Menu

Basis

Jezus beproefd in de woestijn

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Lucas 4:1-13

Lucas 4:1-13 is een programmatisch deel van dit evangelie, waarin de weg van de Messias op compacte wijze wordt weergegeven, eindigend met een cliffhanger die vooruitwijst naar Jezus’ lijden. Het volgt op Jezus’ geboorte en kinderjaren (hst. 1-2) en het optreden van Johannes de Doper, Jezus’ doop en genealogie (hst. 3). Dit alles bereidt voor op het ‘eigenlijke’ verhaal van Jezus, dat begint met zijn publieke optreden en zijn prediking in de synagoge van Nazaret (4:14-30).

Al in het begin van de perikoop (4:1) wordt Jezus gekarakteriseerd als ‘vol van de heilige Geest’. Het is niet alleen motief en kenmerk van Jezus, maar ook deel van zijn programmatische verkondiging in Nazaret, wanneer hij uit Jesaja voorleest: ‘De Geest van de Heer rust op mij; daartoe heeft Hij mij gezalfd’ (4:18). Het kenmerkt Jezus als iemand die in de lijn van Israëls profeten staat, maar ook van het volk Israël dat veertig jaar in de wildernis verbleef, en Elia die er veertig dagen doorbracht toen hij naar de berg Horeb trok, net zoveel dagen als Noach en de zijnen in de ark. De notie van ‘op de proef gesteld’ worden, of een tijd van risico, is dus nadrukkelijk aanwezig; en de lezer zal zich afvragen hoe Jezus het ervanaf gaat brengen. Jezus’ situatie is vergelijkbaar met de overgangsfase in een rite de passage: van de oude identiteit, via een onzekere en vaak gevaarlijke overgangsfase naar een nieuwe. Een gang door de woestijn is daar een prima model voor, net zoals bijvoorbeeld een pelgrimage.

De ‘duivel’

Hoe onzeker Jezus’ situatie is, kun je peilen wanneer je je probeert voor te stellen wat het inhoudt om te doen wat Hij hier doet. Veertig dagen zonder voedsel is fysiek nog net te doen, ook al is het niet erg gezond, zolang je maar blijft drinken; je raakt alleen wel enorm verzwakt. Veertig dagen zonder voedsel in de wildernis, zonder veel bescherming van het lichaam, moet bijna niet te doen te zijn. Er zal dus na die veertig dagen weinig meer van Jezus over zijn geweest, fysiek en mentaal. In deze situatie treedt de ‘duivel’ op. Of de duivel nu ‘echt’ is – in de zin van een donker mannetje met bokkenpoten, hoorntjes en een staart – of niet, doet weinig ter zake: ook mentale processen zijn op hun manier echt. Het gaat om de vragen waarmee Jezus zich geconfronteerd ziet, in zijn mentale en fysieke zwakte. Het is daarbij niet helemaal helder wanneer de duivel deze precies stelt.

Jezus blijft trouw aan God…

De eerste vraag sluit direct aan bij Jezus’ situatie en gaat in op voedsel. De eigenlijke vraag is echter niet die naar voedsel, maar naar Jezus’ gebruik van zijn volmacht als ‘Zoon van God’. Daarom zal het straks bij de derde vraag ook gaan. De kern van de zaak is Jezus’ verhouding tot God en de vraag of Jezus wel of niet trouw zal zijn aan God. Dit is een spannende vraag: wie zou niet van een God af willen die iemand woestijn in stuurt om honger te lijden, en liever zijn macht gebruiken om een hapje te eten te krijgen? Jezus’ antwoord laat zien dat Hij de Schrift uitstekend kent en trouw wil zijn aan God: op ‘de mens leeft niet van brood alleen’ volgt namelijk ‘maar van alles wat uit de mond van de Heer komt’ (Deuteronomium 8:3b). Jezus antwoordt met een citaat dat zowel de vraag naar brood relativeert als het woord van God, waarmee Hij antwoordt, accentueert.

De tweede vraag vertoont een vergelijkbaar patroon, hoewel deze niet meer ingaat op Jezus’ concrete situatie in de wildernis. De verleiding van macht en wereldheerschappij is voor mindere goden dan Jezus al teveel geweest; hoe zou dit dan zijn voor iemand met zijn status? Jezus’ antwoord gaat weer in op de kern van de vraag, die niet het aanbod van wereldheerschappij betreft, maar de prijs die Hij ervoor zou moeten betalen: het aanbidden van de duivel in plaats van God. Deuteronomium 6:13 of 10:20 is daarop inderdaad een helder antwoord. Het vervolg van 6:13 is ook passend: ‘U mag niet achter andere goden aanlopen, de goden van de volken uit uw omgeving.’

… en aan de Schriften

De derde vraag – spring van de tempel om te zien of wat God belooft in de Schrift, ook inderdaad zal kloppen – heeft als kern het op de proef stellen van God. Jezus antwoordt heel passend, met weer een schriftcitaat (Deuteronomium 6:16), niet alleen omdat het de duivel er (met de staart tussen de benen?) vandoor stuurt, maar ook vanwege de tweede helft ervan: ‘zoals u dat in Massa hebt gedaan’. Dit verwijst naar het morren van Israël in de woestijn, bij Massa, uitdrukking van hun wankelend Godsvertrouwen. Waar Israël toen viel, blijft Jezus nu staan – overigens wél als representant van Israël en nieuwe belichaming van het verhaal van het Godsvolk, niet als een alternatief!

Deze schriftgeleerde perikoop biedt veel aanknopingspunten voor de prediking. Je invoelen in Jezus’ kwetsbare situatie is er één: wie ziet zich níet met aanvechting en twijfel geconfronteerd? De vragen naar machtsmisbruik, verlangen naar macht en iemand – God of iemand anders – in een relatie op de proef stellen zijn heel herkenbaar, zeker wanneer het je niet zo goed gaat. Het goede nieuws van deze perikoop is dat Jezus wél overeind gebleven is en dat zijn weg uiteindelijk de weg van zijn volgelingen zal zijn, ook wanneer die wel struikelen. Jezus gaat zijn weg immers: ‘(…) om aan armen de goede boodschap te brengen, (…) aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen en aan blinden het licht in hun ogen, om verdrukten in vrijheid te laten gaan’ (Lucas 4:18-19).

Deze exegese is opgesteld door Peter-Ben Smit.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken