Menu

Basis

José Sanders: ‘De wegen om te gaan uitnodigend schetsen’

Een wandelaar op pad

José Sanders is sinds 1 februari 2017 hoogleraar Narratieve Communicatie aan de Radboud Universiteit. Haar onderzoek richt zich op narratieven: verhalende teksten. Zij richt zich enerzijds op hun talige vormen (structuur en stijl) en hun cognitieve representatie, en anderzijds op hun communicatieve functie in toepassingen door organisaties, zoals in de narratieve journalistiek en narratieve gezondheidscommunicatie. Volgens Sanders is het uitwisselen van verhalen zelf al een goede strategie.

Uw onderzoek richt zich op narratieve communicatie. Kunt u daar wat meer over vertellen?

‘Wij houden ons bij Communicatie- en Informatiewetenschappen bezig met strategische communicatie, bedoeld om een bepaald doel bij een bepaalde doelgroep te bereiken. Dat is heel vaak in de context van organisaties. Ik ben echter niet alleen opgevoed in de publieke bedrijfscommunicatie, van achtergrond ben ik Neerlandica en ik ben in de tekstwetenschap gepromoveerd.

In mijn onderwijs en onderzoek stel ik de vraag: hoe kunnen verhalen een boodschap overbrengen die mensen in staat stelt een stuk informatie te begrijpen, een attitude over te nemen of om hun gedrag aan te passen. Dus hoe verhalen mensen iets kunnen leren en hoe ze hen kunnen overtuigen: verhalen specifiek in de context van strategische communicatie.

Deze verhalen hoeven niet met een specifiek strategisch doel gemaakt te zijn, maar kunnen tot dat specifieke doel worden ingezet. Sommige verhalen worden gemaakt om mensen iets te leren en/of te overtuigen, maar je kunt ook verhalen toepassen zonder dat ze ervoor gemaakt zijn. Daarom ben ik ook geïnteresseerd in verhalen in andere contexten: journalistieke verhalen, bijbelverhalen, literair-fictieve verhalen en verhalen in sociale media.

Zo bestudeer ik hoe verhalen over ervaringen in de context van de gezondheidszorg mensen kunnen helpen, maar ook kunnen sturen. Vooral in de media komen veel verhalen voor – bijvoorbeeld over vaccinatie en infectieziekten, maar ook over bevalling en levenseinde. Mensen willen weten wat anderen hebben ervaren bij dergelijke onderwerpen. Daarom maakt gezondheidsvoorlichting ook steeds meer gebruik van verhalen. Maar mediaverhalen kunnen mensen framen: ze zetten je in een bepaalde manier van denken, waardoor andere manieren van denken lastiger worden, en bepaalde keuzes ook.

Wat mij interesseert als tekstwetenschapper is hoe deze verhalen in elkaar zitten: wie speelt welke rol, welke woorden worden gebruikt? Wordt een verhaal geschreven in de ik-vorm of in de hij/zij-vorm, laat een verhaal de gedachten van mensen zien of juist niet?’

U zei net dat bijbelverhalen u interesseren. Wat maakt deze verhalen zo interessant?

’Op allerlei niveaus zijn er vergelijkingen te maken tussen de verhalen van toen en de verhalen van nu. Ik heb altijd met vertalingen van de Bijbel gewerkt, en heb bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar het verschil tussen de Statenvertaling, die heel trouw is aan de grondtekst, en latere vertalingen. Dan kun je zien dat modernere vertalingen veel meer invullen: ze maken allerlei impliciete verbanden expliciet en leggen bijbelfiguren uitspraken en zelfs innerlijke gedachten in de mond.

Om de oudere vertalingen en de grondteksten te begrijpen moet je veel harder werken. Niet alleen vanwege het taalgebruik, maar ook omdat deze teksten meer open laten. Je moet je best doen om je voor te stellen wat motieven van mensen in het verhaal zijn. Dat betekent ook dat je meer vrijheid hebt om te wisselen van perspectief: je kunt bij het lezen telkens een andere hoofdpersoon in gedachten nemen. Deze openheid van de grondteksten gaat mogelijk terug op de orale overlevering van waaruit ze op een zeker moment zijn neergeschreven.’

Hoe kunnen wij vandaag de dag die oude teksten begrijpen?

’Dat is zeker heel lastig. Die verhalen zijn gestold in een periode waarin het leven zo compleet anders was dan het leven dat wij leven. Ze zijn geschreven in nomadische, agrarische en visserijculturen, en nemen grotendeels een mannelijk rolperspectief in, met kleinere rollen voor vrouwen – niet het soort leven en de rollen die wij nu zien. Als je die verhalen “open wilt lezen”, dan vergt dat een enorme gedachtesprong.

‘Als er een meerstemmige klank is in kerkelijk preken, is er simpelweg méér kans om veel mensen te raken’

Om bijvoorbeeld het verhaal van Jezus en de Samaritaanse vrouw te kunnen “navoelen”, moet je uit je comfortzone treden. Dat moet je echt willen en daar heb je soms hulp bij nodig. In sommige nieuwe vertalingen zegt de vrouw aan het eind: “Hij wist alles van mij.” In de oude teksten zegt ze: “Hij heeft mij alles gezegd, wat ik gedaan heb.” Dat kun je openlezen als: Door naar Hem te kijken, zie ik mijn leven pas goed. Door naar Hem te luisteren hoor ik de waarheid over mijn leven. En nu ik dat eenmaal gezien en gehoord heb, wil ik Hem blijven volgen.’

Aan de ene kant hebben we de kerk die haar verhaal over wil brengen en aan de andere kant zitten we met mensen die minder ontvankelijk worden voor dergelijke verhalen. Preken zouden gezien kunnen worden als de brug tussen kerk en mensen. Waar gaat het mis?

‘De preek is natuurlijk onvoorstelbaar belangrijk. Veel preken zijn heel mooi. Maar het gebeurt ook dat een preek er niet in slaagt om die brug daadwerkelijk te slaan. Een uitda ging is dat preken binnen de katholieke kerk voorbehouden is aan gewijde mannen: alleen zij mogen de homilie houden. Het is hun taak om de gehele breedte aan menselijke ervaringen en perspectieven te bundelen en tot uiting te brengen. Om die enorme veelkleurigheid die mensen in de bijbelteksten kunnen leggen, mee te nemen in de preek is een bijzondere gave. Het lukt niet altijd.

Ik heb protestantse vrienden en vriendinnen, als predikant in de Protestantse Kerk of bij de remonstranten, die ook fantastisch goed kunnen preken. Zij laten letterlijk en figuurlijk een ander geluid horen, dat gehoord mag worden. Als er een meerstemmige klank is in kerkelijk preken, is er simpelweg méér kans om veel mensen te raken. Diversiteit heeft uiteraard te maken met kansen die lekenmannen en vrouwen krijgen in de kerk, maar het gaat me vooral om de kansen voor mensen om geraakt te worden door de kerk en iets van hun ervaringen te herkennen in de uitleg van het Woord in de preek.’

Wat maakt zo’n preek dan tot een goede preek?

‘Ik heb op heel veel verschillende plaatsen naar preken geluisterd en heb ervaren dat er verschillende soorten goede preken zijn. Een hoogbejaarde priester die ik vroeger meegemaakt heb nam in zijn preek meestal één woord uit de Evangelielezing, bijvoorbeeld: “Jezus gebruikt vandaag vier keer het woord de weg”. Dan preekte hij voor de vuist weg drie minuten over dat woord: hoe gaan wij vandaag de weg met Jezus? Vanuit dat ene woord wist hij direct binnen in je hart te komen. Ongelooflijk. Dat was meteen goed en klaar. Dat is de beste.

Dan heb ik vaak priesters meegemaakt die de kerkgangers vooral in het kerkelijk jaar plaatsen en uitleggen waarom we nu een bepaalde tekst lezen in deze context. Dan snap je weer wat de liturgie is die we samen met elkaar leven. Het mooist is als een preek iets van allebei heeft, maar voor alleen dat tweede ben ik ook dankbaar. Je leert iets, vooral als er ook een verbinding met de actualiteit wordt gelegd: wat heeft deze tekst ons in de wereld van vandaag nog te vertellen.

Tot slot is er een soort preek die ik vooral poëtisch noem. Naar dergelijke preken heb ik moeten leren luisteren. Zo heb ik al vaak geluisterd naar een priester die theologisch zeer geschoold is en dat vertaalt naar beelden van geloof, van God, van Jezus, van de Geest. Hij spreekt vaak in onvolledige zinnen zonder werkwoord, en stapelt het ene beeld op het andere. Zo vouwt hij uit wat geloof is, wat het geloof met je hart en je leven kan doen, ook verwijzend naar heiligenlevens – vaak van vrouwen overigens!

Dat is een heel andere manier van preken, tastend en bijna biddend, en daarin vergelijkbaar het met de korte preken die ik als eerste noemde. Zo’n tastende, biddende preek neemt je echt mee, maar is niet per se gemakkelijk. Er zijn mensen die het net als ik heel mooi vinden, maar het zal ook over de hoofden van sommige mensen heen gaan.

Dit zijn preken die je in de katholieke kerk meemaakt, waar gelezen en gepreekt wordt volgens het vaste lectionarium door het kerkelijk jaar. In de protestantse kerk heb ik de indruk dat soms ook schriftlezingen gekozen worden bij het thema of het moment. Predikanten kunnen een tekst zoeken bij de boodschap die ze hebben. Misschien kunnen zij daardoor ook wat kritischer kijken hoe de tekst actueel gemaakt kan worden. Ik denk dat dat een preek oplevert waar veel mensen behoefte aan hebben. Nadeel is dat het ook heel sturend en uitleggerig kan zijn. Daarom vind ik de poëtische, meer biddende en tastende preken zelf vaak het mooiste. Dat heeft ook weer te maken met dat ik erg houd van die open en transparante vertalingen. Maar het vraagt oefening.’

‘Uitvouwen wat geloof is, wat het geloof met je hart en je leven kan doen’

Wanneer slaagt een preek minder goed?

‘Als de preek op een college lijkt en te abstract is, soms warrig, soms te lang; de zaak te eenvoudig voorstelt, maar één kant van het verhaal belicht; overdreven en geforceerd actueel is; te zeer neigt naar het willen opleggen van een beeld van hoe de maatschappij zou moeten zijn – wat overigens zowel “conservatief” als “progressief” kan zijn.’

Is dat nu niet juist het probleem van het verhaal dat de kerk vertelt? Dat het mensen vertelt wat ze moeten geloven in plaats van wat ze zouden kunnen geloven?

‘Voor mijn gevoel zouden preken ons uitnodigend de “wegen om te gaan” moeten schetsen. Wat zou het mooi zijn als. Hopend. Wensend. Misschien ook wel meer biddend toch. De verhalen van de Bijbel tonen ons die wegen om te gaan – misschien wel smallere en soms moeilijker wegen maar die goed zijn, en waar, en fraaier voor het hart. Niet zo goed voelt het echter als ik naar iemand luister die een “directe lijn” heeft met onze Heer: die zeker weet wat God van ons wil, wat Hij het juiste vindt om te doen, of zelfs hoe Hij precies ingrijpt in ieders leven. Het gaat er voor mij veel meer om dat we God uit de bijbelverhalen oproepen en aanroepen, te hulp roepen.

Als verhalen van het Nieuwe Testament vertellen dat de mensen in Jezus geloofden, lees ik erin dat dit vooral inhield: ze volgden Hem, ze wilden dicht bij Hem blijven. De tegenwoordige opvatting van het geloof als een soort van contract van zekerheden dat je ondertekent – en daar voelen steeds minder mensen voor – staat daar haaks op. Volgens mij gaat het er veel meer om dat geloof een weg is om te gaan en waarop Jezus ons uitnodigt om mee te gaan. En juist de preek zou je verlangen om daar gehoor aan te geven moeten versterken. Dat wil niet zeggen dat het allemaal lief moet zijn, dat verlangen mag best schuren en confronteren. Maar als dat verlangen niet aangewakkerd is, dan is er een kans verloren gegaan in de preek.’

Dan is er ook iets verloren gegaan in het verhaal dat de kerk over zichzelf vertelt. Want juist het beeld van een kerk die vertelt wat mensen moeten doen overheerst bij veel mensen.

‘Als geloof is het verlangen het goede en ware te zien en te doen, en als de preek helpt dat verlangen in mensen te vergroten, dan is de preek geslaagd. Als de preek de verhalen uit de Bijbel weet te gebruiken, zodanig weet uit te leggen dat wat mensen in die verhalen ervaren relevant wordt voor jou hier en nu, de enactment zoals dat in de verhaalkunst heet, dan is de preek gelukt. Als je bijvoorbeeld het verhaal van de Samaritaanse vrouw kunt “openlezen” zodat mensen erin kunnen stappen, en zich durven afvragen: wat zie ik echt van mijn leven als ik naar Jezus kijk en luister? Ja, dan heb je ook vandaag iets te bieden.’

Dan staat de kerk wel nog een uitdaging te wachten, want het wordt voor mensen steeds moeilijker zich te kunnen verplaatsen in de verhalen die verteld worden.

‘Ja, een van de uitdagingen die ik zie voor de kerk is zich te verhouden tot de toenemende genderfluïditeit. Overal zien we mensen zelf meer fluïde worden in hun gender, en afstand nemen van de rollen die daar traditioneel bij horen. Hoe ga je deze nieuwe tijd ooit verbinden met die heel oude boeken die zo sterk “gegenderd” zijn? Tegelijk zie ik ook mogelijkheden.

Je hoort vaak dat mensen Jezus graag willen afschilderen als een “gewoon mens”: was Hij niet een “gewone” man met relaties, een vrouw, zelfs gezin misschien? Maar we mogen blij zijn dat de Jezus van de Bijbel niet op die manier grijpbaar is. Hij verbindt zich alleen met God, en verstaat Zich met iedereen, vrouwen evengoed als mannen, zondaars nog meer dan heiligen, en is in Zijn Persoon als zodanig behoorlijk “fluïde”! Ik denk dat dit voor het christendom een groot voordeel kan zijn, je zou kunnen zeggen: we hebben goud in handen en kunnen maximaal aansluiting met Jezus vinden bij zóveel verschillende soorten mensen!’

Zijn er nieuwe manieren om de oude verhalen bij de tijd te brengen?

‘In mijn ervaring is de liturgie en de muziek in het algemeen een geweldige manier om de bijbelverhalen tot leven te wekken. Ik ben eclectisch ingesteld en ga even graag naar een plechtige hoogmis met gregoriaanse en polyfone zang als naar een Nederlandstalige mis met liederen van bijvoorbeeld Oosterhuis. Daarnaast ga ik ook regelmatig naar concerten van de evangelische muziekgroep Sela en luister ik thuis bijvoorbeeld naar Hillsong. Overal waar de verhalen opnieuw worden verteld, kun je mij vinden. Waarom zouden we op deze vormen van liturgie neerkijken? Hillsong heeft bijvoorbeeld een lied over de transfiguratie en eentje over de vrouw die gestenigd zou worden – echt mooi, ik kan er telkens opnieuw naar luisteren. Hoewel er natuurlijk ook allerlei kanttekeningen te plaatsen zullen zijn bij grootschalige kerkgenootschappen als Hillsong, denk ik wel dat deze muziekmakers begrepen hebben dat je de verhalen naar onze tijd moet halen.’

Ze halen de verhalen naar onze tijd en willen dit ook doen. Voor de doelgroep door de doelgroep.

‘Juist, en ik zit ook in die doelgroep. Zo maken ze in mijn ogen eigenlijk nieuwe preekjes waarmee grote groepen mensen worden bereikt. Doe ze dat maar eens na.’

Tom Lormans (MA) is historicus en geestelijk verzorger. Hij is als promovendus werkzaam bij het Expertisecentrum Palliatieve Zorg Utrecht.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken