Menu

None

Insiders en outsiders

Bonhoeffer adviseerde op Finkenwalde om de kerstpreek een maand voor kerst al gereed te hebben. Dat voorkomt dat je meegesleept wordt door allerlei sentiment, aldus Bonhoeffer. December is inderdaad ook een meeslepende maand, meeslepend naar allerlei soorten van stemming en emotie. In dit korte artikel overdenken we enkele homiletische spanningsvelden die zich aandienen in de weken van Advent, Kerst, Oud & Nieuw.

Spreken en zwijgen
In de Adventstijd kan ik persoonlijk het woord ‘dromen’ niet meer horen. Advent is niet ‘vrij-uit dromen’, zoals allerlei kerkelijke candlelight-magazines en adventsprojecten al jarenlang socialiseren. Advent gaat niet over onze dromerijen. Advent gaat over daden die aangekondigd zijn, door God, en die daarom gebeuren. Advent begint überhaupt niet bij onze verwachting, maar bij Gods belofte. Advent is dan ook een tijd van inkeer, van boete, van purificatie, van het uitzuiveren van al mijn dromerijen en het me weer beseffen hoezeer ik vaak daarmee God hinder.

Het is heerlijk om in de Adventstijd uit de profeten te preken, of over de Adventsgestalten (Zacharias, Maria, Anna, Simeon), maar in al deze gedeelten ligt de nadruk veelal op het wachten, op Gods handelen, en juist op de desillusie als het gaat om menselijke plannen of menselijke dromen. Zijn die Adventsgestalten trouwens an sich niet gestalten van een verborgen, wachtende kerk, die tot weinig in staat is, maar die ‘in stand gehouden wordt door God Zelf tegen het woeden van de gehele wereld, hoewel zij soms een tijdlang zeer klein is en tot niets schijnt te zijn geworden’? Ga maar na: een stomme priester, een meisje van een jaar of 15, een oude profetes. Als God begint te handelen, blijkt dat er wachtenden zijn. Niet omdat zij grote dromen hadden, maar diepe verwachting koesterden.

Ik merk mijn allergie voor romantische begrippen als dromen, liefde, licht, vuur, het kind. Misschien ligt daar één van de belangrijkste homiletische spanningsvelden, deze maand. Hoe snel grijpt ook de prediker niet naar de clichés en de plattitudes. Omdat het druk is, omdat de mensen die taal verwachten, omdat het zo verleidelijk is de preek van een paar jaar geleden te pakken.

Henri Nouwen benadrukt het belang van het bewaken van het innerlijke vuur, en van de verborgen omgang met God. Hij gebruikt het beeld van een stoombad, waarvan de deur steeds open staat, waardoor alle warmte wegwaait in het niets. Zo is het vaak met de mond van voorgangers, zegt Nouwen, wanneer die mond voortdurend spreekt. Het innerlijke geheim van de omgang met God bewaken is in de kerstmaand onontbeerlijk. Als wij te veel, en te slordig, en te lui, met taal over God omgaan, is onze mond als die openstaande deur van het stoombad. Alle kracht uit de woorden verdwijnt, het mondt uit in eindeloos gepraat, in volslagen risicoloze en voorspelbare woorden. Op den duur rest ons dan van binnen niets dan dode as.

Dat is de grote spanning van Advent en Kerst: dat is ergens ook een spanning van laffe taal, van dode worden, van museale bijeenkomsten. Juist in deze maand is daarom het bewaken van een persoonlijke vroomheid van groot belang. Lees deze maand eens een nieuw boek dat de belofte in zich draagt van frisheid en diepgang, zoek regelmatiger de afzondering, begeef je eens wat meer op de plekken om je heen en in jezelf waar werkelijk geleden wordt, en waar de kitsch dus geen stand houdt.
Twee jaar geleden las ik tijdens Advent de dagboeken van Jochen Klepper (Unter dem Schatten deiner Flügel‘, Stuttgart 1957/Gießen 1997), het onthutsende leven van een fijngevoelig dichter, getrouwd met een Joodse vrouw; hun jaren van wanhoop, afbraak, geloof en dood. In die dagboeken beschrijft Klepper ook zijn beleving van kerst, met name in de oorlogsjaren, wanneer de dood hen naar de keel grijpt en hen langzaam wurgt. Het heeft mij die hele maand bij de Zaak gehouden die in het Evangelie aan de orde is, zeker met kerst. Als wij het kerstevangelie binnen stappen, betreden wij geen steriele wereld, maar een wereld van draken. Als Jezus geboren wordt, zei iemand, laat de duivel zijn bloedhonden los, en roept: Grijp Hem.
Dit jaar ligt een heel ander boek op tafel: Inside the Christmas Story. Reflections for Advent, van Anthony en Melany Bash (Bloomsbury 2012).

Solidariteit en distantie
Het is voor mij heilzaam iedere advent de kerstbrief van Miskotte te lezen (‘t Liep tegen het nieuwe jaar’). Die brief ademt solidariteit uit, met al die wonderlijke buitenstaanders die we in allerlei diensten deze maand tegen zullen komen. Miskotte benoemt de eenzaamheid die je met kerst overvalt, van heimelijk uitzien naar het andere, en tegelijkertijd niet of amper kunnen geloven. Enerzijds het volledig honoreren van de desillusie die ieder mens overvalt, en tegelijkertijd die wonderlijke tegenspraak: ‘Uw eenzaamheid is een waan: God zelf is mens geworden’. Nota bene, Miskotte: ‘Heel het oude Europa siddert in het voorgevoel van een eigensoortige verdoemenis, want Jezus van Nazareth gaat voorbij’. En tegelijkertijd: ‘Ja, het zal ons bereiken, op één voorwaarde: dat wij blijven op onze plaats! En dus eerlijk bekennen, wie wij zijn en dat wij uit onszelf niet kunnen geloven. En dus geen geestelijk bezit bijeenrapen, om onze schamelheid te bedekken’. Het fascinerende is dat Miskotte een soort gezamenlijkheid schept, van buitenstaanders en binnenstaanders, dat wij samen begrepen zijn in dit wonder van de incarnatie. ‘Lieve dwaas’, zegt Miskotte in die brief tegen zijn lezer. Wat is het een verademing wanneer die atmosfeer de prediking in deze maand domineert.

En tegelijkertijd lees ik Barnard, in die fulminerende passage in ‘Stille Omgang‘ (zie de bijlage) over het escapisme van kerst, over de vlucht naar de innerlijkheid: een lief plaatje van een pril gezin, wat huisdieren erbij, geluiden van een slapend land, ‘de schemerlamp van de leugenachtigheid’. Barnard benadrukt dat de klassieke kerstliturgie psalm 2 kent, en psalm 93 en psalm 110, over de jonge messias die woedend is op regeringsleiders en hen stukslaat als aardewerk, over de nieuwe koning die de oude machten mores leert. Kerst is geen hemels valium, maar van huis-uit een kritisch feest. In die zin is ook de tegenspraak geboden.

In een dispuut in Nijmegen met dr Allistair McGrath, een aantal jaar geleden, pleitte een Nijmeegse hoogleraar voor het begrip ‘No-needfor-God-ism. Atheisme was hem een te rationele term. Het ging volgens hem in onze cultuur er veel meer om dat wij gewoon God niet meer nodig hebben. Dat is inderdaad een realistische benaming voor de atmosfeer waarin wij Kerst vieren. En laten we realistisch zijn: Als de winkerliersvereniging een après-ski organiseert in het dorp, met spuitsneeuw, wat schlagers en hoge tafels met borrelnootjes, misschien gaat de helft van de bezoekers van de kerstnachtdienst dan wel liever daarheen. Ik weet niet of de kerk nog de moederkloek is, die met kerst haar vleugels breed uitspreidt om al haar kuikens te verzamelen.

Dat is een soort polaire spanning die iedere advent en kerst weer opnieuw gezocht moet worden, en die elke kerstpreek opnieuw tot een soort nieuwe catharsis moet komen: een duizelingwekkende inclusiviteit (Miskotte), en tegelijkertijd een zuiverheid in de verkondiging (Barnard). Misschien dat de zin uit T.S. Eliots The journey of the Magi, een soort respijt geeft. Eliot eindigt zijn gedicht met de zin dat zij ‘no longer at ease here‘ waren, with an alien people clutching to their gods‘. Misschien dat we ergens duidelijk kunnen maken dat deze God inderdaad kind werd, zodat iedereen erbij kan komen (Luther), maar dat tegelijkertijd die ontmoeting je uit het lood slaat.

Zuurheid versus vreugde
Ik merk aan mijzelf in deze maand de hoop dat deze polaire spanningen (tussen spreken en zwijgen, solidariteit en distantie) overwonnen worden in een nieuwe synthese. Al snel sluipt er in de prediking iets van een aanklacht naar anderen toe, alsof wij zelf daar niet onderdeel van zijn. Ik denk: Het is ongepast om zuur te zijn op een hoogtijdag van het christelijke geloof. Het is juist de kunst om te proberen iets van de diepe vreugde te verwoorden die ons ten deel valt in dit Feest. Daar ligt de hermeneutische en de homiletische uitdaging. Deze week bespraken we met catechisanten het thema ‘dankbaarheid’. En al snel is de morele en geestelijke claim voelbaar dat wij dankbaar horen te zijn. Maar je ziet jonge mensen peinzen: Waarover dan precies? Over gezondheid, eten en drinken, vriendschap en verkering valt nog te praten. Maar: Jezus Christus, de incarnatie en de verzoening, de beweging van God naar ons mensen? Daar zullen wij alle zeilen bij moeten zetten om in leefwerelden van nu de vreugde en de dankbaarheid inzichtelijk te maken, voorstelbaar, beleefbaar. Niet alleen voor buitenstaanders, ook/juist voor de routiniers in geloven.

In Wapenveld heeft dr Arjan Plaisier twee prachtige artikelen geschreven die behulpzaam zijn in deze maand. Een artikel over de zonde van de traagheid: goede achtergrondliteratuur bij een preek over de herders die ‘met spoed’ naar de stal gingen. Mooie uitdaging: Leg in je kerstpreek nu eens werkelijk uit waarom wij met spoed naar die stal zouden moeten gaan. En een ander artikel, ook in Wapenveld, over ‘Het Feest gaat door’, over de vreemde feesten die christenen vieren, waarin het draait om een kribbe, een kruis en een open graf. Het zijn behulpzame denkoefeningen om steeds de essentie terug te vinden van waarom wij dit feest vieren en waarom dit ons beslissend blij maakt.

Op een wonderlijke manier kun je zo ook juist de huiselijkheid van het Kerstfeest terug winnen. De intimiteit die eigen is geworden aan de kerstsfeer in het Westen is ook een gevolg van de gewijde sfeer die over het mensenleven ligt, zegt Plaisier, daar wij begrijpen dat God Zelf dat mensenleven opgezocht heeft. Er ligt daarom een goddelijke glans op het menselijke vlees. Kerst ontneemt je de burgerlijkheid, maar kan je ook iets van een evangelische huiselijkheid terug geven. Deze God wil met ons wonen, wil om ons geboren worden en is om ons leven en ons behoud gestorven.

Prediking
Ik hoorde een keer van een huwelijksdienst waarin de predikant als volgt begon: ‘Geliefd bruidspaar, vandaag draait het de hele dag om jullie. Behalve hier. Hier op dit moment moment in de kerk, draait het om God. Die jullie verbindt’. Is dat niet de toon die we hebben te vinden in deze weken van Advent en Kerst? Kerst gaat over God. Die handelt. En het is dat heilige gebeuren waarvan wij deelgenoot worden gemaakt. In allerlei wazige adventsprojecten, in allerlei familiesores, in allerlei drukte om onszelf, is heldere en frisse prediking nodig waarin het draait om God die handelt.

In zijn preekbundel ‘Die neue Zeit‘ staat een pinksterpreek van Eduard Thurneysen, en daar roept hij het beeld op van straatjongens die staan te kijken naar een kinderfeest in een tuin. Het is een feest waarin alleen ‘gegoede kinderen’ zijn uitgenodigd. En je ziet die straatjongens met open ogen kijken naar het grote plezier dat die bevoorrechte kinderen daar in die tuin beleven. Maar zij staan buiten. Thurneysen mediteert dan over het gevoel ‘buitenstaander’ te zijn. Dat overvalt ons met Pinksteren als we de apostelen met tongen van vuur op hun hoofd, grootse dingen zien zeggen. Dat buitenstaander-zijn overvalt ons wellicht allemaal, wanneer we getuige zijn van de grote daden Gods. Daar is ons leven toch veel te armoedig voor, zo denk je stilzwijgend.

Wat is het een wonder wanneer kerstpreken dusdanig begenadigd worden, dat kinderen van de straat doorkrijgen dat er een God is die hen binnen roept.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken