion hebben verheven, nu gezamenlijk optrekken. Omdat daar de Koning van hemel en aarde koning is.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de hymne Veni redemptor gentium (Kom, bevrijder van de volkeren), gedeeltelijk teruggaand op Ambrosius, in de vrije bewerking van Luther (Nun komm, der Heiden Heiland) het zondagslied is geworden voor deze dag (LB 433), waarin niet alleen de komende geboorte, maar vooral de voleinding der wereld tegemoet wordt gezongen.

Psalm 24

Waar de Amerikaanse lutheranen met de Nederlanders Psalm 25 als introïtuspsalm hebben gehandhaafd, vanuit aloude bronnen, kozen de Deutsche Evangelische Kirche der Union en de Vereinigte Evangelisch-Lutherische Kirche Deutschlands in hun Evangelisches Gottesdienstbuch (1999, maar al eerder in de Ordnung der Predigttexte 1965) voor Psalm 24,7-10. Begrijpelijk wanneer het verband met en de nadruk op Matteüs 21 gelegd wil worden, en zo ook de verbintenis met Palmzondag, waar Psalm 24 de begeleidende psalm is bij het verhaal van de intocht. Maar deze eerste Adventszondag geldt dan ook opnieuw, en misschien wel als eerste, als een soort openingspoort naar het komende liturgische jaar. Dan klinkt: ‘Machet die Tore weit’ – inspiratiebron voor vele motetten en psalm-bewerkingen in de Advent – en: ‘Verheft u, aloude bogen, opdat de koning der ere binnengaat!’ met als antifoon: ‘Hosanna, de zoon van David! Gezegend hij, die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hoge!’ (Matteüs 21,9), of het alternatief: ‘Verheug u, gij dochter van Sion, en juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegeviert’ (Zacharia 9,9).

Intocht

Luther D. Reed merkt in zijn The Lutheran Liturgy (Philadelphia 1947/1960) op dat Luther om pastorale redenen en vanwege de prediking een beperkte revisie van het lectionarium voorstond. De keuze voor het verhaal van de intocht op de eerste Advents-zondag is zo’n revisie. Het markeert de opgang naar Jeruzalem, alsof een koning plechtig zijn (heroverde?) stad in bezit gaat nemen en intrek neemt in zijn residentie, en niet alleen deze plaats maar ook de toekomende tijd gaat beheersen. Niet voor alle ogen waarneembaar, het gaat tenslotte om Christus, om de waarachtige mens van God die onder het mom van het tegendeel – slechts in geloof – rijdend op een ezel, het jong van een lastdier, te ‘zien’ is. Tegelijk speelt de gedachte natuurlijk mee dat met deze intronisatie alle andere oversten van deze wereld het nu wel voor gezien kunnen houden. Immers, ‘de vorst van de wereld is reeds geoordeeld’ – ‘Waarom woelen de volken eigenlijk nog?’ (vgl. Psalm 2 – Kerstnacht). Hoe dan ook, de nacht is haast ten einde, de dag nabijgekomen, zoals Paulus schrijft, daarmee ook het begin en de volle inhoud van het evangelie van Jezus Christus verkondigend: het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Dit jaar een leven, een wereld lang.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken