Menu

Basis

Iedere kerk(vorm) heeft een veeleisende zending: Jezus navolgen in woorden en daden!

Martijn Vellekoop stelt in het recente rapport van de Protestantse Kerk in Nederland, Op hoop van zegen, dat het pionieren onder meer ‘blijdschap’ teweegbrengt binnen de Protestantse Kerk omdat ze ‘zien dat mensen die niets (meer) met de kerk hadden, worden geraakt door Gods liefde’. Hij stelt dat er ‘tegen de trend in nieuwe kerken ontstaan’. Deze opgetogenheid herken ik van toen ik vanuit mijn eigen roomskatholieke achtergrond de Anglicaanse Fresh Expressions of Church op het spoor kwam tijdens mijn recente doctoraatsonderzoek. Zulke initiatieven kunnen ook katholieken inspiratie bieden met het oog op de toekomst van de Rooms-Katholieke Kerk in Vlaanderen.

De vraag die na mijn onderzoek nog overeind blijft, is: ‘Is de RoomsKatholieke Kerk in Vlaanderen klaar voor een ommezwaai en vernieuwing of is deze kerk, sterker dan bijvoorbeeld de Anglicaanse en Protestantse Kerk gehecht aan ‘het stabiele’ aan ‘de pastoraal zoals ze die altijd gekend heeft’?

Dit is een van de vragen waarop ik in deze bijdrage reflecteer, tezamen met de vraag of deze kerkvormen nu wel of niet institutioneel ondersteund zouden moeten worden. Idealiter dient er in Vlaanderen een grondig en representatief empirisch onderzoek verricht te worden dat doorvraagt naar de openheid, enerzijds op het institutionele niveau (bij de bisdommen) en anderzijds bij de geëngageerde gelovigen zelf om met nieuwe kerken christelijke initiatieven te starten van bovenen onderaf.

Ik zie met wat er op pioniersvlak ontstaan is in Nederland ook heel wat gelijkenissen met de Anglicaanse en Methodistische Fresh Expressions of Church die hun officiële opstart kenden in 2004. Vanuit mijn onderzoek naar Fresh Expressions of Church zal ik reflecteren op een aantal aspecten van de pioniersplekken binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), vooral dan met betrekking tot het diaconale aspect van kerk-zijn. Over het algemeen genomen zou de PKN niet mogen nalaten om haar eigen nieuwe initiatieven steeds te blijven evalueren vanuit het evangelie en de tijdgeest. Het is ook altijd vruchtbaar om de dialoog aan te gaan met eventuele kritische stemmen binnen het kerklandschap en de samenleving.

Ik lees terecht in het evaluatierapport Op hoop van zegen dat pionieren binnen de PKN, net zoals bij de Anglicaanse Fresh Expressions of Church, meer dan een hobby geworden is. Wanneer tien procent van de kerken binnen de PKN een pionierskerk is, is het geen randverschijnsel meer maar hebben we te maken met een beweging die niet langer genegeerd kan worden.

Een grote verdienste, zowel bij de pioniersplekken van de PKN als bij Fresh Expressions of Church, is het grote aantal twintigtot veertigjarigen dat actief betrokken is bij deze nieuwe kerkvormen. Opmerkelijk, omdat deze leeftijdsgroep door de huidige gevestigde kerken nog nauwelijks bereikt wordt, wat sociologisch gezien een nog grotere weerslag zal hebben op de nu jongere generatie die nauwelijks meer via gezinssocialisatie in contact komt met het geloof, wat leidt tot een almaar grotere falende religieuze socialisatie.

Vellekoop stelt dat deze nieuwe beweging binnen de PKN echter de ontkerkelijking niet kan keren. Maar misschien hoeft dit ook helemaal niet de opzet te zijn? Sterker, ik zou willen stellen dat zending en evangelisatie vanuit kwantitatieve motieven en bekeringsdrang oude motieven zijn die kerkelijke vernieuwingsbewegingen beter kwijt dan rijk zijn. Dit geldt evenzeer voor de nog bestaande traditionele kerkvormen.

Wat vandaag met stip het belangrijkste is, is het verlangen naar authenticiteit en de waarde die de kerk nog wil hechten aan het evangelie in dialoog met de samenleving en de huidige tijd; met andere woorden, de waarde van christelijke woorden en daden vandaag. Als zo’n kwalitatieve kerkelijke aanpak leidt tot meer mensen die zich aangetrokken voelen tot de kerk, dan mag dit uiteraard met vreugde en dankbaarheid onthaald worden, maar dat is een heel andere insteek dan per se nieuwe kerken te willen stichten om het instituut kerk te doen groeien. Het belang van authentiek kerk-vormen is de derde thematiek binnen deze bijdrage, waarmee ik meteen van wal steek.

Er zijn voor het evangelie

In het PKN-rapport Op hoop van zegen wordt vanuit eenzelfde insteek als Fresh Expressions of Church gesproken over de hoop dat nieuwe kerken meer mensen dan vandaag het geval is, zullen kunnen overtuigen van de waarde van het evangelie. Hier wordt de kern van de zaak geraakt. Een kerk of nieuwe kerken moeten er niet zijn om eigen structuren te dienen, ze zijn er om het evangelie te dienen en om mensen te overtuigen dat het nog de moeite waard is om vandaag te leven vanuit het evangelie.

Wat houdt het evangelie dienen in? Voor de kerk wil dit zeggen dat ze zich inzet om het evangelie in woord en daad te leven en mensen en gemeenschappen hiertoe wil inspireren en erop toeziet dat deze tandem niet uit elkaar wordt gehaald. Ik denk dat het uit elkaar halen van de tandem – het belang van christelijke woorden én daden binnen de geloofsgemeenschap – een van de grote pijnpunten is binnen de Rooms-Katholieke Kerk (RKK) in Vlaanderen: de caritas is bijna volledig uitbesteed aan het christelijk middenveld. Maar de algemene trend sluit natuurlijk geen uitzonderingen uit. Ik spreek bewust over Vlaanderen, omdat het niet mijn intentie is te veralgemeniseren naar Nederland, al zullen er daar binnen bepaalde kerken vergelijkbare ‘authenticiteitsproblemen’ vast te stellen zijn.

Maar waar heb ik het dan eigenlijk over? Ik heb het over een kerk die zich door de tijd heen zeer sterk is gaan focussen op binnenkerkelijke zaken: vooral op catechese en het verzorgen van de eucharistische vieringen op zaterdag en zondag. Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie heeft de RKK als uitgangspunt genomen dat de gemeenschap van gelovigen opgebouwd wordt rond de eucharistie (Sacrosanctum Concilium 10), omdat deze beschouwd wordt als ‘bron en hoogtepunt van het christelijk leven’. Door dit zo scherp te stellen heeft men uiteindelijk het evangelie onrecht aangedaan en heeft dit er wellicht voor gezorgd dat kerkvormen vooral een zaak geworden is van het verzorgen van vieringen en catechese.

Is het voor een christelijke geloofsgemeenschap niet even belangrijk om iedere week te kunnen aantonen waar het christelijk verschil in daden ligt?

Gemeenschapsopbouw of de uitbouw van het christelijk leven gebeurt volgens het evangelie nochtans even sterk door het christelijk woord in de praktijk te beleven. Met andere woorden, ook het handen en voeten geven aan het geloof in het dagelijks leven én op meer structureel niveau aan naastenliefde en rechtvaardigheid werken, is evenzeer een bron en een hoogtepunt van christelijk leven. Jezus’ zending is gestart bij de minderbedeelden (cf. Luc. 4). De Vlaamse bisdommen willen verzekeren dat iedere christen zondag nog een eucharistie kan bijwonen in de eigen buurt (in centrumparochies), maar is het niet even belangrijk voor een christelijke geloofsgemeenschap om iedere week te kunnen aantonen waar het christelijk verschil in daden ligt?

Het evangelie navolgen is bovenal een én-énverhaal en is in eigen contreien te veel een ofofverhaal geworden, met alle gevolgen vandien voor het authentiek kerk-vormen. De daling in het vertrouwen van de kerk als instelling en daarmee samengaande voortschrijdende daling van de kerkgang, is volgens de Oostenrijkse theoloog en godsdienstsocioloog Paul Zulehner (2011) niet eenduidig te wijten aan bijvoorbeeld kerkschandalen alleen, maar in de eerste plaats aan het feit dat mensen de kerk niet meer als relevant zijn gaan beschouwen voor het eigen leven. Het eigenlijke ‘zinzoeken’ van mensen krijgt vandaag in heel wat kerken geen adequate spirituele voeding en praktisch antwoord.

Aandachtspunt nummer één voor de RKK is met stip opnieuw aan dit vertrouwen en deze relevantie werken. Dit kan niet simpeler uitgedrukt worden dan door te stellen: leef de moraal die je zelf predikt, wees een na te volgen voorbeeld en houdt woord en daad samen binnen het christelijk verhaal.

In die zin zou ik filosofisch willen stellen dat de kerk, en dit geldt voor iedere kerkvorm, geroepen is om steeds meer zichzelf te worden, steeds meer beeld van de God die ze eer wil brengen, steeds meer navolger van Christus, die als geen ander zowel als weldoener rondging als dat Hij ruimte maakte voor het verkondigen van het woord óf het woord via anderen op het spoor kwam.

Op deze laatste gedachte, het belang van het op het spoor komen van Christus buiten de eigen kerkmuren, komen we aan het einde van de bijdrage nog terug, wanneer we de ‘kom-enzie’- houding van de RKK in Vlaanderen afzetten tegen het belang van de ‘ga-naar-buitenbeweging’ als kerk.

Genoeg inzet op dienstbaar-zijn?

Fresh Expressions of Church willen in gelijke mate belang hechten aan christelijke woorden als aan christelijke daden, wat natuurlijk niet belet dat het in de praktijk soms wat anders loopt. Het besef binnen de pioniersbeweging van de PKN dat het niet draait om het willen ‘kopiëren van hippe vormen’ is zeer belangrijk. Het is een verwijt dat ook de Fresh Expressions of Church soms krijgen, als zou het gaan om kerken die gewoon hip, consumer-based, alternatief, postmodern, fris en postinstitutioneel willen zijn.

Pionieren draait vooral om het op tafel gooien van de wezenlijke vragen over de christelijke identiteit en de toekomst van de kerk

Het PKN-rapport maakt een sterk punt wanneer het stelt dat pionieren vooral draait om het op tafel gooien van de wezenlijke vragen over de christelijke identiteit en de toekomst van de kerk. Binnen het ontstaansschema van Fresh Expressions of Church valt het op dat het ‘in liefde dienen’ al op de tweede plaats staat!

Dit is een enorm statement: als je vandaag mensen nog wilt aanspreken als (nieuwe) kerk, moet je beginnen met te tonen dat je in de praktijk christen wil en kunt zijn, en op deze manier nieuwkomers inspireren. Dan zal er bijna spontaan interesse ontstaan naar de achterliggende motieven van pioniers en ontstaan er als vanzelf vragen als: ‘Van waaruit doe je dit?’, ‘Op welke manier inspireert Jezus je om zo te handelen en te zijn?’, ‘Hoe houd je dit vol?’, wat kan uitmonden in christelijke geloofsgesprekken, bijbellezen en het vieren als gemeenschap zodanig dat de christelijke inspiratie ook gevoed wordt via het woord.

Volgens onderzoekster Marinka VerburgJanssen waarderen niet-kerkelijke mensen het wanneer God expliciet ter sprake wordt gebracht, terwijl het vanuit de pioniers vaak als iets spannends wordt ervaren (PKN-rapport, 15). In de huidige cultuur blijkt het misschien wel opnieuw makkelijker om over God en geloof te spreken dan tien jaar geleden het geval was.

In het recente PKN-rapport is ook een van de twee belangrijke conclusies een pleidooi voor gemeenschapsactiviteiten doordeweeks, waarbij ik vanuit christelijk standpunt hoop dat het hier gaat om activiteiten die de bredere samenleving dienen (cf. de Franse bisschop Jacques Gaillot: ‘een kerk die niet dient, dient tot niets’). Tegelijk zet deze conclusie in het rapport ook het belang van vieringen in the picture voor christenen, wat dan weer pleit voor het én-én-verhaal van woorden en daden:

Heel wat pioniersplekken mogen nog sterker inzetten op het dienen, op de diaconale of hulpverlenende activiteiten

‘De zondagse vieringen nemen een belangrijke plaats in bij deze pioniersplekken. Toch blijken zondagse vieringen minder missionair potentieel te hebben dan activiteiten door de week. Voor (christelijke) vrijwilligers en randkerkelijke mensen zijn de vieringen wel belangrijk’ (PKN-rapport, 4).

Wanneer ik vanuit een evaluerende bril het rapport Op hoop van zegen lees, meen ik vanuit mijn gevoerd pleidooi over het samenhouden van daden en woorden, dat heel wat pioniersplekken nog sterker mogen inzetten op het dienen, op de diaconale of hulpverlenende activiteiten. Wanneer 68% van de ondervraagde pioniersinitiatieven stellen dat ze vieringen en maaltijden houden, dan zou dat cijfer in verband met de diaconale activiteiten zeker zo hoog mogen liggen, aangezien het doel van pionieren toch is om de mensen in contact te brengen met de waarde van het evangelie binnen het eigen leven en daar hoort het dienen van mens en samenleving steevast bij.

‘Luisteren’ naar de context

Misschien kunnen de PKN-pioniersplekken hiervoor nog extra inspiratie vinden bij de bovenstaande ontstaansfiguur van Fresh Expressions of Church en de duiding erbij: vele Fresh Expressions beginnen met een periode van luisteren naar de contextuele noden en naar wat men denkt dat God van hen in die context verwacht.

Bij de opstart van een Fresh Expression wordt er allereerst geluisterd naar God, om te ontdekken waar zijn missionaire Geest al aan het werk is ‘voorafgaand aan de kerk’ (‘ahead of the Church’) (Cray 2012, 21). Luisteren moet hier breed verstaan worden als het exploreren van de omgeving, het praten met mensen en te weten komen wat er leeft in een bepaalde buurt.

Pioniers proberen vaak via een lange periode hoogte en diepte te krijgen van de context: zoals de buurt, de problemen, de mensen, de geschiedenis van de plaats, de sfeer en de aanwezige bedrijven. Dat noemen ze een ‘missiedoorlichting’ (‘mission audit’): observeren en communiceren. Al de kwalitatieve en kwantitatieve data worden verwerkt tot er een soort ‘beeld’ opduikt van de buurt en gezocht wordt wat hun komst aan meerwaarde kan bieden voor de toekomst van de mensen en de kerk daar. Slechts vanuit het luisteren gaan pioniers onderscheiden in welke mate de christelijke spiritualiteit in de bestaande gemeenschap een mogelijk transformatieproces kan begeleiden.

Ik las in het PKN-rapport dat de aanloop naar een pioniersplek meer tijd in beslag neemt dan voorzien (één tot twee jaar), evenals het uiteindelijk vormen van een geloofsgemeenschap (soms vijf tot tien jaar). Dit is geen lacune, maar een sterk pluspunt van hoe het vandaag gesteld is met het pionieren binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Op die manier kan er gegaan worden voor kwaliteit en focus, die mijn inziens initieel (van bij de opstart) geïnspireerd mag zijn op de Fresh Expressions manier van ‘luisteren’, die ook daar vaak meer dan een of twee jaren in beslag neemt.

Misschien kan de pioniersbeweging van de PKN bij de ‘doorstart’ van een pioniersplek, net zoals Fresh Expressions of Church, ook in haar werkdefinitie het belang van het dienstbaar-zijn van de context beklemtonen – dat start al bij het op een bepaalde manier ‘luisteren’ naar de context, waarbij er altijd ook op zoek gegaan wordt naar plaatselijke ‘noden’ waar christelijke initiatieven misschien het verschil kunnen maken. Die verwijzing naar het belang van het diaconale lijkt nu expliciet afwezig:

‘Een pioniersplek is een nieuwe vorm van kerk-zijn voor mensen die niet naar een kerk gaan. Allerlei vormen kunnen daarbij gebruikt worden. Afstemming op de context, werken vanuit gedeeld geloof binnen het pioniersteam en duurzame gemeenschapsvorming zijn daarbij belangrijk.’

In de werkdefinitie van de Fresh Expressionsbeweging staat onder meer deze zin wel: ‘Ze komen tot stand door gebruik te maken van principes als luisteren, dienen, geïncarneerde zending en het vormen van leerlingen.’

Het gaat hier over het ‘in liefde’ dienen en niet het dienen van de kerk zelf. Het dienen gaat over het zich willen engageren voor het rijk Gods. Aartsbisschop Graham Cray, een van de grote bezielers bij de opstart van Fresh Expressions of Church in Groot-Brittannië, benadrukt het volgen van Gods wil en het willen realiseren van Zijn Rijk en het daarbij afzien van een strategisch bepaalde kerkagenda, omdat volgens hem een Fresh Expression anders geen lang leven beschoren is (2012, 21).

Dienende gemeenschap vormen

Cray benadrukt als derde stap in het schema het belang van het vormen van een dienende gemeenschap: ‘Voor velen moet erbij horen voorafgaan aan geloven; aanvaarding door het volk van God moet er zijn voordat het mogelijk is om Gods aanvaarding te begrijpen en te ontvangen’ (2012, 23). Volgens Cray is het niet aangewezen om een Fresh Expression te starten met alleen het vieren – de vijfde stap in het schema: ‘de kerk krijgt vorm’. Hij beschrijft hierin een gevaar op het vlak van beeldvorming, omdat dan de idee kan ontstaan dat mensen uitgenodigd worden op een ‘solitair’ vieringsmoment dat losstaat van een gemeenschap, waarbij er een band is tussen de leden van de gemeenschap en er een opening kan zijn om leerlingen van Christus te worden (de vierde stap in het schema: ‘het leerlingschap exploreren’ of ‘exploring discipleship’). In die zin meent Cray dat het opportuun is om eerst te werken aan de opbouw van een gemeenschap, die dan kan evolueren tot een vierende gemeenschap (2012, 24-25).

De pioniersplekken binnen de PKN kunnen ook inspiratie putten uit de cirkel ‘het verkennen om leerling te worden’. Het belang van het woord binnen de christelijke traditie gaat om meer dan het vieren en het lezen uit de Bijbel. Het gesprek tussen christenen of tussen christenen en niet-christenen (of christenen in wording) over zingeving, over hoe het evangelie betekenis kan krijgen in het eigen leven binnen een kwetsbare, veilige en open dialoog, is vandaag enorm belangrijk om authentiek geïnspireerd te kunnen zijn als gemeenschap. Ook daarop mogen de pioniersplekken (en in se iedere vorm van kerk) flink inzetten, zelfs nadat de geloofsgemeenschap reeds vorm kreeg. Zulke gesprekken worden nooit overbodig en horen bij het in balans houden van woord en daad.

Een voortdurende zelfevaluatie en een voortdurende toetsing aan het evangelie en de eigen context is geen overbodige luxe

Behoefte aan (institutionele) ruimte

Het valt toe te juichen dat steeds meer plaatselijke gemeenten binnen de PKN ‘royaal ruimte bieden aan pioniers’ (PKN-rapport, 12). Binnen West-Europa, waar kerken nog niet te vergelijken zijn met een echte ‘concurrentiële markt’ zoals in de Verenigde Staten, hebben pioniersinitiatieven niet veel kans van slagen wanneer ze niet institutioneel ondersteund worden. Binnen de Anglicaanse en Methodistische Kerk in Groot-Brittannië bestond er ook van meet af aan institutionele beleidsondersteuning dat zich uit in vele aangeboden vormingsdagen, in een goed uitgewerkte ‘overkoepelende’ website, in aangeboden cursussen om een pioneer minister te worden (een nieuw ambt binnen deze kerken voor zowel leken als gewijde personen), in vele uitgegeven boeken (ook door betrokken en enthousiaste bisschoppen) en door financiële steun waar nodig.

Met betrekking tot de RKK in Vlaanderen zal er echter een sterke mentaliteitswijzing nodig zijn die zich schaart achter een decentralistisch denken. Het eenheid-in-diversiteitsdenken is zeer kenmerkend voor de Rooms-Katholieke Kerk, maar het lijkt erop dat de aandacht in het verleden vooral lag bij het eenheidsdenken en bijgevolg minder bij het diversiteitsdenken.

Met de huidige paus Franciscus wordt er echter een lans gebroken voor een sterker decentraal denken. Inhoudelijk geeft paus Franciscus in Evangelii gaudium (EG) expliciet aan dat hij niet het idee wil geven op alle vragen van de lokale kerken een antwoord te hebben. Hij wil hierin de plaats van de plaatselijke bisschoppen niet vervangen en hij wil dan ook tijdens zijn pontificaat verder werk maken van een ‘heilzame decentralisatie’. Hij geeft aan dat elke context en plaatselijke cultuur zijn eigen kerkelijke uitdagingen kent (cf. EG 16). Te veel centralisatie houdt de dynamiek binnen de kerk, die hij zo nodig acht, tegen (cf. EG 32).

De dynamiek waar de paus voor pleit, past heel sterk binnen het denken van Fresh Expressions of Church en de pioniersplekken in Nederland, op voorwaarde dat deze initiatieven na verloop van tijd niet op zichzelf gaan terugplooien, maar steeds de band met samenleving en context behouden en aanhalen. Een voortdurende zelfevaluatie en een voortdurende toetsing aan het evangelie en de eigen context is geen overbodige luxe. Het laatste element van het ontstaansschema van Fresh Expressions of Church (‘do it again’) gaat onder meer daarover.

Paus Franciscus’ apostolische exhortatie Evangelii gaudium wordt soms een van de meest vernieuwende teksten sinds Vaticanum II genoemd (Hallein, 32). De paus wil met deze exhortatie werk maken van een ‘missionaire vernieuwing’ door de Rooms-Katholieke Kerk aan te sporen de gekende paden te verlaten en zich naar anderen te richten.

Eenzijdige focus op ‘kom-en-zie-manier’ van kerk-zijn en kerk-vormen, gedacht vanuit de bestaande kaders

De dynamiek die paus Franciscus op het spoor wil komen voor ‘zijn kerk’ is een kerk die durft gaan voor hervorming en zich ervoor behoedt om steeds achter zich te kijken om niet in een zoutklomp te veranderen (Gen. 19,26). Hij vraagt eigenlijk dat alle christenen opnieuw naar de kern van het evangelie zouden gaan om zo nieuwe ‘missionaire leerlingen’ te worden die het evangelie authentiek uitdragen in woorden en daden.

Enkel zo kan de Rooms-Katholieke Kerk zich volgens de paus inschakelen in Gods zending (Missio Dei) en hiervoor moet ze als kerk ook sterker durven loslaten en de diversiteit meer durven omarmen: het één-zijn van de kerk wordt gegarandeerd wanneer iedere kerk zich engageert om te leven vanuit Gods’ Geest, daarna ontstaat er ruimte voor verschillen tussen kerkvormen en christelijke initiatieven. Voor paus Franciscus moet een kerk ‘riskeren om fouten te maken’ (‘risk making mistakes’) door naar buiten te gaan in de wereld en mensen te ontmoeten waar ze zich bevinden. De kerk van deze paus is een kerk die een ‘cultuur van ontmoeting’ (‘culture of encounter’) bevordert.

Een van de redenen dat er nog geen Fresh Expressions of Church, pioniersplekken of gelijkaardige initiatieven omarmd werden binnen de RKK van Vlaanderen ligt wellicht in het nog niet eigengemaakt hebben van de nieuwe weg die deze paus voor zijn kerk ziet.

Wanneer ik visieteksten van Vlaamse bisdommen bestudeer, valt vooral een eenzijdige focus op de ‘kom-en-zie-manier’ van kerk-zijn en kerk-vormen op, gedacht vanuit de bestaande kaders. We zien algemeen dat de bisdommen getracht hebben met de idee van grotere pastorale eenheden, pastorale zones of nieuwe parochies de krachten te bundelen in de kerk, zodanig dat het op financieel, materieel en menselijk vlak nog haalbaar en werkbaar blijft om inhoud te kunnen geven aan de territoriale pastoraal.

De meer kritische vraag die ik hierbij stel, is of deze gekozen – en toch wel dominante – weg in de visieteksten wel zal leiden tot een vernieuwende missionaire wind in de Vlaamse kerken? Is de aanpak niet te veel ‘kerk-gecentreerd’ in plaats van ‘rijk-Godsgericht’? Ik lees in de bisdomteksten dat eenieder gezonden wordt vanuit de zondagsviering, maar start de zending niet bij God Zelf die zich zowel binnen als buiten de kerken bevindt?

Nu, er zijn in de visieteksten ook heel wat zoekende vragen en houdingen te vinden. Ik denk dat de bisdommen misschien moeten proberen om datgene wat ze zelf de twee hoofdelementen van de zending van de kerk noemen – namelijk het in woord en daad evangeliseren naar het voorbeeld van Jezus’ zending – meer in balans te verwoorden, zodanig dat ze in de praktijk ook evenveel en gelijkwaardig aandacht krijgen.

Wanneer het beleid binnen de RKK erin slaagt om een nieuwe synthese te smeden tussen het christelijk geloof (het evangelie), de traditie, de hedendaagse context en de vernieuwde visie van paus Franciscus, kan er ook binnen deze kerk ruimte ontstaan voor echte vernieuwing en voor pioniersinitiatieven met hopelijk ook een nieuw ambt, zodat ook niet-priesters de leiding kunnen nemen over een pioniersplek.

Misschien ligt het pijnpunt vandaag niet zozeer bij de kloof tussen het evangelie en de cultuur, zoals ik in een van de Vlaamse bisdomteksten lees, maar eerder bij de kloof tussen de kerk en de cultuur, die misschien onnodig groot geworden is door een te sterke focus op een bepaald element van de zending van de kerk, wat meestal samenvalt met de zorg voor de viering op zaterdag of zondag.

Wanneer de bisdommen de hoop uitdrukken dat het evangelie meer aanwezig zou zijn onder de mensen, denken we dat de kerk nog veel meer haar vensters en deuren moet opengooien, niet enkel om frisse wind en mensen binnen te laten, maar ook om zelf meer met het evangelie in woord en daad in de samenleving aanwezig te zijn, zodanig dat de kerk, om het met paus Franciscus te zeggen, overal hoop kan wekken. Op hoop van zegen.

Literatuur

(sd). Opgehaald van www.freshexpressions.org.uk: http://www.freshexpressions.org.uk/.

Constituties en Decreten van het Tweede Vaticaans Concilie (1967). Katholiek Archief.

Cray, G. (2012). Communities of the Kingdom. In: G. Cray, I. Mobsby & A. Kennedy (red.). Ancient Faith, Future Mssion. Fresh Expressions of Church and the Kingdom of God (pp. 13-28). London: Canterbury Press.

Franciscus (2014). De vreugde van het Evangelie. Apostolische exhortatie Evangelii gaudium. Brussel: Licap.

Gaillot, J. (1991). Als de kerk niet dient, dient zij tot niets. Averbode: Altiora.

Hallein, P. (2015). Kerk en evangelisatie. Van Vaticanum II tot paus Franciscus. In: Collationes. Tijdschrift voor Theologie en Pastoraal 45/1, pp. 31-46.

Protestantse Kerk Nederland (PKN) (2017). Op hoop van zegen. Ontwikkelingen, geleerde lessen en uitdagingen na acht jaar pionieren. lerenpionieren.nl/wpcontent/uploads/2017/01/Tussenstand-pionierenjanuari-2017-Op-hoop-van-zegen.pdf.

Zulehner, P.M. (2011). Verbuntung. Kirchen im weltanschaulichen Pluralismus Religion im Leben der Menschen 1970-2010. Ostfildern: Schwabenverlag.

Liesbeth (dr. D.M.) Pulinckx) promoveerde in juni jl. op de dissertatie Een ‘mission (im)possible’ voor de kerk?! Uitdagingen voor de rooms-katholieke kerk in Vlaanderen geleid door hedendaagse missionaire inzichten. Ze is verbonden aan de faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven. Daarnaast is zij stafmedewerker bij de vzw Logia, een christelijke denktank (www.logia.be).

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Blijf in mijn liefde’

De zesde zondag na Pasen, de laatste voor Hemelvaartsdag: in de ‘oude bedeling’ (waar zijn al die mooie, veelzeggende Latijnse zondagsnamen toch gebleven?) heet deze zondag Rogate, bidt! Willem Barnard schreef ooit: ‘Na Pasen gaat het van jubelen, Jubilate, via zingen, Cantate, naar bidden, Rogate.’ Zo is het en niet andersom: van expressie naar impressie, van de uitbundige jubel om zijn daden naar het ingekeerde gebed om Gods nabijheid… juist wanneer afscheid nadert.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Nieuwe boeken