Menu

None

Is God in de VS dichterbij?

Impressies van een kerkganger, dr. H. de Leede

Bert de Leede (oud-rector van het Theologisch Seminarium Hydepark en docent homiletiek en wetenschappelijk onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit) verbleef voor een studieverlof twee maanden in de Verenigde Staten. Voor Areopagus (IZB) zette hij zijn ervaringen als kerkganger in de VS op papier. Stof tot overdenking: ‘Hoe en vooral wáár ervaren gelovigen in onze PKN-kerk(dienst) Christus’ werkelijke tegenwoordigheid?’

De Protestantse Theologische Universiteit, sinds 2007 mijn werkgever, stelde mij in de gelegenheid deze zomer voor een studieverlof naar de USA te gaan, en aansluitend een conferentie over de prediking bij te wonen. Met daarbij opgeteld nog twee weken vakantie tussendoor, verbleef ik twee maanden in dit bijzondere land, aan de oostkust (New York, Washington, Princeton, New Haven/Yale). Het is bijzonder om zo’n zee van tijd te hebben voor lezen, kijken, nadenken, schrijven. Prachtig allemaal.
Wat mij ook veel heeft gebracht, is de ontmoeting met de gemeente op de zondagen. Ik heb zoveel als fysiek mogelijk is – een mens kan maar op één plaats tegelijk zijn – kerkdiensten bijgewoond. Daaraan heb ik veel beleefd, en het heeft mij veel te denken gegeven. Van dat laatste – dat denkproces – wil ik iets doorgeven, als vragen voor ons hier. Er volgt dus geen reisverslag. Het is ook geen gedocumenteerd onderzoek. Het gaat mij om iets dat mij niet loslaat, en dat mij voedt in mijn nadenken over kerk en prediking hier.

Geraakt worden
Steeds had ik het gevoel in kerkdiensten geraakt te worden, meer dan ik vaak als kerkganger in Nederland heb. Meer ook dan kerkgangers in onze kerkdiensten ervaren, ben ik wel eens bang. Wat is dat? Is het het nieuwe – en zodra je de binnenkant kent, dan wordt het wel anders? Ongetwijfeld! Is het dat ik alleen was, voor het eerst na tientallen jaren niemand om me heen en geen vergaderingen? Ongetwijfeld word je dan ontvankelijker. Bij een innerlijke rust in jezelf, weg uit het alledaagse ritme, komt er ruimte voor ervaring van God. Dat speelt zeker mee. Maar – dat alles gezegd, en eraf getrokken, blijft nog genoeg over om over na te denken. Is God in de VS dichterbij? Onzin natuurlijk. Dat is het ook niet. Gaat het in de VS allemaal wat makkelijker? Het zijn immers op allerlei andere terreinen ook ‘positivo’s’!? Is het alleen maar cultureel en context-bepaald? Zijn we klaar met de constatering dat de VS nu eenmaal minder geseculariseerd is dan West-Europa? Dat zeker zwarte mede-christenen nu eenmaal anders, en vooral ‘minder seculier’ zijn dan wij hier. Dat zal waar zijn, maar daarmee ben ik er niet vanaf. Wat is het dan? Er is een rode draad door heel die verschillende ervaringen in kerkdiensten die ik meebeleefde. Welke is dat? Op die vraag zocht ik een antwoord, en meen het gevonden te hebben. Het heet met een duur woord presentia realis, werkelijke tegenwoordigheid van Christus. Ik geef het ook weer voor beter. Maar dat woord kwam mij telkens in gedachten.

Black preaching
Het begon al op de eerste zondag in een zwarte baptistengemeente in een middleclass-woonwijk. De (blanke) president (rector) van het seminarium van New Brunswick hield de preek, als gastvoorganger. Ik vond dat hij dat heel goed deed. De zwarte collega leidde de liturgie, ging voor in de gebeden. De wijze waarop raakte mij. Het was die zondag vaderdag. In Nederland pleeg ik daar totaal aan voorbij te gaan in de liturgie. Als ik er al aan denk, wordt het één goed gekozen zin in het gebed. Alzo die morgen niet! Uitvoerig werden we toegesproken, de vaders, de grootvaders. Welke bijzondere rol we hebben, welke verantwoordelijkheid. Er werd indringend voor ons gebeden, niet één, niet twee, maar wel drie keer. We kregen ook allemaal een passend kadootje mee. Ik vond dat bijzonder. Is dit sentimentele praat van een zestiger? Ik denk het niet. Ik hoor in onze eigen kerk ook wel over de man als priester-in-het-gezin, maar vind dat meestal gewichtigdoenerij. Wat was het dat het mij die morgen raakte? Ik werd met een zeker gezag in een waardigheid gesteld binnen het Lichaam van Christus. Ik heb een rol te vervullen, die boven mijn individualiteit uitgaat. Een waardigheid die de huidige fase van mijn leven een betekenis geeft. Dat trof mij. Natuurlijk ontging mij niet dat de voorganger de kinderloze mannen en vrouwen in de kerk niet thematiseerde, ook niet in zijn gebeden. Toch – dat gezegd, het had iets. Niet eerder werd mijn vader-zijn zo gethematiseerd coram Deo, te midden van de gemeente.
Wat mij in de dienst vervolgens treft, is – de kracht van – het w/Woord in gebed, getuigenis en lied. Niet het minst dat laatste. In de medley-achtige liederen bezingt een koor van vier mannen de Uittocht uit Egypte, de bevrijding door de God van Israel en bovenal de redding door Jezus hier-en-nu. Ik voel de kracht van een ‘oral tradition’. Prachtig, maar het is meer dan dat.

Wat is dat ‘meer’? Ik vraag het aan de zwarte vrouw achter de balie van het guesthouse in Princeton. Zij is, zo wist ik uit een eerder gesprek, afgestudeerd theologe en nu bezig met een Ph.D. aan het Princeton Theological Seminary. Wat is nou het meest kenmerkende verschil tussen ‘black preaching’ en de prediking in de traditionele mainstream-kerken? ‘Dat ‘black preachers’ in God geloven’, antwoordt zij met een ondeugende, gulle lach. Ik had hem kunnen verwachten, dit ‘understatement’. Maar het is ook in ernst bedoeld. We spreken erover door. ‘De kerk was en is nog steeds voor vele zwarten, vooral voor vrouwen, de enige plek waar je je volkomen aanvaard wist/weet, door God. Een plaats en ruimte waar je rechtop werd gezet en mocht gaan staan. Gebeukt als je was door de slavernij, door de talloze vernederingen, door seksueel geweld in je huwelijk, door armoede en maatschappelijke achterstelling. Nog steeds!’, zo zegt zij mij met een behoorlijke heftigheid. In de kerk was je, ben je iemand! Daarom is die directe levende aanwezigheid van de Heer zo onmisbaar! Daarom die nadruk op de prediking, en dus op de prediker. Daarom roept de gemeente hem toe: You must say it. Jij bent er om het ons te zeggen. Nu! Wat hebben we aan verhalen over wat God toen gedaan heeft, wanneer Hij het niet nu doet? You must say it.’
Om die rol te vervullen, dat wil zeggen, om zo een sterke geleider te zijn voor de ervaring van de Tegenwoordigheid van God, heeft de prediker van zijn kant weer de support nodig van de gemeente. Daarom vraagt hij om instemming in de vorm van een hem toegeroepen ‘Amen’, ‘Hallelujah’, of door een ‘spontaan’ applaus. Daarom wordt hij aangemoedigd door een zacht-spelend orgel op de achtergrond, aanzwellend naarmate hij meer en meer op dreef komt.

We zijn er getuigen van, op de zondagmorgen dat we samen met een bevriend echtpaar (hij is ook predikant in de PKN) als enige vier blanken in de oudste zwarte kerk van Washington (United Methodist), in een lower-class stadsdeel, te gast zijn. Op het rooster staat Lucas 11:1-13 over de vriend die je ‘s nachts niet buiten laat staan, wanneer hij je vraagt om brood. Zo zal de hemelse Vader goede gaven (zijn Heilige Geest) geven aan zijn kinderen die Hem daarom vragen. ‘Ik kan er wel over gaan praten’, zo begint de zwarte voorganger zijn preek, ‘maar we kunnen het veel beter gaan doen.’ Hij nodigt allen die een nood op hun ziel hadden naar het altaar, om daar te knielen. Zijn preek is eigenlijk een gebed-in-actu, en zijn gebed en voorbede zijn in wezen toegepaste uitleg. Het gaat er hard aan toe, bij tijden slaat zijn stem over, soms neigt het spreken naar allitereren en bijna zingen. Onze collega is geen ‘Martin Luther King’, en hij mist de gaven van een Obama, maar de zelfde technieken zijn aanwezig, dat ontgaat ons niet. Ik lees er later over in een studie over black preaching van de hand van een docent homiletiek van Princeton-seminary, Luke A. Powery, zelf Afro-american. Hij schrijft: ‘Black preaching expressions tend to be embodied through passionate delivery of the voice and body of the preacher that then ignites the embodied celebration of the congregation. In this sermonic performance of the Spirit, there is a surplus (glossa) expressed in music that accompanies a rational content (logos) expressed in words. During the glossal, musical portion, the preacher becomes a ‘flute through which divine air is blown, a harp upon which eternal strings vibrate’, causing the preacher to become a divine oracle.’ Over presentia realis gesproken!

Problematiseren wij de kracht van het Woord weg?
‘We kunnen er wel over praten, maar we kunnen het beter gaan doen’, hield deze zwarte collega ons voor. Wij praten er gevieren over na. Wat doen wij bij zo’n tekst over de zekere verhoring door de Hemelse Vader? Wij gaan vooral eerst problematiseren, en onze hoorders goed laten merken dat we hun moeiten met gebed en gebedsverhoring begrijpen en aanvoelen. Vervolgens gaan we dogmatisch zo zuiver mogelijk uitleggen wat bidden is, en vooral ook wat het niet is. Ongemerkt wordt onze preek een betoog vol mitsen en maren. Dat willen we niet, maar hoe gauw gebeurt dat.
‘We kunnen het beter gaan doen’, hield onze zwarte collega ons voor. God is toch tegenwoordig, God is toch in ons midden? Dat geloven wij ook. We zijn immers orthodox. Maar gaan we er werkelijk ook van uit in onze bediening? Dat Christus present is? ‘Het is net of er bij ons iets tussen staat, iets onzichtbaars, een soort glazen wand’, zegt mijn collega treffend. Een soort weerhouding om in onze bediening te gaan staan in de reële tegenwoordigheid van de Levende Heer.

Leerstellige duidelijkheid, persoonlijke zekerheid en to-the-point
We doen een vergelijkbare ervaring op in de 6 uur dienst in de Redeemer Prestbyterian Church op Manhattan, bekend als de kerk van Tim Keller. Drie keer woonde ik een dienst bij. De eerste keer hoor ik ‘his masters voice’, met een uitstekende uitleg van Lucas 14: 7-24. Zo helder dat ik er in mijn appartement direct een bewerking van maak voor een Bijbelschets in een tijdschrift (Wapenveld). De beide andere keren treffen we een assistant-minister, de eerste keer een jonge Amerikaan (de preek is een beetje dwingend en niet altijd helder), de tweede keer een Koreaan (de preek is pittig, eigenlijk een intelligente catechismuspreek). De muziek is uitstekend (prachtige sax!) en modern (goede jazz) en de zangeres professioneel en charmant. Het is een dienst zonder franje, strak geregisseerd. Ik sta alle drie keren om 7.15 buiten.
Wat trekt die honderden (1500 per dienst) jongeren? De preken zijn helder en niet dom, de prediker is persoonlijk zeker van de dingen die hij zegt, en de thematiek is terzake, contextueel raak, to the point. Het gaat over de levensvragen waar deze veelal hoogopgeleide mensen dagelijks mee te maken hebben in hun competatieve samenleving van ‘winners’ en ‘loosers’.
Maar in alles is de basis: God is een werkelijkheid. Nu. Hij leeft en Hij handelt. Zo is Hij in ons midden.

De kracht van positiviteit en schoonheid
Tweemaal waren wij in de Marble-church, midden op Manhattan, hoofdkerk van de Reformed Church of America in New York. Naast de hoofdingang van de kerk staat een levensgroot standbeeld van ds. Norman Vincent Peale, in de jaren-1950 tot 1970 een begrip ook in Nederland. Velen lazen zijn boekjes over ‘de kracht van het positieve denken’. Hij was decennia lang predikant van deze RCA, en pastor voor tallozen. We ervaren op een andere wijze het zelfde. In veel opzichten lijkt deze gemeente van de RCA op een mainstream-PKN-gemeente van de betere soort, zou je kunnen zeggen. We verkeren hier te midden van progressief, hoog-opgeleid, Obama-minnend, democratisch Amerika. Alles wat progressief is, is er, zo blijkt uit de folder voor ons in de bank, tot en met diensten voor homo’s en lesbo’s. En tegelijk is het vroom, christologisch. ‘Gevuld’ is het woord dat mij bijblijft. Waar heeft dat mee te maken?
Positiviteit – die ademt beide keren de dienst. En schoonheid.
De eerste keer, op Independence-day, horen we een voortreffelijke preek over een gedeelte uit Deuteronium, dat Israel nooit mag vergeten zelf vreemdeling te zijn geweest en als vreemdeling te zijn binnengekomen in het Beloofde Land. De verkondiging is terzake, kritisch en tegelijk vertroostend in de huidige (grote) spanningen van de Amerikaanse samenleving, met in sommige staten recent ingevoerde draconische maatregelen ten aanzien van immigranten. De tweede keer is de preek wel erg positief en ‘easy-going’. Wat echter beide keren treft, is de schoonheid van de liturgie. Alles ademt Zijn sfeer, in liederen, gebeden. Indrukwekkend is beide kerken het Kyrië-gebed, waarin de namen van de in die week gesneuvelde soldaten in Afghanistan, Irak, worden genoemd en herinnerd, en gedenklinten met hun namen, geboorte- en sterfdag op de avondmaalstafel gelegd worden. De eerste keer klinken 17 namen, de tweede keer 21. We zijn in een land-in-oorlog, worden we ons bewust, hoe je ook over die oorlogen denkt. In de kerk is dat niet de eerste vraag. Daar gedenken wij coram Deo in de liturgie als geleider van de aanwezigheid van Christus. Dat heeft – ook – met schoonheid te maken.

Wallstreet en Holy Trinity Church
Tussen beide diensten wandelen wij over Wallstreet. In het verlengde van dit economisch hart (nog) van de wereld, tussen de enorme gebouwen staat de Holy Trinity Church, een sobere Episcopaalse (Anglicaanse) Kerk, met centraal het altaar. Ze staat er te staan, klein in vergelijking met wat in de omgeving omhoog rijst. Ze staat er te staan. Een ruimte van rust en stilte op misschien wel de duurste grond ter wereld. Binnen rusten we uit. Het is er koel. En stil. Ik zie een drietal jonge zeer moderne en erg zomers geklede vrouwen naar voren gaan. Ze knielen in de bank, en verstillen in gebed. Langdurig. Kennelijk nodigt de ruimte tot verkeren met het heilige, met de Heilige. ‘Hadden wij daar als Protestantse Kerk maar meer van’, van dat besef dat ook de ruimte gevuld kan zijn. Zo constateren mijn collega en ik. De ruimte van een bisschoppelijke kerk waar de liturgie gevierd wordt, nodigt tot binnentreden, stil zijn, gebed. ‘Presentia realis’ , het woord speelt weer door mijn hoofd. Ik ken alle tegenwerpingen over ‘het gevaar van ritualisering’, van ‘magisch denken’, en dat ‘het Woord het moet doen’. Ze poetsen de vraag aan onze eigen protestantse traditie niet weg. Hoe en vooral wáár ervaren gelovigen in onze PKN-kerk (-dienst) Christus’ werkelijke tegenwoordigheid?

Wanneer het lichaam meedoet
Daar heeft dat ook mee te maken, heb ik steeds gemerkt. Het is natuurlijk een cliché: de constatering dat de protestantse kerkdienst – in de Nederlanden zeker – nogal cognitief is, en vooral gericht op het w/Woord. Het is een open deur, maar in essentie is het waar en is het ook een verarming voor de ervaring van het geloof. Protestantse diensten worden gauw cerebraal, rationeel en cognitief. Mogelijk boeiend voor een geïnteresseerde HBO+, maar voor velen afstandelijk, zeker voor wie moeilijk alleen kan luisteren. Dit wreekt zich te meer in onze context, zo neem ik meer en meer waar, omdat er nauwelijks meer sprake is van een (t-)huisgodsdienst met daarbij passende rituelen: knielen, zingen, vertellen, genieten. Een (pos-) modern protestants gezin heeft ze nauwelijks nog. Het lichaam doet in religieuze zin eigenlijk nergens meer mee. En dat wreekt zich. Lichamelijke handelingen zijn belangrijke geleiders voor de ervaring van de gemeenschap met God en met elkaar.
Welnu – deze negen weken waren er vele. Handklap (veel) in Afro-american diensten; omhelzingen van zwarte mede-gelovigen, vrouwen en mannen bij het moment van ‘sharing’ in de liturgie; geknield de tekenen van Brood en Wijn ontvangen in de Episcopaalse Kerk (dat maakte veel goed na de ongehoord slechte preek even daarvoor); naar voren gaan voor een persoonlijk intercessiegebed, geknield te ontvangen, waarna de ouderling of de diaken een kruisteken met olie op het voorhoofd tekent; dat was een mooi moment in de RCA-wijkkerk ‘op de hoek van de straat’ in New Brunswick.

Eén van die ‘lichamelijke’ momenten zal ik niet gauw vergeten. Na de dienst in deze RCA-wijkgemeente en het genoeglijke koffiemoment-na-de-dienst, ga ik terug naar de kerkzaal, waar de Koreaanse gemeente vanaf 11.30 uur haar kerkdienst viert. Voorin staat de voorganger die ook de liederen begeleidt op zijn gitaar. De teksten werden geprojecteerd op de muur, in Koreaans schrift. Achterin zittend versta ik uiteraard niets. Maar het is goed er te zijn. Met enig vermaak zie ik hoe een jonge Koreaanse vrouw tijdens de lofprijzing via haar I-Phone wat mail beantwoordt. Dan gebeurt er iets onverwachts. Plotseling gaat iedereen staan. Ik dus ook. Men draait zich naar mij toe, allen maken zegengebaren in mijn richting, en ineens verschijnt in de Koreaanse tekst op de muur: God Bless You, Christ be with you. Ik geloof dat ik nooit eerder zo ontroerd ben geweest. Sentimenteel? Ik denk het niet. Presentia realis, bemiddeld in het Lichaam van Christus, zo denk ik dan.

Een rode draad?
Presentia realis – dat is een kernwoord dat steeds met mij meegaat. Daar komen mijn impressies in samen. Gemeente en voorganger die samen geloven en verwachten dat God, dat Christus werkelijk present is, de Levende in ons midden, God, die handelt.

Het rondje door de kerk in de VS heeft mij met kracht bepaald bij de vraag hoe onze protestantse kerken en kerkdiensten kunnen winnen aan betekenis als plaatsen, momenten van geleiding van de presentia realis Christi, en welke plaats de kerkdienst – en daarbinnen de preek, onlosmakelijk verbonden met de Viering van Brood en Wijn – daarin heeft. Vragen en aandachtspunten te over. Ik noem er een paar:

Prediking van Wie God is en wat God doet
Tijdens de conferentie van de Societas Homiletica in Yale, mijn laatste week in de VS, valt in elk geval vast één kwartje. Werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de kerkdienst ‘bemiddeld door de prediking’. Hoe werkt dat (niet)? Ik volg een workshop preekanalyse, geleid door een (blanke) Zuid-Afrikaanse collega, docent homiletiek in Stellenbosch. Hij analyseert met ons een preek van een predikant uit de NG-kerk over een tekst uit het boek Jozua. De tekst gaat over de bevrijding van Israël in de geschiedenis. De analyse laat feilloos zien aan de hand van het taalveld van de preek, wat er – gaandeweg de preek – gebeurt. De preek is bijbelgetrouw, en vertelt keurig dat God heeft gehandeld in het verleden, in de geschiedenis. Zodra het echter over het heden gaat, verandert het taalveld. Dan wordt ons verteld wat God wil doen, en dat Hij het wil. Wat Hij dan wil, blijft vervolgens onhelder. En of Hij het doet, dat Hij überhaupt iets doet, nu, dat blijft in het vage.
Al luisterend realiseer ik mij, dat ik dit stramien herken. Veel (bijbelgetrouwe, orthodoxe) preken ook onder ons zeggen wat God heeft gedaan (in de {heils-} geschiedenis), en wat Hij zal doen (in de toekomst) en wat Hij in het heden wil doen. Dit stramien geeft dat beschrijvende karakter aan veel preken, waardoor veel hoorders afdwalen. Immers – wat doet God nu?! Daar komt men immers voor! Presentia realis.

Ik besef dat deze uitdrukking uit de sacramentsleer komt. Wat gebeurt er wanneer we deze terminologie toepasbaar maken voor de prediking, en daarmee de eenheid van Woord en Sacrament serieus nemen? Het pleidooi van bijvoorbeeld collega Kees van Ekris voor het mystagogische aspect van de preek, maar ook een serieus nemen van de kerugmatische, en de profetische betekenis van de preek, vragen om een nieuwe doordenking van de betekenis en de werking van de preek. Het deus dixit is betekenisloos als we geen helderheid hebben over het deus dicet.

Prediking en prediker en de leiding van de kerk
Het voorgaande punt kunnen we in één zin samenvatten. Hoe preken wij in de tegenwoordige tijd, in die meervoudige zin van het woord. Prediking als aanspraak, in werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Dat vraagt helderheid over Wie God is en wat Hij doet in de spanningsvolle vragen van het heden. Die hermeneutische uitdaging is geen sinecure, zo weet ieder die geregeld zondags de kansel op mag. Maar voor minder mogen we het niet doen.

Maar er gaat nog een vraag aan vooraf. Preken in de tegenwoordige tijd vraagt predikers die zelf geloven dat God nog altijd spreekt, en dat zijn spreken handelen is. Handelen nú! Dat geloof van de prediker staat ook onder druk. Het is geen sinecure om nu dominee te worden met de intentie ‘voor het leven’. En het is geen sinecure na 25, 35 jaar predikantschap met alleen maar teruggang blijmoedig en gelovig te blijven preken. Dat weten we. Maar dat gezegd, moeten we ook eerlijk constateren dat ongelovige, cynische, onverschillig geworden Dienaren van het Woord zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van het Lichaam van Christus. Daarom is inspirerend leiderschap in de kerk zo nodig. Een bovenplaatselijk ambtelijk kader dat inhoudelijk-visionair en priesterlijk-bewogen leiding geeft, opzicht oefent en ‘de broeders en zusters versterkt’. Ik hoop dat de komende synode van november waarin het moderamen een stuk zal voorleggen over ‘Spreken over God’ die g/Geest zal ademen, en zo zal werken.

Presentia realis en de liturgie
Wie met vrucht de discussie tussen Noordmans en Van der Leeuw uit de jaren ’30 heeft gelezen over het wezen van de liturgie, en wie de theologische bezwaren van Noordmans ten aanzien van de toen opkomende liturgische beweging snapt en eigen heeft gemaakt, moet wel even over de eigen schaduw heen springen. Wie die discussie niet heeft gelezen en met de vragen over het wezen van de eredienst (opnieuw) aan de slag gaat, moet zeker van die discussie kennis nemen. Noordmans had een punt, en meer dan één, maar hij heeft niet het laatste woord. Het is niet voor niets dat de vragen rond de liturgie, de ervaring van de Tegenwoordigheid van God in de kerkdienst, de zo achtergebleven betekenis van het Heilig Avondmaal in grote delen van de protestantse kerk, zich in alle hevigheid aandienen.
Er is zelfs sprake van een gedeelde ‘sense of urgency’.

Onze opmerkingen hierboven over ‘het lichaam dat meedoet’ reiken even zo vele vragen als uitroeptekens aan. Moderne mensen, voor zover in de kerk, verlangen geen ‘toeters en bellen’, maar zijn allergisch voor saaiheid, voor versteende vormen of vormelijkheid. Zij leven met huid en haar. Dat mag zeker ook op kerkelijke wijze in de kerk (-dienst).

De kerk als ruimte van veiligheid en heiligheid
Wat betreft het eerste staan wij jammerlijk op achterstand door alle ellende rond seksueel misbruik, bisschoppelijke toedekking, kerkelijke machinaties. Voorlopig denken velen bij de kerk aan onveiligheid. De schade is enorm, ook voor de kerk. We hebben dat voorlopig mee te dragen. Niettemin hebben velen de kerk ervaren als een veilige ruimte, waarin een gedeukt mens kan opstaan. En dat kan zo weer. Zodra het (weer) veilig is – dat wil zeggen: de kerk een transparant instituut is – dan zal de kerk die functie weer (verrassend snel: zie Apeldoorn, Koninginnedag 2009, etc.) terug krijgen, een plaats van heiligheid, van ontmoeting met het heilige, met de Heilige.
Dat heeft te maken met ruimte, met vormen, met muziek, met expressie, met alle zintuigen. Zo ervoeren wij het zelf op momenten.

Ik weet wel: God laat zich niet ‘vangen’ in hout of steen, in muziek en rituelen. Evenmin als in preken en belijdenissen. Evenmin als in ambt of liturgie. We zijn theologisch gewaarschuwde mensen. Aan de andere kant beginnen we ook niet bij het nulpunt, laat staan dat we maar wat aan zouden moeten rommelen. Voor mijzelf zoek ik die ervaringen, samenkomend in dat begrip ‘presentia realis’, praktisch-theologisch vorm te geven in de ruimte van de kerk, waarin het belijden richting geeft en weerstand biedt, het ambt functioneert en corrigeert, en de liturgie een voorgegeven bedding geeft aan de dienst van Woord en Sacrament.

Als ik deze laatste zin herlees, besef ik dat het protestantisme hier sneller gehandicapt is dan bijvoorbeeld de Anglicaanse kerk. Op de bewuste zondag werd de preek van drie keer niks – in elk geval een preek zonder de God van Israël en zonder Jezus Christus – gevolgd door de Viering van Brood en Wijn, waarin alle woorden klonken, die in de preek ontbraken. Ik ging toch gezegend de kerk uit. Een dienst met een arme preek is in de PKN ook al snel een arme dienst.

De kerk als plaats van heiligheid en ruimte voor ontmoeting met de Heilige. Het vraagt verdere bezinning op onze (te) platte organisatie, op onze onhelderheid over het/een vorm van bovenplaatselijke ambt, en het vraagt een grotere vrijmoedigheid om in de leer te gaan in de grote oecumene, door de tijd en in de wereldwijde ruimte. En van daaruit is er ruimte om te experimenteren. Mits doordacht en met schoonheid. Ook als het over de lelijke dingen van het bestaan gaat. God is immers de Schoonheid zelve (Gezang 430).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken