Menu

None

Jezus van Nazaret als politiek en sociaal-economisch hervormer

De (on)bruikbaarheid van Karl Barths ‘gelassener Konservatismus’

De Nederlandse journalistiek wordt al enkele jaren beheerst door berichtgeving over de economische en politieke onzekerheid in grote delen van de wereld. Vanwege de hoge werkloosheid en een krimpende economie staat ook de Nederlandse politiek onder druk. In het Nieuwe Testament horen we Jezus zich radicaal en vernieuwend uitspreken over economie en politiek. Zou hij ons misschien kunnen leren hoe wij onze zaakjes weer op orde kunnen brengen?

In deze bijdrage proberen we de houding van Jezus ten opzichte van de politieke en economische instituten van zijn tijd in kaart te brengen en de bruikbaarheid daarvan te toetsen voor de huidige economische en politieke problematiek. Als leidraad hiervoor gebruiken we een uitweiding van Karl Barth (1886-1968) in zijn Kirchliche Dogmatik (KD) IV/2, waarin hij schrijft over Jezus’ ‘gelaten conservatisme’ (Duits: gelassener Konservatismus) ten opzichte van de maatschappelijke instituten van zijn tijd.

Jezus, de koninklijke mens

Eerst een stukje dogmatiek om te komen. KD IV bevat Barths verzoeningsleer. De eerste twee deelbanden (KD IV/1 en IV/2) zijn opgezet volgens de gedachte dat Jezus Christus tegelijkertijd waarlijk God en waarlijk mens is. IV/1 gaat over Jezus Christus, de Heer als knecht (God maakt zich kenbaar als de mens Jezus); IV/2 gaat over Jezus Christus, de knecht als Heer (de mens Jezus maakt zich kenbaar als God). Analoog daaraan pakt Barth ook het klassieke onderscheid op dat de oud-protestantse dogmatici maakten op basis van Filippenzen 2:6-11 en het tweede artikel van de Apostolische geloofsbelijdenis, namelijk het onderscheid tussen Jezus’ ‘staat van vernedering’ (Latijn: status exinanitionis), waar zijn geboorte, de moeizaamheden van zijn leven, zijn dood en het ‘nederdalen ter helle’ onder vallen, en zijn ‘staat van verhoging’ (Latijn: status exaltationis), waar zijn opwekking, hemelvaart en het ‘zitten ter rechterhand Gods’ bij horen. Het vernieuwende van Barth ten opzichte van deze klassieke protestantse dogmatiek is vooral daarin gelegen dat hij de twee statussen niet strikt chronologisch ordent. Bij hem staan Jezus’ menselijkheid en goddelijkheid en zijn vernedering en verhoging voortdurend in verhouding tot elkaar. Pas in afgeleide zin er gesproken worden van een chronologische opeenvolging van vernedering en verhoging.

‘In en met zijn vernedering (als Zoon van God) vindt anderzijds zijn verhoging plaats (als Mensenzoon).’ KD IV/2, 19; mijn cursieven. Vgl. KD IV/2, 325, waar Barth de status exinanitionis en de status exaltationis samenbrengt in het ene gebeuren van de kruisiging. Voor de geïnteresseerde: op de Barth-Tagung 2014, die op 17-19 maart a.s. gehouden wordt in conferentiecentrum De Glind (tussen en Barneveld), zal deze thematiek centraal staan.

De verhoging van de mensenzoon tot hoofd, vertegenwoordiger en Heiland van de mensheid beschrijft Barth in het eerste hoofdstuk van KD IV/2. In de derde sectie van deze paragraaf gaat het over Jezus als de koninklijke mens.

KD IV/2, §64.3 ‘Der königliche Mensch’, 173- de oud-protestantse dogmatiek is het koningschap van Jezus na zijn profetische en zijn priesterlijke ambt het derde onderdeel van zijn drievoudig ambt (Latijn: munus triplex). Zie Locus XVIII bij Heppe.

Om grip te krijgen op het koninklijke karakter van Jezus’ optreden, begint Barth met het analyseren van de manier waarop Jezus van Nazaret door de evangelisten wordt beschreven als mens onder de mensen. Hij noemt Jezus’ optreden achtereenvolgens ‘onmiskenbaar’, ‘beslissend’, ‘onvergetelijk’ en ‘onherroepelijk’ (p. 175-182). Vervolgens probeert hij op het spoor te komen waarin het goddelijke van de koninklijke mens Jezus schuilt (p. 185-199). Jezus’ koningschap wordt gekenmerkt door:

-haar onbeduidendheid in de ogen van mensen;

-het kiezen van de kant van de verdrukten;

-het revolutionaire van zijn optreden.

De term ‘revolutionair’ wat verwarring oproepen, omdat een revolutie meestal gebruikt wordt om een omverwerping, een omwenteling, een radicale verandering aan te duiden op een bepaald punt in de tijd. Barth bedoelt er echter mee dat de koninklijke mens Jezus in volstrekte vrijheid en soevereiniteit omgaat met de instituten van zijn tijd. Je zou het misschien beter non-conformisme kunnen noemen: Jezus kiest geen partij, maar hij vórmt ook geen partij tegenover de partijen van zijn tijd. Aan de ene kant was voor hem geen enkele maatschappelijke autoriteit van levensbelang, maar aan de andere kant hoefde hij ze óók weer niet omver te werpen, af te schaffen of te verbeteren. Jezus was revolutionair in die zin dat hij van alle instituten de beperkingen zichtbaar maakte door zelf de vrijheid van het Godsrijk te belichamen.

Zo geeft God [de instituten van leven en waarde] hun eigen tijd en bereik, zonder zelf ook maar aan één ervan gebonden te zijn, zonder ook maar aan één van hen zijn eigen goddelijke autoriteit te verlenen, zonder ze buiten hun eigen tijd en bereik algemeen geldende, bindende kracht toe te kennen, maar óók zonder ze in ieder opzicht levensbelang of totale geldigheid toe te schrijven voor hun eigen tijd en bereik.

KD IV/2, 192, mijn cursieven.

Op dit punt zijn we aangekomen bij Barths bijbels-theologische overwegingen over wat hij noemt het ‘gelaten conservatisme’ van Jezus. We maken op dit punt een driedeling en we bespreken achtereenvolgens de conservatieve Jezus, de progressieve Jezus en de radicale Jezus.

De conservatieve Jezus

Barth opent zijn overwegingen als volgt:

Men bemerke allereerst dat wat men het ‘gelaten conservatisme’ van Jezus noemen. Merkwaardigerwijs veronderstelt Jezus veel dingen als bestaand en geldend, waarvan men toch geneigd is om te zeggen dat hij ze principieel en praktisch ter hand had moeten nemen en ze uit de weg had moeten ruimen.

KD IV/2, 193.

Allereerst valt bij lezing van de evangeliën op hoe ‘gelaten conservatief’ Jezus omgaat met de gevestigde orde van zijn tijd. Barth noemt vijf maatschappelijke instituten:

-De gebruiken rondom de tempel worden door Jezus en zijn leerlingen in ere gehouden (óók na Jezus’ dood, opstanding en hemelvaart; Luc. 24:53).

-Jezus schikt zich naar de heersende ideeën over familie (hij was zijn ouders onderdanig; Luc. 2:51).

-Jezus houdt de religieus-cultische gebruiken in ere. Hij bezoekt synagogen in Galilea en voegt zich naar het heersende gebruik van farizeeërs en schriftgeleerden om de wet van Mozes niet slechts voor zichzelf te laten spreken, maar om haar juist uit te leggen en toe te passen op hun eigen context (Luc. 4:17-30). In dit kader moet ook de ‘schriftgeleerde, die in het koninkrijk der hemelen is onderwezen’ van Matteüs 13:52 begrepen worden. Deze schriftgeleerde is als een huismeester ‘die uit zijn voorraad oude én nieuwe dingen tevoorschijn haalt.’

-Jezus gaat uit van de gangbare economische verhoudingen van heer en slaaf, baas en knecht, kapitaal en rente. Denk hierbij aan Jezus’ overwegingen over goed rentmeesterschap in Lucas 16:1-13.

-Jezus aanvaardt de politieke instituten van zijn tijd (denk aan rechters, gerechtsdienaars en gevangenissen).

De progressieve Jezus

Toch vertelt dit conservatisme van Jezus niet het hele verhaal. Want nergens erkent Jezus de genoemde instituten op principiële gronden. In alle genoemde gevallen legt Jezus een voorlopig en een beperkt respect aan de dag ten opzichte van de bestaande en geldende gebruiken. In de praktijk duldt hij de instituten wel, maar vanuit zijn soevereine vrijheid die hij geniet als koninklijk mens laat Jezus soms geluiden horen die de instituten op hun grondvesten doen schudden. Te denken valt aan Jezus’ weigering om tempelbelasting te betalen (Mat. 17:24-27), aan zijn uitspraken over de betrekkelijkheid van familieverbanden (‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers!’; Mar. 3:34), aan hoe hij de grenzen opzoekt van de sabbatsvoorschriften en -gebruiken (Mar. 2:23-3:6; vgl. Joh. 5:17). Voor ons is het vooral van belang hoe Jezus in zijn gelijkenissen atypische economische handelingen introduceert. Want welke zaaier zaait er nu langs de weg, op steenachtige plaatsen, tussen de doornen en laat dán pas het zaad in goede aarde vallen (Mat. 13:3-8)? Welke werkgever zou ongeacht het aantal arbeidsuren elke knecht hetzelfde loon geven (Mat. 20:1-16)? En Jezus laat ook het politieke domein niet ongemoeid: Herodes wordt door hem een ‘vos’ genoemd (Luc. 13:32) en de bezitsrechten van de keizer worden gerelativeerd: ‘Geef de keizer wat van de keizer is en God wat van God is!’ (Mar. 12:17). Ook machthebbers staan onder de grotere Macht (Joh. 19:11).

De radicale Jezus

Maar zelfs daarmee is nog te weinig gezegd. De heersende gebruiken en instellingen zullen namelijk uiteindelijk niet in staat blijken om het Rijk van God te behuizen. Het Godsrijk breekt dóór de oude verbanden en werpt een niet te beantwoorden vraag op aan alle menselijke inzettingen. De aankondiging van het Godsrijk wekt een niet te stillen onrust in alle mensenrijken. Als het Godsrijk aanbreekt, zal er van de tempel geen steen op de andere blijven (Mar. 13:2). Op het gebied van familie spoort Jezus zijn discipelen aan om ouders, kinderen, broers en zussen achter te laten (Luc. 14:26). Maar in het economische en het politieke domein komt de radicaliteit van het koninkrijk wel het duidelijkst naar voren. Jezus streeft geen enkel persoonlijk economisch houvast na en raadt zijn leerlingen aan hetzelfde te doen (Jezus roept de discipelen en prompt laten ze hun schepen achter; Mar. 1:16-20, vgl. Mat. 19:27-29). Jezus leert hun: ‘Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde (Mat. 6:19) en: ‘Maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken. (…) Kijk naar de vogels in de lucht! Ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt’ (Mat. 6:25-26). Tegen de rijke jongeling zegt Jezus: ‘Verkoop alles wat je hebt en geef het aan de armen’ (Mar. 10:21). Want in het koninkrijk is het alles of niets! Ook de politieke instellingen komen volledig op hun kop te staan als we van Jezus horen dat de rechtsorde van het koninkrijk wordt gekarakteriseerd door het toekeren van de andere wang (Mat. 5:39), ja zelfs met het liefhebben van de vijand (Mat. 5:44).

De onmogelijkheid van ‘christelijke’ economie en politiek

En nu is het de vraag of deze economische en politieke inzichten van Jezus kunnen worden omgezet in een (hervormings)-programma. Is er een maatschappij denkbaar die ingericht wordt volgens Jezus’ richtlijnen? Is een dergelijke ‘christelijke’ economie en politiek haalbaar? Barth meent in ieder geval van niet. Hij wijst de eerste christelijke gemeente aan als de plaats waar voor het laatst een succesvolle poging werd gedaan om de richtlijnen van Jezus na te volgen: ‘Allen die tot geloof gekomen waren, bleven bijeen en hadden alle dingen gemeenschappelijk. Zij verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die, elk naar zijn behoefte’ (Hand. 2:44-45). Maar ook dat succes was van korte duur, getuige de geschiedenis van Ananias en Saffira (Hand. 5:1-11). Barth noemt de keuze die Jezus de rijke jongeling voorlegt ‘een gevaarlijk dilemma voor elke menselijk denkbare en bruikbare economische instelling of economische praxis’ (KD IV/2, p. 198). En wat als we het voorbeeld van de vogels in de lucht inderdaad na zouden volgen? ‘Alsof er zonder zulk verzamelen en zorgen een bepaalde gezonde en solide economie denkbaar is!’ (ibidem). En welk rechtvaardig rechtssysteem zou het toekeren van de andere wang en het liefhebben van de vijand tot grondregels kunnen hanteren? Nee, een ‘christelijke’ politiek en economie in deze zin is ondenkbaar.

Of… toch?

Dat mag allemaal waar wezen, maar toch: ‘zó staan de woorden er: merkwaardig helder, beloftevol en aansporend’ (KD IV/2, p. 198). Hoewel de oude maatschappelijke kaders het evangelische novum niet kunnen huisvesten, maakt Jezus het nieuwe wel zichtbaar dóór het oude. Het oude is in een nieuw licht komen te staan. Voortaan staat het onder het voorteken van het komende Godsrijk. De confrontatie van de menselijke, oude ordeningswereld met het Godsrijk dat Jezus schetst in zijn gelijkenissen en uitspraken brengt een onrust teweeg die alle maatschappelijke ordeningen onder een radicaal voorbehoud plaatst. Dát is het nieuwe van het Nieuwe Testament: ‘Ik zal het woord nemen en spreken in gelijkenissen; ik zal bekendmaken wat sinds de grondvesting van de wereld verborgen was’ (Mat. 13:35 [citaat van Ps. 78:2!]). Barths analyse geeft ons geen middelen in handen om een hervormingsprogramma te smeden waarmee we onze eigen maatschappelijke crises te lijf kunnen. Hij zet niet aan tot een eigenhandige revolutie of hervorming aan de hand van een christelijk economisch en politiek manifest dat gebaseerd is op uitspraken van Jezus. Want het Godsrijk dat Jezus zijn leerlingen voorhoudt valt niet binnen de grenzen van een instituut, hoe ‘christelijk’ zo’n instituut ook wordt hervormd. Volgelingen van Jezus hebben ook helemaal geen politieke partij of een economisch hervormingsprogramma nodig om te doen wat ze in de maatschappij moeten doen, namelijk: recht en gerechtigheid. Met het Godsrijk in het vooruitzicht zijn zij opgeroepen om daarbij, in navolging van Jezus, de maatschappelijke instituten weliswaar te eerbiedigen, maar ook om hun (soms zeer goed verhulde!) beperktheden te ontmaskeren en te getuigen van het komende Godsrijk waarin alles daadwerkelijk op zijn kop zal komen te staan.

Literatuur

K. Barth, Die Lehre von der Vers6hnung. Erster Teil (Die Kirchliche Dogmatik IV/1), Zürich: EVZ 1953.

K. Barth, Die Lehre von der Vers6hnung. Zweiter Teil (Die Kirchliche Dogmatik IV/2) Zürich: EVZ 1955.

H.J.D. Denzinger, H. Hoping & P. Hünermann (ed.), Enchiridion symbolorum definitionum et declarationum de rebus fidei et morum, Freiburg [etc.]: Herder 1999.

H.L. Heppe & E. Bizer (hrsg.), Die Dogmatik der evangelisch-reformierten Kirche, Neukirchen-Vluyn: Neukirchener 19582.

R.H. Reeling Brouwer, Grondvormen van theologische systematiek, Vught: Skandalon 2009, bijz. 338v.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Blijf in mijn liefde’

De zesde zondag na Pasen, de laatste voor Hemelvaartsdag: in de ‘oude bedeling’ (waar zijn al die mooie, veelzeggende Latijnse zondagsnamen toch gebleven?) heet deze zondag Rogate, bidt! Willem Barnard schreef ooit: ‘Na Pasen gaat het van jubelen, Jubilate, via zingen, Cantate, naar bidden, Rogate.’ Zo is het en niet andersom: van expressie naar impressie, van de uitbundige jubel om zijn daden naar het ingekeerde gebed om Gods nabijheid… juist wanneer afscheid nadert.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Nieuwe boeken