Menu

Premium

Je partner inruilen – Lucas 16:16-18

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

De Wet en de Profeten gaan tot aan Johannes: sindsdien wordt het koninkrijk van God verkondigd, en iedereen wordt met klem genodigd binnen te komen. Maar nog eerder vergaan hemel en aarde dan dat er ook maar één tittel van de wet wegvalt. Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel, en ook wie trouwt met een vrouw die door haar man is verstoten, pleegt overspel.

Lukas 16:16-18

In het midden van Lukas 16 staan enkele teksten die op het eerste gezicht weinig met de rest van het hoofdstuk en ook weinig met elkaar te maken hebben: over Johannes de Doper en de komst van het koninkrijk van God, over het blijvende belang van de wet en over echtscheiding. Ze komen alle drie ook in andere evangeliën voor, maar daar staan ze in een duidelijk verband. Daar gaat het over Johannes, over de wet en over echtscheiding. Daar staan ze dus op hun plaats. Lukas schijnt ze zomaar los uit hun verband te hebben neergezet, als losse spreuken. Dat is het meest opvallend bij de tekst over echtscheiding omdat die het meest concreet is. Wat moet die losse opmerking ineens tussen twee gelijkenissen die over een rijke man gaan?

Je zou kunnen denken dat de gedachte over huwelijkstrouw opkomt bij het denken over die rijke zakenwereld. Want daar schort het nogal eens aan huwelijkstrouw. Maar die zakenwereld wordt in de voorafgaande gelijkenis juist als een voorbeeld gegeven. Zo makkelijk kunnen we ons niet van die lastige tekst afmaken.

De samenhang van Lukas 15 en 16

Als we de totale compositie van de hoofdstukken 15 en 16 overzien is er een duidelijke samenhang en als we deze teksten daarin lezen krijgen die een duidelijk profiel. Ze zijn inderdaad losgemaakt uit de context die ze bij Matteüs en Markus hebben. Maar dat wil niet zeggen dat ze losse teksten zijn. Lukas zet ze in zijn eigen context en daarin krijgen ze een eigen betekenis.

Het ging in het voorgaande gedeelte over geld. Wat doe je met je geld? Jezus is kritisch over de manier waarop mensen met geld omgaan. Dat gaat over het geld van de grote zakenwereld, maar die wordt alleen maar als voorbeeld gebruikt, om wat van te leren. Zijn boodschap is gericht tot de kinderen van het licht. Dat is allereerst het licht van de Torah, die een licht is op de levensweg (Psalm 119:9). Farizeeën denken te wandelen in dat licht. Niemand houdt de wet zo precies als zij. Ze houden nauwkeurig alles in acht en letten op de kleintjes: op de tienden van munt, dille en komijn (Matteüs 23:23). Op diezelfde manier gaan ze ook met geld om. Ook daar letten ze op de kleintjes. Ze zijn ronduit geldzuchtig, zegt de evangelist (Lukas 16:14). Ze doen niets verkeerds met geld. De boekhouding klopt precies, net als hun wetsbetrachting. Maar ze doen ook niets goeds met hun geld. Formeel valt niets op hen aan te merken en bij de mensen staan ze daarom in aanzien.

Jezus heeft zojuist gezegd dat ze hun geld moeten gebruiken om vrienden te maken. Je moet je geld beter gebruiken dan letten op de kleintjes. Zuinigheid is niet de beste manier van omgaan met geld. Je kunt het beter inzetten voor je relaties met mensen. Jezus zegt het radicaal: ‘U wilt bij de mensen altijd voor rechtvaardig doorgaan, maar God kent uw hart. Wat bij de mensen in hoog aanzien staat, is een gruwel in de ogen van God’ (Lukas 16:15). Hun boekhoudkundige gerechtigheid lijkt mooi, maar God gruwt ervan, want die is een harteloze mentaliteit.

Dan begint Jezus over Johannes de Doper. Tot zijn optreden golden de wet en de profeten. Vanaf zijn optreden wordt het koninkrijk van God verkondigd. Johannes is het draaipunt van het Oude en het Nieuwe Testament. Hij was de heraut die riep: ‘Het koninkrijk van God is tot u gekomen!’ De dag van de grote omkeer is aangebroken, de dag dat de HEER koning zal zijn. Dat is de dag waarop aan Israël vergeving van zonden wordt gegeven. Als teken daarvan doopt Johannes mensen: hun zonden worden afgewassen in het water van de Jordaan. Hij predikt de doop van bekering en vergeving van zonden – van de grote omkeer waarin de zonden vergeven zijn.

Daar wil iedereen wel bij horen. Bevrijd worden van je zonden is niet niks! Zelfs de farizeeën komen voor de zekerheid naar Johannes. Ze hebben alle geboden wel strikt nageleefd, maar je weet maar nooit. Bovendien zijn zij de eerste kandidaten om binnen te gaan in het koninkrijk van God. Al valt er geen zonde af te wassen, ze horen wel bij het koninkrijk. Iedereen staat te dringen om het koninkrijk binnen te gaan. Er is een geweldige toeloop bij Johannes. Mensen willen met geweld het koninkrijk binnengaan. Het is een gedrang bij de poort.

Johannes heeft de farizeeën weggestuurd. ‘Breng eerst maar eens vruchten voort die bij de grote omkeer passen!’ Juist zij worden weggestuurd – zij, die zo nauwkeurig de wet hebben gehouden. Volgens Johannes vraagt het koninkrijk van God meer dan wat zij hebben gedaan. Het vraagt om vervulling van de wet – niet een boekhoudkundig volgen van alle regeltjes, maar datgene uitleven waarvoor de wet staat: barmhartigheid, recht en trouw.

Dat is nu precies waarover Jezus het had. Zo moeten de kinderen van het licht met elkaar omgaan. Waar barmhartigheid de toon zet, daar straalt het licht van de wet. Daar komt de wet tot zijn recht. Met de komst van het koninkrijk is de tijd van de wet niet voorbij, maar krijgt die pas werkelijk betekenis. ‘Nog eerder vergaan hemel en aarde dan dat er ook maar één tittel van de wet wegvalt.’ Je moet dus niet denken dat je de wet achter je kunt laten als je het koninkrijk van God binnengaat. Het koninkrijk vraagt juist meer. Je gerechtigheid moet overvloediger zijn dan die van de farizeeën. Bij de farizeeën is niets overvloedig. Daar loopt niets over want alles is precies afgemeten. In het koninkrijk is er altijd overvloed. Alles loopt over. Barmhartigheid, recht, trouw, het kan niet op.

Farizeeën denken dat ze de wet achter zich kunnen laten als ze het koninkrijk binnengaan. Ze hebben alles netjes afgevinkt en ontvangen nu de beloning voor gedane arbeid. De volksmassa’s die zich rond Johannes verdringen, de schare die de wet niet kent, denken dat ze daarvan nu ook vrij zijn. Ze hebben de wet nooit begrepen, laat staan gehouden, maar hun zonden zijn nu vergeven. Leve het koninkrijk, de wet die ons dwarszat is voorbij.

‘Nee, dus’, zegt Jezus. ‘Er is zelfs geen komma van de wet die wordt afgeschaft.’ En dan komt die tekst over de echtscheiding. Je kunt je partner niet inruilen. Er staat zelfs niet de uitzondering bij die Matteüs nog noemt: in geval van hoererij door je partner zou je wel mogen scheiden. Lukas zegt het categorisch: ‘Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel, en ook wie trouwt met een vrouw die door haar man is verstoten, pleegt overspel.’

Als dit letterlijk over huwelijksrelaties zou gaan dan is dit ineens een zwerfsteen tussen al die teksten over rijke mensen en geld. We zullen de tekst daarom veeleer overdrachtelijk moeten verstaan: als een metafoor dat men aan de wet gebonden is. Paulus gebruikt dezelfde metafoor in Romeinen 7. Zolang een man leeft is hij aan zijn vrouw gebonden. Alleen de dood kan hen scheiden. Zo kan alleen de dood ons ontheffen van de binding aan de wet. Tot die tijd is er een onverbrekelijke band.

Dat is precies wat Lukas wil zeggen: je kunt de wet niet achter je laten met een beroep op het koninkrijk van God. Dat precies dit voorbeeld gebruikt wordt, geeft bovendien aan dat het om meer gaat dan de wet van Mozes. Volgens de Torah mocht een man zijn vrouw verlaten als dat juridisch maar netjes geregeld was met een officieel document, een scheidbrief. Dan kon de vrouw ook weer verder met een nieuwe relatie. Jezus heeft dat afgewezen. De soepelheid van Mozes was alleen vanwege de hardheid van het hart van mensen die niet weten wat liefde en trouw tot het einde is. Nu het koninkrijk is aangebroken kunnen we niet meer volstaan met die halfheid. Alles is hier radicaal, volkomen, zonder uitzonderingen en zonder disclaimers. De wet moet vervuld worden naar zijn diepste bedoelingen. Je kunt de wet niet achter je laten in het koninkrijk van God omdat je relatie met de wet niet goed was. Je moet veeleer nu, in de grote omkeer, een perfecte relatie hebben.

Wie de verlatene trouwt pleegt trouwens ook overspel. Lukas schrijft zijn evangelie in een context van christenen uit de heidenen. Zij moeten niet menen dat zij de wet, die Joden-christenen denken achter zich gelaten te hebben, zich nu te kunnen toe-eigenen. De wet is aan Israël gegeven en als mensen uit de heidenen die willen overnemen dan staat dat gelijk met hokken met de vrouw van een ander. Paulus is daarom briesend tegen de Galaten: ‘U hebt uw verstand verloren! Wie heeft u in zijn ban gekregen? Ik heb u Jezus Christus toch openlijk en duidelijk als de gekruisigde bekendgemaakt? Ik wil maar één ding van u weten: hebt u de Geest ontvangen door de wet na te leven of door te luisteren en te geloven? (Galaten 3:1v). Als christenen uit de heidenen de besnijdenis willen houden, de sabbat of de spijswetten dan staan ze gelijk met overspelers. De wet is aan Israël gegeven.

Dit wil niet zeggen dat christenen uit de heidenen niet leven naar wat de wet voorschrijft. Zij hebben de wet in hun harten geschreven. Zij leven in de liefde en trouw waarvoor de wet staat. Zij doen dat echter niet volgens de letter van de wet maar door de Geest die gesproken heeft door de profeten.

Hoe ga je om met je geld?

We moeten daarbij niet uit het oog verliezen dat het allemaal staat in het kader van geld. Liefde wordt makkelijk in het algemeen opgevat. Dan gaat het over alles en daardoor over niets concreet. Lukas spitst het helemaal toe op geld. Hoe ga je daarmee om? Om dat nog eens extra duidelijk te maken volgt dan nog een gelijkenis over een rijke man. Dat is geen hard figuur die om niemand geeft. Lazarus verblijft niet voor niets bij de poort naar zijn domein. Lazarus krijgt zo af en toe wat toegestopt. Hij mag onder de zweren zitten, maar hij heeft in elk geval te eten. En daarvoor zorgt de rijke man. Je moet de schooier aan de poort niet in de steek laten tenslotte.

Dat is de manier waarop veel mensen met hun geld omgaan. Je hebt overvloed, maar je geeft voor goede doelen. Je geeft zelfs ruimhartig. Je geeft zelfs concreet om de hulpbehoevende die in je omgeving is. De rijke man doet gewoon wat christenen plegen te doen als zij in goeden doen zijn.

Jezus veegt daar de vloer mee aan. De rijke man komt in de hel terecht. Hij heeft keurig gedaan wat hij moet doen, ook wat hij goed moet doen. Maar het is niet genoeg. Hij heeft zichzelf niet gegeven en hij heeft Lazarus niet uit het stof opgetild. Hij heeft hem bij de honden gelaten. Daarbij gaat het niet om de vraag wat hij dan meer had moeten doen. Het gaat om de vraag wie hij had moeten zijn. Het gaat niet om tellen en berekenen, het gaat om delen van het leven met de ander. Wie ben je?

Dat was ook het probleem met de oudste zoon uit de gelijkenis in het vorige hoofdstuk. Hij had altijd zijn best gedaan op de boerderij, meer dan nodig was. Maar hij miste het hart van de vader. Hij miste liefde voor zijn broer. Hij kon over zijn broer alleen praten als ‘die zoon van u die uw geld met hoeren verkwist heeft’. Hij had zelf geen relatie met hem, het is ‘die zoon van u’. Die man, met wie hij niets heeft, heeft zijn geld met hoeren verkwist. Nu zegt Jezus: ‘Wie de wet achter zich laat, dát is iemand die hoererij bedrijft.’ En dan niet de wet volgens de regeltjes, maar de wet in haar diepste vervulling die sinds de dagen van Johannes de Doper wordt geproclameerd: in de liefde. Dat is de liefde voor de tollenaren en zondaren met wie Jezus at (Lukas 15:1).

De kinderen van het licht kunnen veel leren van de kinderen van deze wereld: geld heeft geen eigen waarde. Geld is een middel tot relaties. In het koninkrijk van God is dat de relatie van absolute toewijding aan het verlorene. Dat is het zoeken naar die éne penning die je kwijt bent. Dat is de houding van een schapenboer voor wie schapen niet een post op de begroting zijn maar die om dat ene schaap geeft, niet om de waarde in geld, maar omdat hij het op zijn schouders dragen wil.

De diepste intentie van de wet

De farizeeën steken de draak met Jezus (Luk. 16:14). Met zo’n houding kom je nergens, moreel niet en financieel niet. Je bent zo aan lager wal. De repliek van Jezus liegt er niet om: jullie propageren overspel. Hij noemt hen een overspelig geslacht (Matteüs 12:39; 16:4; Marcus 8:38), kringen waar overspel de toon zet, niet door met hoeren om te gaan, maar door de diepste intentie van de wet te vergeten. Dat zie je aan je geld: gebruik je dat om je zelf te bevredigen of in bewogenheid met de ander die niets heeft dan een verkwist leven?

Bovenstaande tekst is afkomstig uit God lééft. Over moeilijke teksten in de Bijbel,
Bram van de Beek, KokBoekencentrum Uitgevers, 2020 Utrecht.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken