Menu

Premium

Is euthanasie een maakbare dood?

Een bijdrage vanuit het perspectief van de meldingsprocedure

Er zijn twee manieren waarop je de relatie tussen euthanasie en menselijke vrijheid kunt percipiëren.’ Ten eerste kun je euthanasie zien als een uitzonderlijke reactie op extreme omstandigheden, een noodsprong. Geconfronteerd met ernstig lijden (waar volgens sommigen een al te invasieve medische wetenschap medé debet aan is) kunnen patiënten soms niet anders dan vragen om een zachte en snelle dood. Met deze inzet opende J.H. van den Berg in 1969 hét Nederlandse gesprek over euthanasie.

J.H. van den Berg, Medische macht en medische ethiek, Nijkerk 1969.

Anderen beschouwen euthanasie vooral als een al dan niet fiere daad van zelfbeschikking, misschien ook wel een vrucht van medisch kunnen in plaats van een reactie erop. Volgens deze visie is sterven niet iets wat je ondergaat maar iets wat je bij voorkeur zelf mee vormgeeft. In het vervolg zal ik deze visies aanduiden als de ‘noodsprong’ en de ‘maakbaarheidsvisie’.

De euthanasiewet die sinds 2002 van kracht is, beschouwt euthanasie als een uitzondering en stelt de arts onder strikte voorwaarden vrij van strafvervolging. Zij is er om dokters te beschermen die met de rug tegen de muur geen andere beslissing kunnen nemen. Euthanasie is geen recht, zelfs niet als aan de voorwaarden is voldaan. Anders dan sommige vooral buitenlandse critici voorafgaande aan de wet beweerden, is dit geen wet op de maakbare dood. Binnen Nederland zijn er dan ook juist vele anderen die vinden dat de wet niet ver genoeg gaat en die pleiten voor een onvoorwaardelijk recht op een zachte dood voor een ieder.

De Regionale Toetsingscommissies Euthanasie die euthanasie achteraf toetsen, ontvangen van artsen een formulier met antwoorden op vragen over de medische voorgeschiedenis, de aard van het lijden, de consistentie van het verzoek, de rol van omstanders bij de totstandkoming ervan en de wijze van uitvoering. Een onafhankelijke tweede arts (doorgaans een SCEN-arts

SCEN staat voor Steun en Consultatie Euthanasie Nederland. Het betreft een organisatie van artsen die zich door een cursus hebben gekwalificeerd voor het geven van een tweede mening bij een euthanasieverzoek.

) geeft op grond van minstens één gesprek met de patiënt een wat informelere indruk van de situatie en geeft zijn visie op de vraag of is voldaan aan de wettelijke eisen. Bijgevoegd zijn vaak ook relevante medische dossiers, een eventuele wilsverklaring en de verplichte vaststelling van de lijkschouwer dat sprake is van een niet-natuurlijke dood. De dossiers bieden aldus inzicht in de omstandigheden waaronder een euthanasieverzoek tot stand is gekomen en in de overwegingen en emoties die een rol speelden. Vrijwel alle oordelen zijn, in geanonimiseerde vorm en met een uitgebreide situatiebeschrijving en motivatie, via internet voor het publiek toegankelijk.

Zie www.toetsingscommissieseuthanasie.nl/Toetsingscommissie/oordelen/.

Uit de meeste meldingen blijkt het noodgreep-karakter van euthanasie in Nederland. Bij elke melding wordt gewag gemaakt van ondraaglijk en uitzichtloos lijden op basis van een medisch classificeerbare ziekte. In verreweg de meeste gevallen werd een natuurlijk overlijden binnen zes weken verwacht. Dat betekent niet dat de maakbaarheidsvisie geen rol zou spelen. Bij het overgrote deel van de sterfgevallen in Nederland wordt geen euthanasie toegepast. Hoewel de diagnose bij 95% van de gemelde euthanasiegevallen kanker is, sterft ook bij kanker het merendeel van de patiënten een natuurlijke dood. Een min of meer gelijk ziektebeeld brengt dus niet bij iedereen dezelfde lijdensdruk teweeg, en op zijn beurt is een vergelijkbare lijdensdruk niet voor iedereen aanleiding tot een euthanasieverzoek. Eén van de meldende artsen is hierover zelfs lichtelijk in verwarring: ‘De arts twijfelt of er op dit moment al sprake is van ondraaglijk lijden,’ schrijft een SCEN-arts, ‘want hoe kan het dat een andere patiënt die nog meer lijdt dan deze, niet om euthanasie vraagt?’ Als sprake is van ernstig lijden en de dood is onontkoombaar, wil de één euthanasie en de ander niet.

Om te begrijpen waarom mensen zulke verschillende keuzen maken, bekijken we in deze bijdrage de rol van maakbaarheidsoverwegingen in het besluitvormingsproces voorafgaand aan euthanasie. Ik baseer me hier op een analyse van 1000 euthanasiedossiers van een Regionale Toetsingscommissie Euthanasie in de periode 2005-2008. Omdat het modelverslag voor de arts geen vragen bevat over de visie van patiënt of arts op de maakbare dood is in deze kwestie een kwantitatief onderzoek niet mogelijk. Maar waar het hart vol van is, loopt de mond soms van over. Als maakbaarheid wél aan de orde komt – expliciet of impliciet -, is er reden om extra goed te luisteren. Citaten zijn afkomstig uit alle onderdelen van de dossiers. Uit respect voor de privacy van de betrokkenen zijn de voorbeelden onherkenbaar gemaakt. Tenslotte zij vermeld dat uitspraken, geïsoleerd genomen, soms een bijna luchtig karakter lijken te hebben. Dat kan inderdaad het geval zijn – ook aan het sterfbed is er soms nog humor -, maar de werkelijkheid is droef genoeg: vrijwel zonder uitzondering staan alle uitspraken in een context van ernstig en aangrijpend lijden.

1. Onmaakbaar leven, dan een maakbare dood

Bij een ‘standaard euthanasiegeval’ staan arts en patiënt met de rug tegen de muur. De ziekte heeft een al dan niet grillig verloop met één rode draad: de dood nadert en lichaamsfuncties vallen uit. Pijn (of de bijwerkingen van de pijnbestrijding) is slechts één reden voor een euthanasieverzoek. Ook cachexie (sterke vermagering), extreme vermoeidheid, misselijkheid en braken, onbestrijdbare jeuk, benauwdheid en de angst om te stikken, de uitval van lichaamsfuncties en ADL-afhankelijkheid (d.w.z. van dagelijkse levensbehoeften) en ten slotte verlies van waardigheid spelen een belangrijke rol.

Voor sommigen is euthanasie echter niet, of niet alleen een noodsprong maar ook een poging om tegen het onvermijdelijke nog één keer een vuist te maken. Treffend wordt dat weergegeven door een arts die een euthanasieverzoek van een chronisch zieke man moet beoordelen: ‘Het heeft hem zijn leven niet meegezeten. Ik gun hem deze laatste mogelijkheid om zijn leven in eigen hand te nemen. ’ De ziekte mag dan nog zo glorieus hebben gewonnen, een snelle en zachte dood op een zelf uitgekozen moment figureert als een laatste daad van verzet, een bewijs dat de ziekte iemand niet klein krijgt. ‘Mevrouw is uitgebreid voorgelicht over de palliatieve mogelijkheden, maar wijst dit resoluut van de hand. Zij wilde genezen en als dat niet kon dan euthanasie. Alle andere zaken zijn volgens haar niet meer dan een doekje voor het bloeden’, schrijft een SCEN-arts. In de wilsverklaring van een 87-jarige man klinkt ook woede door: ‘Ik kan niet meer lopen en dat kan ik niet accepteren. Daarom ben ik boos op mijn been. Ik heb hier nu vier personen zien sterven en vind het genoeg. Ik ben klaar met mijn leven. Ik wil naar mijn vrouw toe.’

Het aantal verwijzingen naar een euthanasieverzoek als uiting van een sterke wil is legio: ‘Dat past bij deze intelligente man die zelf altijd de regie in handen had. Zowel in zijn werk als privé was en is hij de leider en gewend te bepalen.’ ‘Meneer is altijd tot in het kleinste detail in control geweest.’ ‘Dit verzoek past in zijn levensstijl als regelaar.’ ‘Hij is leraar wis- en natuurkunde en denkt ook als een beta. Hij wil nu complicaties en pijn voor zijn.’ ‘Mevrouw heeft in het leven altijd de regie gehad en kon ook qua ziekte autonome keuzes maken.’ ‘Meneer is een nauwkeurige wetenschapper met angsten die alles heel zorgvuldig regelt.’

Soms krijgen verzoeken ook manipulatieve trekken: ‘Haar wil is Wet’, schrijft een SCEN-arts over een voormalige directrice van een meisjesschool. Een collega schrijft onderkoeld: ‘Als de dingen niet gaan zoals Moeder wil, geeft dat ergernis bij Moeder.’ ‘Het rigoureuze wat hij heeft in zijn verzoek past mijns inziens in zijn leefwijze. Het is of goed of slecht.’ ‘Hij heeft zijn leven lang al de regie gevoerd over een groot bedrijf en over zijn eigen leven. Hij wil ook de regie over zijn stervensproces voeren.’ Daar moet zijn familie het dan maar mee doen: ‘Zijn vrouw en kinderen kunnen zijn keus nauwelijks bijbenen. Meteen geven ze ook aan, dat dit de stijl van hun vader c.q. haar man is.’ ‘Vorig jaar had ik ook zo’n euthanasie. Een militair. Als die zegt: “Schieten!” dan wordt er gewoon geschoten.’ ‘Meneer had een egocentrische levensvisie en een grote hang naar autonomie in brede zin’, schrijft een arts over zijn patiënt, en over een andere patiënt: ‘Patiënte vertelt een vrouw te zijn die als zij eenmaal een besluit heeft genomen daar ook bij blijft. Alles is klaar, dus is het nu de tijd.’

2. Het maakbare moment

Van belang is meestal ook een nauwkeurige afspraak over het moment waarop de euthanasie plaatsvindt. Dat is enerzijds opvallend omdat de term ‘goede’ of ‘zachte dood’ allereerst verwijst naar een dood zonder doodsstrijd, niet naar een dood maandagavond om acht uur. Aan de andere kant moet een euthanasie nu eenmaal gepland worden: zowel voor de patiënt als voor de arts staat er veel op het spel. Acht uur ’s avonds is acht uur ’s avonds, niet vijf over acht en al helemaal niet kwart voor negen. Euthanasieën die tot tien dagen tevoren gepland zijn, zijn geen uitzondering. Maar die planning kan ook problemen opleveren. In sommige gevallen is het moment van euthanasie al afgesproken en zijn de middelen bij de apotheek besteld terwijl de SCEN- arts nog een oordeel over de situatie moet geven. In uitzonderlijke gevallen vindt de euthanasie plaats nog voordat de SCEN-arts tot een afgewogen oordeel is gekomen. ‘Een euthanasie plannen is eenzeer gevoelige zaak. Daar kunnen we geen onverwacht uitstel bij gebruiken’, schrijft een arts.

Als een patiënt eenmaal besloten heeft terwijl de arts nog twijfelt, kan de druk groot worden. Een SCEN-arts die aan de patiënt voorstelt om het nog eens tien dagen aan te zien, krijgt schertsend te horen: ‘Dan kom ik u thuis met mijn geweer halen.’ De euthanasie vindt vervolgens nog die middag plaats. Een andere dokter is eveneens meegaand: ‘Ik gaf hem de ruimte om zijn leven en vooral zijn sterven zo in te delen als hij dat het liefst wilde. Het laatste heeft er zelfs toe geleid dat ik op de sterfdag van mijn zwager deze euthanasie heb gedaan terwijl ons gezin op dat moment in diepe rouw was.’ In veel gevallen wordt over de datum overlegd met de familie. Met de laatste krachten wordt toegeleefd naar een bepaald moment: ‘Mijn doel was mijn trouwdag, die is nu gehaald. Dus wil je alsjeblieft alles in werking zetten’, vraagt een meneer aan de arts. Redenen voor een bepaalde planning kunnen ook minder invoelbaar zijn: ‘Doe maar zo snel mogelijk euthanasie,’ zegt een oudere man, ‘mijn kleinzoon begint volgende week met een studie fysiotherapie in Amsterdam en zijn vader wil zaterdag in New York de marathon lopen.’ Bij een andere patiënt speelt zijn geloof op een wel erg onverwachte wijze mee. Terwijl we regelmatig verwijzingen tegenkomen dat een patiënt euthanasie wel degelijk vanuit zijn geloof kan verantwoorden (anderen twijfelen weer over de plausibiliteit van zo’n verantwoording), schrijft een arts: ‘Meneer wil nu overlijden want hij is een zeer gelovige gereformeerde man en wil niet rond Pasen de kerk voor hemzelf in beslag nemen.’ De planning die nu eenmaal eigen is aan euthanasie krijgt ook in andere situaties triviale trekken: ‘Dit laatste stadium van zijn ziekte vindt zij zinloos gezeur’, schrijft een SCEN-arts. Een ander citeert een patiënt: ‘Dokter, de dood komt toch, nu of over twee weken. Laat het dan nu maar zijn.’ ‘Ik ben een nuchtere Groninger,’ zegt een ander, ‘alles wat vandaag kan moet niet wachten tot morgen.’ ‘Het vonnis is geveld dus waarom nog wachten?’, aldus een andere patiënt.

Toetsingscommissies krijgen geen dossiers te zien waarbij het niet tot euthanasie is gekomen en hebben hooguit indirect inzage in de redenen waarom verzoeken worden afgewezen. Soms insisteert de arts erop om nog even te wachten, zoals bij een vrouw die euthanasie wil terwijl zij nog dagelijks haar hond uitlaat, of bij een man die tot de dag van de consultatie nog regelmatig op het werk verschijnt. Omdat in de meeste meldingen de ellende waarin een patiënt is beland evident is, is de verbazing des te groter wanneer een patiënt bij een euthanasieverzoek nauwelijks de indruk geeft, ernstig te lijden: ‘Als ik aankom zit mevrouw op het balkon. Zij is chique gekleed en ziet er goed uit. Onder een gebruinde huid misschien wat bleek.’ Zij heeft haar wilsverklaring op de dag van de levensbeëindiging met een krachtige handtekening ondertekend.

De planning kan ook vraagtekens oproepen omdat er, tegen het gebruik in, nauwelijks overleg met de naasten plaatsvindt. Sommigen zien het moment van heengaan als een puur persoonlijke zaak waar anderen niets mee te maken hebben: ‘Haar dochter was op de hoogte van haar euthanasiewens. Dat moeder zich op aanstaande maandag heeft vastgelegd, overvalt haar. Zij is er nog niet klaar voor.’ Een oudere alleenstaande vrouw vertelt aan niemand van haar naasten dat ze euthanasie wil: ‘Dit is mijn eigen beslissing waar anderen niets mee hebben te maken.’ ‘Deze alleenstaande man heeft in een zelfgekozen isolement nog een half jaar optimaal van zijn leven genoten,’ aldus een arts, ‘zelfs zijn vrienden waren niet op de hoogte van zijn slechte prognose.’

3. Altijd al in de planning gelegen

Velen gaan pas aan euthanasie denken op het moment dat een fatale prognose is gesteld: ‘De gedachte aan euthanasie is pas de laatste weken ontstaan, toen ze merkte dat het beloop van de ziekte niet ging zoals verwacht.’ Ernstig lijden brengt sommigen waarvan men het niet had verwacht ertoe om een euthanasieverzoek te doen. Zo is er de Jehova’s getuige die nog onlangs bloed heeft geweigerd en dan plots om euthanasie verzoekt. Een arts schrijft over zijn patiënte: ‘Als verpleegkundige heeft zij nooit aan euthanasie willen meewerken. Nu zij ervoor staat, verbaast ze zich erover hoe duidelijk het voor haar vaststaat dat dat is wat zij wil.’ Je komt euthanasieverzoeken tegen van gelovige mensen voor wie deze geplande dood voorheen nooit een optie is geweest. Over de omgekeerde beweging, waarbij mensen die altijd voor euthanasie zijn geweest daar op het laatste moment toch voor terugdeinzen, zijn uit de meldingsprocedure uiteraard geen gegevens bekend.

Bij andere mensen ligt euthanasie meer in het verlengde van hun levensvisie: ‘Het is de esthetiek van haar zijn’, aldus een SCEN-arts, ‘dat zij als een deel van de kosmos beschouwt, dat maakt dat dit voor haar een vanzelfsprekende keuze is.’ ‘In contrast met zijn oude beroep van beton- vlechter heeft meneer een bijna boeddhistische visie op leven en dood. Hij denkt er al sinds tien jaar over om zelf uit het leven te stappen.’ Een 52-jarige man is volgens de SCEN-arts ‘zijn hele leven al bezig geweest met de dood’. Sommige patiënten zijn al decennialang lid van de NWE.

Om de in Nederland meest gebruikelijke wilsverklaring te kunnen downloaden is een NWE- lidmaatschap nodig. Voor dat doel worden sommigen pas te elfder ure lid.

‘Meneer is sinds 1984 lid van de NVVE. Hij heeft zijn wilsverklaring sindsdien elke twee jaar vernieuwd. Hij geeft aan dat hij thans zijn euthanasiewens wil activeren.’ ‘Patiënt is al dertig jaar lid van de NYVE.’ ‘Meneer had zijn hele leven al de wens gehad om zelf zijn dood te regelen. Afhankelijkheid en hulpeloosheid waren voor hem niet aanvaardbaar. Dat is ook de reden waarom hij al jaren NYVE-lid is.’

Zo’n lidmaatschap komt niet zelden voort uit eerdere ervaringen met een schrijnend en voor de nabestaanden traumatiserend ziekbed. ‘Mevrouw is sinds 24 jaar lid van de NVVE. Haar eerste man had een afschuwelijk ziekbed.’ Een andere vrouw: ‘Ik heb mijn vader met een afschuwelijk sterfbed door kanker zien doodgaan en wil dat beslist zelf niet meemaken.’ Ontroerend is het verhaal van een overlevende van de Bosnië-oorlog: ‘Meneer vertelde dat zijn vader in Srebrenica is vermoord. Hij gaf aan dat hij beslist waardig wil sterven.’ Een patiënt met een levensverwachting van minder dan twee weken motiveert zijn euthanasiewens met een verwijzing naar het ziekbed van een oom die twintig jaar kunstmatig in leven was gehouden. Een parallel tussen de beide ziekbedden zou ook zonder euthanasie niet snel gevonden zijn.

Traumatische ervaringen met sterfgevallen van naasten worden in circa 20% van de dossiers genoemd als één van de redenen voor euthanasie. Een enkele keer wordt de euthanasiewens in verband gebracht met positieve ervaringen rond euthanasie in het verleden. Een mevrouw met kanker in een verre van terminaal stadium verzoekt nu al om euthanasie: ‘Mijn man heeft ook euthanasie gehad en daar was ik zeer tevreden over.’ Een jonge vrouw vertelt aan haar SCEN-arts: ‘Ik heb euthanasie in mijn nabije omgeving drie jaar geleden meegemaakt en vond dat een heel mooie manier om te sterven als de situatie uitzichtloos en ondraaglijk was.’

4. Bijna eufoor

Verreweg de meeste mensen die euthanasie krijgen, verkeren in grote ellende. Temidden van die ellende zijn er dan kleine lichtpuntjes. Eén arts schrijft bijvoorbeeld: ‘Het contact met zijn echtgenote en kinderen is de laatste maanden intiemer geworden en dat ervaart iedereen als waardevol.’ Een SCEN-arts bericht dat een patiënte, als hij haar aan het eind van het gesprek meedeelt akkoord te kunnen gaan met de uitvoering van euthanasie, ‘erop staat om hem te omhelzen’. Een andere arts heeft eenzelfde ervaring na een euthanasiegesprek: ‘Ik heb mevrouw nog nooit zo blij gezien.’

Er zijn echter soms ook bevreemdende elementen. Een SCEN-arts: ‘Mevrouw vertelt heel treffend over de “meerwaarde” van euthanasie. Het leven is zo fantastisch mooi geweest en dat moet zo blijven.’ De meeste wilsverklaringen zijn van een aangrijpende ernst en eenvoud. Het valt dan ook op wanneer een wilsverklaring een uitgesproken eufore toonzetting heeft. Eén ervan eindigt met de toevoeging: ‘p.s. Beste dokter, fijne vakantie gehad?’ Een andere wilsverklaring wordt besloten met ‘en ook nog bedankt voor de voortreffelijke begeleiding tot dusverre.’ Een wilsverklaring leest: ‘Ik verklaar hierbij dat ik ernaar uitzie om door zelfdoding een einde te maken aan mijn lichamelijk lijden en daarna mijn man, mijn oudere zus, mijn tantes en lieve vrienden weer te ontmoeten.’ Soms wordt niet alleen de rouwplechtigheid, maar ook de dood zelf met groot gevoel voor decorum georganiseerd: ‘Morgen komt de pastoor en ook de burgemeester nog afscheid van hem nemen.’ Niet onbekend is ook het kort voor de euthanasie organiseren van een bijeenkomst met familie en vrienden in een vakantiepark of hotel. In één geval maakte de arts rechtsomkeert bij een voorgenomen euthanasie. De patiënt zelf deed open, de huiskamer zat vol visite en de arts kreeg koffie met taart aangeboden.

5. Onmaakbaar leven, geen maakbare dood

Veelal in combinatie met de hierboven al genoemde fysieke verschijnselen vormt in een grote meerderheid van de gevallen verlies van autonomie en onafhankelijkheid een belangrijke reden voor een euthanasieverzoek. (Een onzuivere schatting is dat dit in negen van de tien gevallen zo is.) Belangrijk is echter dat euthanasie in de meeste gevallen weinig weg heeft van een ‘maakbare dood’ in de zin van een ideaal sterven of een manier om het de ziekte betaald te zetten. Een euthanasieverzoek is veelal een capitulatie voor diezelfde ziekte. ‘Haar ziekte veroorzaakt een ondraaglijk verlies van haar autonomie die in haar werkzame leven als directrice zo belangrijk was.’ ‘Totaal afhankelijk van anderen zijn past niet bij wie hij is. Hij is mededirecteur geweest.’ ‘Niet meer actief kunnen deelnemen aan de maatschappij is voor deze man die een actief en avontuurlijk leven heeft geleid (hij was een fervent bergsporter en heeft vele toppen beklommen) ondraaglijk.’ ‘Mevrouw was altijd een actieve en sportieve vrouw geweest die nu gevangen zat in een defect lichaam.’ ‘Mevrouw is altijd een heel onafhankelijke vrouw geweest. Ze heeft jaren geleden al aangegeven niet afhankelijk te willen zijn.’ ‘Patiënt staat bekend als een levensgenieter en de situatie waarin hij nu is beland past helemaal niet bij hem.’ ‘Pt was zeer sterk gewend alles in zijn omgeving te controleren en besturen. De onmacht was hem teveel.’ ‘Het feit dat hij, die altijd een actief leven heeft geleid met veel buitenwerk en sport nu is gedoemd in bed te liggen omdat hij niets meer kan dan alleen maar doelloos wachten op het einde is voor hem ondraaglijk. Iedere dag verder leven is er één teveel.’ Een andere patiënt verklaart zich ‘door zijn ziekte overvallen’ en laakt het toenemend afhankelijk zijn en je moeten overgeven aan anderen: ‘Mw. wilde niet op bed belanden. Het afhankelijk worden paste in het geheel niet bij deze jonge persoon.’

In het algemeen heeft de euthanaserend arts er begrip voor wanneer toenemende afhankelijkheid wordt ervaren als ondraaglijk. Dat moet ook wel want volgens de wet moet de ondraaglijkheid van het lijden voor de arts invoelbaar zijn. Maar de empathie kan wel ver gaan: ‘Ik kan met deze vitale (en slimme) vrouw meevoelen’, schrijft een SCEN-arts. ‘Ze was tot twee jaar geleden nog volkomen onafhankelijk en zelfstandig, en nu afhankelijk en met een luier om!’ Opvallend is verder de regelmatig terugkerende paradox tussen een leven waarin men altijd voor anderen heeft gezorgd, en een categorische afwijzing van afhankelijkheid als die het eigen bestaan treft: ‘Mevrouw is altijd in de zorg werkzaam geweest. Ze is nu al grotendeels afhankelijk en vindt dit verschrikkelijk.’ ‘Mevrouw is verpleegkundige geweest met een sterke regievoering. ’ ‘Mevrouw is altijd gewend om voor anderen te zorgen en vindt het daarom verschrikkelijk om afhankelijk te zijn.’ ‘Deze afhankelijkheid is voor haar heel moeilijk te aanvaarden omdat zij altijd een vrouw is geweest die haar hele leven heeft gezorgd voor anderen.’ Men kan bij al deze motivaties vragen stellen – kan er niet ook een waarde liggen in het uit handen geven van de regie en het aanvaarden van zorg? – maar van een maakbare dood heeft euthanasie in al deze gevallen maar heel weinig weg.

6. Besluit

Euthanasie in Nederland mag dan dichter bij een maakbare dood staan dan welke andere dood ook, maar de ervaring bij de toetsing leert dat euthanasie toch vooral een noodgreep is. Dat kan ook niet anders gezien de wet die euthanasie alleen billijkt als sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden ten gevolge van een medisch klassificeerbare ziekte. In de laatste jaren is het aantal euthanasiegevallen bovendien gedaald: van 2002 tot 2006.

G. van der Wal, A. van der Heide, B.D. Onwuteaka-Philipsen e.a.,Evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Praktijk, melding en toetsing,Utrecht 2007; G. van der Wal, A. van der Heide, B.D. Onwuteaka-Philipsen e.a., ‘End-of-Life Practices in the Netherlands under the Euthanasia Act’, New England Journal of Medicine356 2007, 1957-1965. De indruk is dat het aantal euthanasiegevallen inmiddels weer licht stijgende is.

Een groot deel van die daling valt waarschijnlijk te verklaren uit een toename van het aantal gevallen van palliatieve sedatie, maar op zichzelf zegt ook dat weer heel wat: palliatieve sedatie is door de veel grotere onvoorspelbaarheid aangaande de levensverwachting van de patiënt immers een heel wat minder maakbare dood dan de trefzekere euthanasie. Met enige regelmaat lezen we in de meldingen ook dat een patiënt een meer natuurlijke dood zou hebben verkozen, maar dat die er gewoonweg niet in zat.

Tegelijkertijd komt uit de dossiers naar voren dat velen de procedure die aan euthanasie voorafgaat traag, belastend en paternalistisch vinden. De NWE, Stichting De Einder en het Humanistisch Verbond pleiten intussen al jarenlang voor een algemeen recht op een zachte en geplande dood. Desondanks staan artsen in het algemeen niet te springen om mee te werken aan de maakbare dood. Als een patiënt binnen een noodsituatie, met een natuurlijk overlijden vlak om de hoek, een vocabulaire van maakbaarheid en autonomie gaat bezigen, wordt dat hem nog niet tezeer kwalijk genomen. Menig arts kan daar zelfs een eind in mee gaan. Maar zodra het paradigma daadwerkelijk verschuift van ‘noodsprong’ naar ‘maakbaarheid’, geven artsen massaal niet thuis. Het Dijkhuis-rapport, dat een lans breekt voor levensbeëindiging door een arts als een patiënt klaar is met leven, werd gevolgd door een veelzeggende stilte.7 Ook dat rechtvaardigt de conclusie dat artsen alleen tot euthanasie bereid zijn als sprake is van een medische noodsituatie waarvoor geen andere opties resteren. Anno 2009 is euthanasie in Nederland nog lang geen maakbare dood.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken