Menu

Premium

Ik zal u niet vaderloos achterlaten

Bij Johannes 14,15-21

Klassiek zet Psalm 27 de toon met het Exaudi Domine vocem meam, dat deze zondag ook zijn naam geeft – Exaudi. Een andere benaming is Wezenzondag, naar de lezing uit Johannes 14(,18). Die naam wordt nader ingekleurd door Psalm 27,10: ‘Al hebben mijn vader en moeder mij verlaten, toch neemt de Heer mij aan.’

Zie voor Psalm 27 als Introïtus bijvoorbeeld: W. Barnard, Binnen de Tijd, 152vv.

De Johanneslezing is traditioneel een van de tekstgetuigen voor het dogma van de Triniteit Gods. Een tekst met een indrukwekkende Wirkungsgeschichte, die onvermijdelijk als denkraam over de tekst ligt. Kan hij ook los daarvan gelezen worden? Of slaat de doctrina de maat?

Parakleet

Parakleet is een bij uitstek johanneïsch woord. Het komt vijf keer voor in het Nieuwe Testament, waarvan viermaal in het Johannesevangelie en eenmaal in de eerste Johannesbrief (2,1) – de NBG-vertaling (1951) vertaalt paraklètos hier met ‘voorspraak’; de NBV vertaalt consequent met ‘pleitbezorger’. Het is een passivum van het werkwoord parakaleo, dat letterlijk ‘ergens bijroepen, te hulp roepen’ betekent. Advocatus (advocaat) is de letterlijke overzetting naar het Latijn en dat woord geeft de betekenis goed weer. De parakleet geeft bijstand, is pleitbezorger voor wie er zelf niet uitkomt, getuige à décharge. In de Oudheid –het woord is tot in de vierde eeuw voor Christus te traceren – wordt het vooral in de juridische sfeer gebruikt.

Zie voor een uitvoerige beschrijving van geschiedenis, achtergrond en betekenis(sen): ThWNT, Bd. V.

Trooster

In de Septuagint komt het woord niet voor; wel de meervoudsvorm paraklètores, als een vertaling van een van de Hebreeuwse stam nacham afgeleid woord. In Job 16,2 antwoordt Job op de rede van Elifaz: ‘Dat heb ik al vaak gehoord, gij zijt allen jammerlijke vertroosters.’ In het late jodendom is het een Messiastitel: trooster. Het Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament verklaart de betekenis ‘trooster’ uit die achtergrond: ‘dass einmal auf Nebensträngen der Übertragung des hebräischen Alten Testamentes ins Griechische die Bedeutung Tröster für paraklètos auftaucht, ist ein Ausnahmefall.

In het Hebreeuws van de rabbijnse literatuur wordt het Griekse paraklètos als leenwoord overgenomen, getranscribeerd. Het duidt hier de ‘voorspraak’ bij God aan. Tegelijkertijd blijken ook goede werken goede getuigen te kunnen zijn en kunnen ze van pas komen in het goddelijk gericht.

In onze contreien is de vertaling ‘trooster’ in zwang gekomen. Luther vertaalde het zo – voor ons een verwarrende vertaling. In Luthers dagen immers had het Duitse Trost (verwant aan het Engelse trust) nog volop de betekenis ‘bijstand, helper’ en ‘kracht geven’. Later duidde het woord veel minder een actieve handeling aan en kreeg het een meer emotionele lading.

Stand-in

In 1 Johannes 2,1 is parakleet een epitheton voor Jezus, die voorspraak is bij God, voorspraak van zondigende christenmensen: hier wordt het woord in de klassieke, juridische betekenis gebruikt. In Johannes 16,7-11 is de parakleet niet de advocaat in het goddelijk gericht, maar een stand-in voor de leerlingen: Híj zal de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel. Daar – en op de andere tekstplaatsen (Joh. 14,16.26; 15,26) – is de parakleet de geest, zonder welke de leerlingen hun roeping niet kunnen waarmaken.

De geest van de waarheid

Opmerkelijk is de nadruk op het houden, het doen van de geboden. De lezing begint en eindigt ermee. Ook 14,23 (‘mijn woord bewaren’) en 15,14 (‘doen wat Ik gebied’) wijzen op het belang van doen en bewaren: geloven is doen. Een Engels commentaar

Lectionary.org, online geraadpleegd 21.8.12, zie ook Lectionary Studies.com.

wijst enigszins verbaasd op het meervoud ‘geboden’: Jezus heeft toch maar één gebod gegeven, ‘dat gij elkander liefhebt’ (Joh. 13,34). Dat Jezus jood is en dat die geboden ‘van Hem’ de geboden van de Tora zijn, ziet men over het hoofd.

Hij zal tot de Vader bidden – zo doet Hij dus precies wat van een parakleet in de boeken staat – en die zal een ándere parakleet geven: de geest. De geest van de waarheid (de genitief kan adjectief uitgelegd worden), hier klein geschreven – dat wil wel eens helpen bij het afleggen van al te forse theologische ballast, die de tekst soms overhaast in de rede valt. Wat dat ook voor een geest moge wezen, de wereld kan hem in elk geval niet ontvangen. Dat lijkt ze overigens ook in het geheel niet te wensen, zie Johannes 3,19: de mensen hebben het duister meer liefgehad dan het licht.

Niet als wezen

‘Ik zal u niet als wezen achterlaten’ (14,18). Het Griekse aphièmi is een veelgelaagd woord. Het kan van alles betekenen, van ‘wegzenden’ en ‘wegjagen’ tot en met ‘toelaten’ en ‘achterlaten’. Zonden worden weggejaagd, leerlingen (niet) achtergelaten. In elk geval niet als wezen. Letterlijk staat er ‘halfwezen’: orfanos betekent in het bijzonder ‘vaderloos’. Het kan ook gebruikt worden om leerlingen aan te duiden die hun leraar zijn kwijtgeraakt, gezellen zonder meester die zonder vraagbaak en raadgever verder moeten.

‘Ik kom’. Er wordt een praesens gebruikt, bij wijze van intensivum. Ik kom – je zult het zien. De wereld niet, maar die ziet dan ook van nature niet uit naar waarheid en licht, zeker bij Johannes niet. Intussen is het wel de vraag, waar Jezus op doelt. Op zijn verschijningen na de opstanding? Die zijn inderdaad nogal particulier van aard, uitsluitend in kleine kring zichtbaar.

Vers 14,15 zet het liefhebben voorop: als je Mij liefhebt, zul je mijn geboden bewaren – dat bewaren is kennelijk een logische consequentie van het liefhebben. Vers 14,21 draait daarentegen de volgorde bewust om: daar is het houden van de geboden een indicatie van de liefde. Wie de geboden heeft, die ‘heeft Mij lief’. En wie dat doet, zal geliefd zijn bij de vader. Een alternatieve drie-eenheid: geboden, zoon, vader.

Bij Johannes 14:15-21

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken