Menu

Premium

Is de online dienst een vloek of een zegen voor de bediening van het Woord?

Het is weer zondagmorgen. Een jaar geleden had ik je voor gek verklaard als je mij had verteld dat we iedere zondag op de bank de dienst moesten volgen. Het was altijd al lastig om de kinderen mee te krijgen, maar ze zijn al helemaal niet warm te draaien voor een uurtje kerkdienst-kijken. Het vragenvuur moet weer beantwoord of genegeerd worden: ‘Dat kunnen we over een uur toch ook wel doen?’ of ‘Kunnen we niet iemand anders kijken?’ Ik moet toegeven dat het voor mij ook lastiger is om de dienst te volgen. De dominee is zo dichtbij, midden in onze woonkamer, maar toch ver weg op een scherm. Het maakt mij nog meer dan eerst een bankzitter. Ik speel in het spel geen rol.

Een kort verhaal dat schetst wat vele christelijke gezinnen herkennen. De zondagmorgen is in een jaar tijd volledig veranderd, zoals zoveel in het dagelijks leven. De kerkdienst op zondag kan niet meer bezocht worden door de hele gemeente en dat is lastig. Maar is het alleen maar een last of biedt dit ook mogelijkheden?

Homiletische doordenking

Het Woord

Wat is de betekenis van de online setting van de preek voor het Woord? De preek is vanouds sterk woordelijk bepaald. De samenleving is steeds meer veranderd in een beeldcultuur waar woorden van minder belang zijn. Albrecht Grözinger bespreekt in zijn Homiletik de vraag of deze ‘iconic turn’ in de samenleving ervoor gezorgd heeft dat er kortsluiting ontstaat tussen de Woorddienst en de beeldcultuur.

Grözinger, Homiletik, 269-273.

In een recente dissertatie van Weiwen Tu, A praxis of oral homiletics, wordt gesteld dat technologische ontwikkelingen (m.n. het internet) het woordbegrip (Woordbegrip!) in gevaar hebben gebracht:

‘The adoption of visual media devices, striking and efficient though they can be, brings forth a religious conflict between sight and language, idols and the word, and reality and truth (…).’

Tu, Praxis, 124. Dat is vergelijkbaar met het punt dat Gerrit Immink maakt in Over God gesproken. Hij signaleert een toenemende religieuze laaggeletterdheid in (en buiten) de kerk. Het hoge aanbod van vrije tijd en producten maakt mensen ‘godsdienstig onverschillig’, in: Immink, Gesproken, 20-23.

Volgens hem zijn mensen er minder toe in staat om de tijd te nemen om betekenis te ontwaren. Alles wat men (digitaal) binnenkrijgt is snel en tijdelijk. De Nieuwe Homiletiek (hij noemt Lowry, Buttrick en Craddock) sluit daar te veel bij aan, waardoor veel predikers oppervlakkiger zijn geworden in hun preken.

Grözinger reageert met een nuchterder houding op de ontwikkeling van de media. Volgens hem is religie altijd mediaal gebracht. Het is bij ieder middel van belang dat er (praktisch-theologisch) wordt overwogen hoe het gebruikt wordt. Hij volgt Maarten Luther in zijn opvatting dat het niet gaat om de ontologische waarde van een middel, maar om de uitwerking ervan bij de kijker (rezeptionsästetische wending). Een middel is illegitiem als het angst opwekt, het een machtsapparaat is en wanneer een mens er niet los van kan komen. Het moet niet uit de kerk verwijderd worden, maar uit de hoofd en harten van mensen.

Fundamenteel is zijn stelling dat het Woord ook mediaal gebracht wordt. Het is niet een abstract Woord, maar het is glaubenskommunikation. In de kerk spreekt men mee met het creatura verbi Divini. Het is de verbinding tussen het verhaal van God en het verhaal van mensen dat in de taaldaad van God de Schepper werkelijkheid is geworden. En van daaruit leidt de Geest van God hen met elkaar tot gemeenschappelijke systematische communicatie die meedoet aan deze beeldspraak in alle waarheid. Dit sluit aan bij de stelling van Tu dat de prediker met bijbelse verbeelding een woord spreekt dat meer zegt dan duizend beelden.

Tu, Praxis, 167

De ontwikkeling van the iconic turn en de Nieuwe Homiletiek sluiten dus geenszins uit dat het Woord, levend en beeldend, nog steeds gebracht en verstaan kan worden in de hedendaagse beeldcultuur. En ook technisch materiaal mag voor de preek en in de preek gebruikt worden. Het vraagt alleen van de prediker dat hij er bewust mee omgaat.

De hoorder

Een winst van de online-setting voor de preek is dat het publieke karakter van de kerkdienst duidelijker is. De online-setting maakt het voor randkerkelijken en niet-kerkelijken makkelijker om een keer te kijken hoe het eraan toegaat in de desbetreffende gemeente. De online-setting helpt dus om het Woord te verspreiden, omdat die zorgt voor een groter bereik!

Maar wat zegt dat over de kwaliteit van het gehoor? Het is voor velen moeilijk om de concentratie erbij te houden bij de preek. En de online-setting maakt dat niet makkelijker. Dat vraagt van de prediker dat hij keuzes durft te maken. En dat snijdt erin, want het advies is om minder woorden te gebruiken. Het vraagt ook iets van de hoorder. De inrichting van de plaats waar hij zich bevindt, maakt uit. De mensen thuis doen er goed aan om hun kamer erop in te richten: wat helpt mij om er beter bij te zijn tijdens de preek met mijn hart en hoofd?

De hoorder heeft ook dieperliggende verlangens. Uit een onderzoek van Heidi Champbell blijkt dat de hoorder het meest verlangt om tot ontmoeting te komen

Van den Berg, Ervaringen, 41; Champbell, Distanced, 49.

, met God en met de andere gemeenteleden. Het streamen van de eredienst waarbij de prediker de onlineaanwezige gemeenteleden, maar mondjesmaat aankijkt -omdat hij logischerwijs eerder geneigd is contact te maken met de lichamelijk aanwezige gemeenteleden- is dan onvoldoende.

De prediker

Het is lastig voor de prediker om te beseffen dat de hoorders de prediker midden in hun (woon)kamer zien staan, want hij kan hen niet zien. Toch is het voor de prediker van belang om zich niet te laten leiden door dit gevoel van gemis. Want in veel gevallen wordt de preek online door meer mensen gevolgd. Als het gaat om toegankelijkheid heeft deze tijd ons meer dan ooit geleerd hoe waardevol technologie is. Zonder de technologie was het voor de predikant vele malen moeilijker geweest om het Woord te verkondigen. Nu wordt het Woord gehoord in de huiskamer van velen tegelijkertijd.

Dat neemt niet weg dat hij zich moet blijven bewaren bij het Woord en zich niet vooral moet richten op kijkcijfers en populariteit. Gerrit Immink stelt: ‘De aandacht en de betrokkenheid worden verhoogd als de toegang tot het eigen innerlijk wordt versterkt.’

Immink, Gesproken, 19.

Het draait in de preek nog steeds om het Woord waarvan de prediker getuigt en dat de hoorder prikkelt, raakt en beweegt. Een prediker die zich laat leiden in Woord en Geest en dat tot uiting brengt is daarin het belangrijkste medium.

De preek tussen traditie en techniek: de hybride preek

Volgens Albrecht Grözinger hoeft het gebruik van digitale technologie niet principieel afgewezen te worden. Het gaat er om hoe je er gebruik van maakt en wat het effect is bij de hoorder. Als het makkelijker en beter is om hetzelfde (weloverwogen) punt te maken door gebruik van technologie, waarom zou een prediker dan schromen om dit te doen?

Allison Witte stelt dat een goed gebruik van technologie een positief effect op het ethos van de prediker kan hebben. Dat kan onder andere door de preek te herdefiniëren als een multimedia genre waarin technologie geïntegreerd wordt.

Witte, Preaching, iv.

Voor hoorder en prediker is dit een behoorlijke opgave, want de preek kent vanouds en voor sommigen principieel een oraal karakter. Witte noemt de reactie van een predikant die denk ik herkenbaar is voor vele predikanten:

“The support I am looking for [from technology] is to reinforce the point I am trying to make, not to make the point for me, or substitute the technology for a point I am trying to make.”

Witte, Preaching, 143.

Volgens Witte is het juist van belang dat er gewerkt wordt aan een preek die de basis van de orale traditie combineert met de visuele en multimediale elementen van de digitale technologie: een hybride preek.

Witte, Preaching, 142; Champbell, Distanced, 59.

Wittes voorstel sluit aan bij het verlangen van Champbell.

‘My hope is that these lived experiences of worshipping, preaching, and communing online will enable clergy not merely to broadcast their services with more technical acumen, but to delve deeper into their own traditions, exploring why they believe what they believe and do what they do. In this, may God speak through them and their church in fresh ways.’

. Champbell, Distanced, 55.

Dit biedt mogelijkheden om hoorders meer mee te nemen in de voor- en nabereiding van de preek: door middel van podcasts, blogs, vlogs, zoommeetings etc. kan de prediker schatten delen die hij in het Woord heeft gevonden (en niet heeft kunnen delen op de zondag). Ook kan hij sneller en makkelijker contact zoeken met hoorders via chat en videobellen. Dit helpt de hoorders om te komen tot verwerking en de prediker om meer verbonden te zijn met de gemeente. Naast dit voordeel wat betreft de kwaliteit van het gehoor is het bovendien mogelijk om de toegankelijkheid tot de Woordverkondiging te vergroten, waardoor meer mensen worden bereikt.

Conclusie

Door Covid-19 is de technologisering in de kerk in een sneltreinvaart verder ontwikkeld. Meer dan ooit worden kerkdiensten gestreamd of uitgezonden. Wat is de betekenis van deze online-setting van de dienst voor het preekgebeuren? Als het gaat om de dieperliggende homiletische vragen, pleit ik voor het verkennen van een meer hybride preekopvatting. Hoewel dit tegen het gevoel en principe van de prediker (en hoorder) ingaat, is het een goede mogelijkheid om het Woord kwalitatiever en kwantitatiever te verspreiden. Dat neemt niet weg dat zowel prediker als hoorder moeite moet blijven doen om naar het Woord te luisteren in de drukke (beeld)werkelijkheid van het dagelijks leven. Zonder het Woord is het beeld leeg en ongericht.

Literatuur

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken