Menu

Basis

Jona in de vroege kerk

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

In een historisch overzicht vanaf de evangeliën tot in de derde eeuw, en tot in de catacomben van Rome, zien we hoe de vroege kerk Jona interpreteert en uiteindelijk kerstent.

Lucas, een oproep tot bekering

In de literatuur van het vroege jodendom speelt de figuur van de profeet Jona geen rol van enige betekenis, maar in de evangeliën van Matteüs en Lucas wordt hij door Jezus genoemd. Deze twee passages gaan terug op de gezamenlijke bron van de beide evangeliën, doorgaans aangeduid als bron Q. Lucas is kort en terughoudend. Hij beschrijft in 11,29-32 hoe het ‘teken’ dat mensen van Jezus verlangden, lees: het bewijs van de aard van zijn missie, niets anders is dan het optreden van de profeet Jona. Met andere woorden: zoals Jona Nineve opriep zich te bekeren, zo roept het verhaal van de koningin van Sheba die naar Salomo kwam (1 Koningen 10,1-13; 1 Kronieken 9,1-12). Dit verhaal wordt blijkbaar ook opgevat als typerend voor de verhouding van de volkeren tot Israël. De koningin van Sheba staat symbool voor niet-joodse volkeren die hun heil van Israël verwachten, terwijl het verhaal van Jona gezien wordt als indicatie dat Gods heil universeel van aard is.

Het Jonaverhaal wordt gezien als typologische voorafbeelding van de dood en opstanding van Jezus.

Matteüs, dood en opstanding

Matteüs 12,38-42 kiest een andere invalshoek. De typeringen van Jona en de koningin van het Zuiden zijn gelijk aan de passage in Lucas, maar het ‘teken’ van Jona wordt anders ingevuld. In Matteüs 12,40 wordt het verhaal van Jona gezien als een typologische voorafbeelding van de dood en opstanding van Jezus: ‘Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde verblijven’. Een leuk detail is dat de combinatie van drie dagen en drie nachten wat ingewikkeld is: na drie nachten kom je namelijk uit op de vierde dag. Maar dit terzijde.

In Matteüs zien we dus de parallel tussen Jezus en Jona ontstaan waarbij het beeld van Jona in de vis een voorafschaduwing is van Jezus in het graf, terwijl in Lucas het accent ligt op de prediking: Jezus predikt zijn oproep tot bekering aan het adres van Israël, zoals Jona de zijne verkondigde tot Nineve. Beide lijnen van interpretatie blijken bij latere kerkelijke auteurs terug te komen.

Jona in de tweede eeuw

Clemens van Rome, verkondiging van bekering

Op de grens van de eerste en de tweede eeuw schreef bisschop Clemens van Rome, in de traditie gezien als een van de eerste pausen, een brief aan de christenen in Korinte. Deze brief is bewaard gebleven en in hoofdstuk 7 wijst Clemens erop dat het bloed van Christus staat voor de mogelijkheid voor iedereen om zich te bekeren. In de slotverzen van het hoofdstuk legt hij expliciet uit wat hij bedoelt:

5 Laten we de diverse generaties eens bezien, dan zullen we leren dat de Meester van geslacht op geslacht de gelegenheid van bekering heeft geboden aan hen die zich tot hem willen wenden.
6 Noach verkondigde bekering en zij die gehoor gaven aan zijn oproep werden gered.
7 Jona verkondigde de ondergang aan het adres van de Ninevieten, maar zij die zich bekeerden van hun overtredingen werden verzoend met God doordat zij het Hem smeekten en zij ontvingen redding, ook al waren zij ver van God verwijderd.

(vertaling LP)

Justinus, geen bekering

In de jaren dertig van de tweede eeuw schrijft Justinus, bekend onder de postuum toegevoegde aanduiding ‘de martelaar’ een Dialoog met Trypho. In dit document poogt Justinus voortdurend aan te tonen hoe de jood Trypho de eigen Bijbelse tekst niet goed begrijpt. Het probleem is namelijk, dat Trypho maar niet overtuigd wil raken van de verwijzingen naar Jezus die Justinus ziet in de joodse Bijbel. Vanwege de opzet is het geschrift behoorlijk saai om te lezen, maar desondanks bevat het belangrijke informatie over de exegetische discussies tussen joden en christenen in de tweede eeuw. Of het gesprek dat in dit geschrift wordt weergegeven ooit werkelijk plaats gehad heeft, wordt door velen betwijfeld. Hoe dan ook, het geeft wel een indicatie van de tijdgeest. In hoofdstukken 107 en 108 bespreekt Justinus de profeet Jona. Justinus begint zijn argument met een beschrijving van de opstanding van Christus op de derde dag. Justinus sluit aan bij Matteüs 12,38-39 en maakt direct duidelijk dat Jona hiervan een voorafschaduwing was. Justinus geeft een korte samenvatting van het verhaal van Jona en maakt duidelijk dat er een belangrijk punt van overeenkomst is met het verhaal van Jezus: Jona predikte tot de inwoners van Ninevé, zoals Jezus predikte tot de Joden. In Justinus’ ogen is het springende punt hier, dat de Joden zich niet bekeerden, terwijl de inwoners van Ninevé dat wel hadden gedaan. Het is opmerkelijk dat in de Dialoog met Trypho het punt uit Matteüs 12,40 dat Jona drie dagen in de vis verbleef, niet wordt uitgewerkt als een typologische voorafschaduwing van Jezus’ dood en opstanding. Dat motief komt pas bij latere auteurs op de voorgrond.

Irenaeus, opstanding kan!

Omstreeks 180 schrijft bisschop Irenaeus van Lyon een werk in vijf delen, bekend als vijf boeken: Tegen de ketterijen (Adversus Haereses). In V.5.2 maakt hij terloops een opmerking over Jona, waaruit blijkt dat hij het verhaal historisch las. Irenaeus bespreekt de opstanding van de gestorvenen aan het einde der tijden en noemt Jona als bewijs ervan dat het volgens hem kan: ‘Jona, die in het diepe gegooid was, en vervolgens werd weggeslikt in de buik van de vis, werd op bevel van God opnieuw op het droge geworpen’. Ook hier wordt het verband met de dood van Jezus niet gelegd, maar bespreekt Irenaeus het verhaal van Jona om duidelijk te maken dat een lichamelijke opstanding uit de dood bij God wel degelijk mogelijk is.

Tertullianus, maagsappen

Een latere auteur, die schreef aan het einde van de tweede en begin van de derde eeuw, is de Latijnse Tertullianus. Tertullianus was opgeleid als jurist en beheerste de regels van de Latijnse retorica in hoge mate. Zijn werk werd richtinggevend voor latere Latijnse christelijke auteurs. In dit geval gooit hij alle registers open om hetzelfde punt te maken als Irenaeus en gaat zelfs zover dat hij speculeert op de mate waarin het lichaam van Jona na drie dagen in het binnenste van de vis verteerd geweest moet zijn. Immers, wanneer een mens wordt opgegeten en belandt in de maagsappen van een roofdier, is er normaal gesproken van die mens na drie dagen niet erg veel meer over.

De mate waarin Tertullianus zich het verhaal van Jona letterlijk voorstelde, wordt ook duidelijk aan de hand van zijn bespreking van Jona in zijn tractaat Over het gebed. Daar vraagt hij zich in hoofdstuk 17 af hoe het kan dat God Jona hoorde toen de laatste tot hem bad, terwijl hij in de buik van de vis verbleef! In de Boeken tegen Marcion V.24 spreekt Tertullianus opnieuw over Jona. Hij analyseert Jona’s prediking tot de Ninevieten en concludeert dat God dus ook in die periode al het heil deed verkondigen buiten Israël. Tertullianus legt hier zelfs uit hoe de Griekse term voor ‘bekering’ inhoudt dat de mens van gedachten kan veranderen en zich kan verbeteren.

Wanneer Tertullians dan te spreken komt over de opstanding aan het einde der tijden (in Over de opstanding van het vlees 32), legt hij uit dat zelfs lijken die nooit begraven zijn en daardoor ten prooi gevallen zijn aan aasdieren, toch teruggebracht zullen worden tot hun fysieke gestalte wanneer God de opstanding laat aanbreken. Het ultieme voorbeeld dat Tertullianus hierbij weet te noemen, is de profeet Jona. In de desbetreffende passage legt Tertullianus uit, dat de maag van de vis ruim de tijd gehad moet hebben om het lichaam van Jona volledig te verteren. Op die manier wordt die maag een soort symbool voor het graf, aldus Tertullianus. In een ingewikkeld betoog maakt Tertullianus duidelijk dat het hem niet wezenlijk gaat om het verhaal van Jona. Integendeel: Jona geldt als een illustratie van de gedachte dat Gods boodschap voor iedereen bestemd is en dat bij God niets onmogelijk is. Kort samengevat: wanneer Jona drie dagen in de vis gezeten heeft en daarbij uiteraard volledig verteerd was, maar vervolgens intact uitgespuugd wordt door die vis, betekent dat dat God hem opnieuw zijn lichaam teruggegeven heeft. En zo wordt het verhaal van Jona dus voor Tertullianus een bewijs van de betrouwbaarheid van het geloof in de lichamelijke opstanding. Het feit dat Jona’s geschiedenis bewijst dat bij God alles mogelijk is, wordt voor Tertullianus helemaal duidelijk aan het gebed van Jona uit de buik van de vis. In zijn tractaat Over het gebed 17 legt hij uit dat de buik van zo’n beest zodanig goed geïsoleerd is, dat iemand die in die buik roept nooit erbuiten gehoord kan worden. Dat God het gebed van Jona desondanks toch hoort, is daarmee evident bewijs voor het feit dat bij God alles mogelijk is.

Derde eeuw en later

In de derde eeuw verandert het beeld van de interpretatie van Jona enigszins. Het is in deze periode, dat Jona’s verblijf in de vis vaker wordt gezien als prefiguratie van Jezus’ dood en opstanding op de derde dag. Daarnaast blijft het profetische aspect van de prediking van Jona tot de Ninevieten een belangrijk element in de receptie van Jona. Augustinus, bijvoorbeeld, noemt Jona in preek 72 in het verlengde van de boven besproken passage uit Matteüs als voorafschaduwing van de Mensenzoon: Jona predikte tot de Ninevieten zoals Jezus, de Mensenzoon, predikte tot Israël.

Johannes Chrysostomus kruipt in zijn preek over Matteüs, in de huid van Jezus en voert deze sprekend op om juist de verschillen tussen Jona en Jezus breed uit te meten:

Jona was een knecht, maar ik ben de meester. Hij kwam naar buiten uit de grote vis, maar ik stond op uit de dood. Hij kondigde vernietiging aan, maar ik ben gekomen om de goede boodschap van het Koninkrijk te verkondigen. De inwoners van Nineve kwamen inderdaad zonder een teken tot geloof, maar ik heb vele tekens verricht. Zij hoorden niets anders dan woorden, maar ik heb het onmogelijk gemaakt de waarheid te ontkennen. (…) Over Jona was van tevoren niets geprofeteerd, maar over mij was alles voorzegd en de feiten komen overeen met wat gezegd was. En bovendien, toen Jona op pad moest gaan, vluchtte hij weg opdat hij niet belachelijk gemaakt zou kunnen worden. Maar ik, in de wetenschap dat ik gekruisigd en bespot zou gaan worden, ik ben toch gekomen. (…)

(Johannes Chrysostomus, Preek 43)

Het lijkt erop dat Chrysostomus hier een beeld wil rechtzetten dat bij zijn gehoor geleefd moet hebben: dat Jona een profeet was van het kaliber van Jezus zelf. Hij corrigeert dat beeld feilloos, door Jezus aldus sprekend op te voeren en geeft op deze manier een uitwerking van de passage Matteüs 12,38-42. Waar de woorden van Jezus daar eindigen met de mededeling dat hij ‘meer is dan Salomo’ (v.42), maakt Chrysostomus duidelijk dat hij ook meer is dan Jona.

Beeldende kunst: catacombe van Priscilla

Hierboven is het beeld duidelijk geworden: in literaire teksten van de vroege kerk wordt Jona evident gezien als voorafspiegeling van Jezus. Dit geldt zowel voor wat zijn profetische optreden, als voor het element uit Jona dat hij in de buik van een vis verbleef, wat in Matteüs al gerelateerd wordt aan de dood en opstanding van Jezus. Het is van belang hier ook de beeldende kunst bij te betrekken. Sinds het klassieke werk van Frits van der Meer uit 1949, Christus’ oudste gewaad, is duidelijk dat de eerste christenen hun iconografie overnamen van de hen omringende cultuur. Opmerkelijk is het dat herderlijke taferelen, heel populair in de Romeinse beeldtaal, door de christenen worden overgenomen en als het ware gekerstend. De catacomben van Priscilla in Rome bevatten mogelijk de oudste christelijke afbeeldingen en onder deze afbeeldingen komt ook Jona voor. De afbeeldingen stammen uit de tweede of derde eeuw en behoren daardoor tot de oudste christelijke kunst.

Nadere bestudering van de fresco’s van de catacomben van Priscilla wijst uit dat hier precies gebeurt wat Van der Meer beschrijft: bekende thema’s uit de beeldtaal van de pagane oudheid worden gebruikt om Bijbelse verhalen te verbeelden. Zo wordt Christus afgebeeld als de Goede Herder, komt het verhaal van Susanna voor, is er een afbeelding van een etend gezelschap (vaak geïnterpreteerd als Jezus met zijn discipelen) en lijkt een aantal episodes het verhaal van Jona te verbeelden.

Overwinning op de dood

In de afbeeldingen van Jona is opmerkelijk dat met name twee elementen uit diens verhaal naar voren komen: enerzijds is dat het feit dat hij opgeslokt wordt door een zeemonster (dat in deze afbeeldingen overigens in het geheel niet op een vis lijkt) en anderzijds zijn verblijf onder de boom die uiteindelijk verdort. Het lijkt erop dat deze afbeeldingen geïnterpreteerd mogen worden als bewijs voor de interpretatie van Jona als een verhaal dat gaat over leven en dood en een voorafbeelding was van de dood en opstanding van Christus. De context waarbinnen de afbeeldingen zijn aangebracht is een funeraire: het gaat bij de catacomben uiteraard om graven. Bij gevolg mag geconcludeerd worden dat Jona werd afgebeeld om door middel van hem weer te geven wat in de christelijke iconografie pas laat en dan ook nog bij wijze van uitzondering afgebeeld wordt, namelijk de overwinning op de dood door Jezus Christus. Uit de fresco’s van de catacomben van Priscilla blijkt derhalve dat het verhaal van Jona voor de christelijke toehoorder blijkbaar automatisch geïnterpreteerd werd als verwijzing naar Pasen. Ook in andere catacomben in Rome komt de figuur van Jona voor, met ogenschijnlijk dezelfde functie. En zo is Jona uiteindelijk net zo gekerstend als de Romeinse bucolische beeldtaal waarbij het afbeelden van willekeurige herders uiteindelijk vervangen werd door het beeld van de Ene Goede Herder.

Nota bene

Voor het slot van dit artikel heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de masterscriptie van Astrid Hamberg, genoemd in de bibliografie hieronder. Afbeeldingen uit de catacomben zijn te bekijken op The ICS Catacomb Archive (Estelle Shohet Brettman Collections), International Catacomb Society. Zie ook de volgende link: ICS Historic Archive (Estelle Shohet Brettman Collections) – International Catacomb Society

Bert Jan Lietaert Peerbolte is hoogleraar Nieuw Testament aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Literatuur

  • Ernst Dassmann, Josef Engemann, en Karl Hoheisel, ‘Jonas’, in: Reallexikon für Antike und Christentum vol. 18 (Stuttgart: Hiersemann, 1950), 670-699.
  • Fay Elanor Ellwood, Hans Förster, Dennis W. Jowers, e.a., ‘Jonah (Book and Person)’, in: Encyclopedia of the Bible and Its Reception, vol. 14 (Berlijn: De Gruyter, 2017), 568-599.
  • Astrid Hamberg, A Historical Hodgepodge at its Finest: The Relevance of Funerary Imagery for Early Christian Identity (MA scriptie Vrije Universiteit Amsterdam, 2019).
  • Frits van der Meer, Christus’ oudste gewaad: Over de oorspronkelijkheid der oud-christelijke kunst (Utrecht: Het Spectrum 1949).
  • Manlio Simonetti, Matthew 1-13 (Ancient Christian Commentary on Scripture 1) (Downers Grove: IVPress, 2001).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken