Menu

None

JHWH zal jullie tot een eeuwig licht zijn

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 60:1-11.17-22 en Matteüs 5:1-12

Met welke woorden spreek je mensen moed in, als heel hun wereld is ingestort en een nieuwe samenleving opgebouwd wordt vanuit de puinhopen van de geschiedenis? Licht in donkere tijden, dat is de symboliek die Jesaja 60 hiervoor gebruikt. Het Rijk der hemelen en zaligsprekingen zijn kernwoorden voor Matteüs 5. Beide teksten gaan uit van dezelfde overtuiging dat JHWH, ‘Ik zal er zijn (voor jou)’, de basis is die die toekomst draagt.

In vrijheid en welvaart leven, hun eigen plek in de wereld mogen innemen: het zijn dromen die door de eeuwen heen telkens opnieuw verbonden worden met de keuze voor JHWH. Enkel wie ‘Ik zal er zijn’ kiest als regerend principe voor het samenleven, zal het Beloofde Land blijven bewonen. JHWH als koning, het volk als diens geliefde koninkrijk, het wordt maar werkelijkheid als het volk telkens opnieuw beaamt dat JHWH hun God is, zij diens volk. Dit houdt ook in dat men zal leven naar de richtlijnen die God hun geeft, de Tien Woorden en heel de wet van Mozes. Dan zullen ze welvaart beleven in het land (o.a. Deut. 5,33).

Maar in de geschiedenis loopt het dikwijls anders. Het volk is al te vaak een speelbal in handen van de omliggende wereldvolkeren. De wet van de sterkste telt, en kunnen ze dan niet beter andere goden dienen? Telkens opnieuw wordt het volk door profeten voorgehouden dat desondanks het enkel JHWH, ‘Ik zal er zijn’, is die hun uiteindelijk vrijheid, vrede en gerechtigheid biedt. Zo ook in Jesaja 60, waar het licht van Gods glorie méér dan zon en maan het volk verlicht.

Deze wereld omgekeerd

Licht als symboliek voor hoop in duistere tijden is ons welbekend. Misschien valt daarom minder op hoe ongelofelijk het is, wat de profeet in Jesaja 60 beschrijft als toekomst. In haar geschiedenis heeft het kleine volk Israël de volkeren over zich heen weten komen. Verwoesting, vernietiging van land, koningschap en tempel, zelfs de deportatie van een hele laag van de bevolking: dat is de harde realiteit die mensen nog vers in het geheugen ligt na de Babylonische ballingschap. In deze omstandigheden is het gedurfd om een beeld schetsen van koningen die naar Jeruzalem trekken, niet om te bezetten en te roven, maar om de verspreide kinderen van het volk terug te brengen. Nederig en met geschenken komen hele volkeren met hun koningen. Dit alles omdat God licht is over het volk. Als dit erkend wordt, door juist hen die in het verleden zo bedreigend waren, dan is dit wel echt het beeld van ‘deze wereld omgekeerd’. Voor het volk verandert er dan ook iets cruciaals. Zij komen terug tot het besef en de erkenning dat JHWH (‘Ik zal er zijn’) hun redder is, hun verlosser, de machtige van Jakob (60,16). Deze God laat de drijfveer van hun samenleving vrede en gerechtigheid zijn (60,17). Niet zon en maan – belangrijke symbolen in religies van diverse grootmachten in het oude Nabije Oosten – maar JHWH zal dag en nacht het volk bijlichten. Het volk zelf zal enkel rechtvaardigen meer tellen, en zij zullen voorgoed het land bezitten (60,21).

Geloven in de toekomst

Als de auteur die we kennen als Matteüs zijn evangelie schrijft, lijken vrede en gerechtigheid erg veraf. Het principe van de Pax Romana en de Romeinse rechtspraak is allesbehalve in het voordeel van de overwonnen volkeren of van wie zich verzet tegen de bezetting van hun land. Goed nieuws, dat is voor de Romeinen bijvoorbeeld dat de opstand in Palestina neergeslagen is, en Jeruzalem verwoest. Maar voor Matteüs en diens gemeenschap is er ander ‘goed nieuws’: Jezus’ boodschap over het Rijk der hemelen. Dat ‘Ik zal er zijn’ uiteindelijk regeert, is via de uitdrukking ‘Rijk der hemelen’ een kerngedachte in heel het evangelie. Ook in de Bergrede is het Rijk der hemelen het begin en het sluitstuk van de zaligsprekingen (Mat. 5,3.10).

Gelukkig… wie het niet zijn

Als Matteüs Jezus zijn eerste redevoering op een berg laat houden (vandaar ‘de Bergrede’), werkt dit literair op meerdere niveaus. Enerzijds suggereert de auteur hiermee twee kringen van toehoorders: de leerlingen het dichtst rond Jezus, en de toegestroomde massa (Mat. 4,25) in een verdere groep. Anderzijds stelt de evangelist Jezus hiermee voor als de profeet zoals Mozes. Zoals Mozes vanop de berg het volk toesprak, zo spreekt ook Jezus zijn leerlingen en het volk toe. Voor de joodse toehoorders wordt Jezus zo één van de profeten die God onder het volk laat opstaan en die namens God spreekt (Deut. 18,18). In Matteüs 5,3-10 worden mensen gelukkig geprezen die dit in de overheersende Romeinse cultuur niet zijn: de nederigen, treurenden, zachtmoedigen, wie hongert en dorst naar gerechtigheid, de barmhartigen, de zuiveren van hart, wie vervolgd wordt om gerechtigheid of om Jezus. Het zijn immers mensen die zich kwetsbaar durven opstellen, of in de Romeinse samenleving gekwetst en bedreigd zijn. Niet om hun kwetsuren worden zij geprezen, alsof dit een verdienste is die beloning verdient, ook niet om hun eigen prestaties, maar om wat hun toekomt van Godswege. Waar ‘Ik zal er zijn (voor jou)’ regeert, hebben zij toekomst, als mensen die God zien en kinderen van God genoemd worden. Troost, gerechtigheid, barmhartigheid en een land (waar ‘Ik zal er zijn’ regeert) zullen hun toevallen.

De kernachtige uitspraken blijven intrigeren. Ze zijn paradoxaal. Geluk en treuren of vervolgd worden, het hoort niet bij elkaar. Nederig, zachtmoedig of barmhartig zijn is niet zonder meer een toegangskaartje tot het geluk. Maar toch worden ze samengebracht, in een spanningsveld dat uit te houden is, precies vanuit het geloof dat ‘Ik zal er zijn’ uiteindelijk regeert.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken