Menu

Basis

Judas Iskariot. De rare sprongen van een kat met (minstens) negen levens

Barcelona, Spain - June 28: decor of the door of Sagrada Familia on June 28, 2017 in Barcelona, Spain. This impressive cathedral was designed by Antoni Gaudi.
‘Concessum est rhetoribus ementiri in historiis’ (Cicero)

Inleiding

In Judas der Ertz-Schelm – het meest uitvoerige werk dat ooit over Judas Iskariot is geschreven – verzamelde Abraham a Sancta Clara – een beroemd zeventiende-eeuws prediker aan het keizerlijk hof te Wenen – alle legendes over Judas die er in de loop der tijd waren ontstaan.1 Hij schreef (en preekte!) over het slechte huwelijk van de ouders van Judas, over zijn bezetenheid door de duivel toen hij nog een kind was, over zijn rode baard (!), over de moord op zijn vader en het daarop volgende huwelijk met zijn moeder (Oedipus!), over zijn door-en-door verdorven karakter, enzovoort. Voor Sancta Clara was Judas de verpersoonlijking van het ultieme kwaad. Het indertijd populaire werk vormt het tragische dieptepunt van een eeuwenlange traditie waarin alle stereotypen op de persoon van Judas geprojecteerd werden. Had Sancta Clara in onze tijd geleefd, dan zou hij ongetwijfeld wegens smaad en laster worden aangeklaagd.

Judas Iskariot is een intrigerend persoon.2 Op de vele afbeeldingen die er in de loop der eeuwen van het Laatste Avondmaal zijn gemaakt, is vaak al snel duidelijk wie Judas, de verrader van Jezus, is: of omdat hij heel gemeen uit zijn ogen kijkt of omdat hij ergens in een hoekje zijn verradersloon (de dertig zilverlingen) aan het tellen is of omdat hij precies de andere kant opkijkt dan alle andere apostelen of omdat hij Jezus of ook de toeschouwer brutaal en uitdagend in de ogen ziet. Helaas ook niet zelden omdat hij als enige (!) de typische kenmerken van een stereotiepe jood heeft: een scherpe neus, een gele mantel (de voorloper van de davidsster) en een buideltje geld in z’n handen.3

In de geschiedenis heeft de figuur van Judas mythische proporties aangenomen en is hij de verpersoonlijking van het kwaad geworden, de incarnatie van de duivel in hoogst eigen persoon. Er deden al vroeg spectaculaire verhalen de ronde over hoe hij precies aan zijn einde zou zijn gekomen, het ene verhaal nog sterker dan het andere. Daarover gaat dit artikel.

Judas in het Nieuwe Testament: een tikkende tijdbom

Al in het Nieuwe Testament zelf is er met de dood van Judas iets merkwaardigs aan de hand. Dat zien we goed als we de teksten over Judas in de vermoedelijke historische volgorde van ontstaan plaatsen.

In het oudste evangelie, dat van Marcus, wordt weliswaar gesproken over de bedenkelijke rol die Judas had gespeeld bij de arrestatie van Jezus, maar wordt niets gezegd over zijn dood. Hoe liep het met hem af? Marcus rept er, bijna veertig jaar na de dramatische gebeurtenissen, met geen woord over. Matteüs en Lucas geven beiden wel antwoord op die vraag, maar ze geven elk hun eigen versie van Judas’ dood (Mat. 27:3-10; Hand. 1:16-20). Johannes, naar gangbare opvatting schrijvend aan het einde van de eerste eeuw, rept opnieuw met geen woord over de dood van Judas, ook al gaf de uitspraak van Jezus in Joh. 17:12b (‘Geen van hen is verloren gegaan behalve hij die verloren moest gaan, opdat de Schrift in vervulling zou gaan’) hem daar alle aanleiding toe. Buiten de vier evangeliën zijn er in het Nieuwe Testament nauwelijks of geen teksten waarin Judas überhaupt ter sprake komt. Het is de eerste dertig, veertig jaar na dato opvallend stil rond de persoon van Judas. Is er sprake van een doofpotaffaire? Werd hij misschien doodgezwegen? Daar was in elk geval alle reden toe. De Judas-affaire moet een zwarte bladzijde in het geheugen van de eerste christenen zijn geweest. Het paste niet goed in hun kijk op Jezus. Als Jezus, toen hij Judas als discipel uitkoos, niet wist hoe het met Judas af zou lopen, wat zegt dat dan over hem? Dat hij een fatale inschattingsfout had gemaakt? En als Jezus het wel van tevoren wist, wat zegt dat dan? Heeft hij Judas er dan ingeluisd? Volgens sommige onderzoekers wijst dat erop dat Judas een verzonnen figuur is, resultaat van vroegchristelijke legendevorming, omdat er nu eenmaal een zondebok gevonden moest worden om de pijn wat te verzachten. Maar waarom zou iemand het in zijn hoofd halen om zo’n bizarre figuur te verzinnen? Het heeft er naar mijn idee alle schijn van dat we hier te maken hebben met een typisch voorbeeld van Freudiaanse ‘repressie van het collectieve geheugen’ (S. Freud en E. Fromm), een fenomeen dat we ook van de Neurenberger processen na de Tweede Wereldoorlog kennen: de daders, de kampbeulen, hadden de gruwelijkheden verdrongen; men wilde het allemaal zo snel mogelijk vergeten en men wist het op een gegeven moment ook echt niet meer.4 Misschien is dat met de ongemakkelijke herinnering aan Judas ook zo gegaan. Uiteindelijk hebben de pogingen om Judas dood te zwijgen echter niet geholpen: de verhalen over hem konden niet onderdrukt of verzwegen worden en op een gegeven moment barstte de bom …

Verschillende versies van Judas’ dood: een inventarisatie

Zodra we de blik verbreden en onderzoeken hoe de dood van Judas in de geschiedenis is overgeleverd, doet zich een eigenaardig fenomeen voor: de verhalen over Judas’ dood gaan al snel een eigen leven leiden en steken op de meest onverwachte plekken de kop op. In wat volgt laat ik een aantal versies van de dood van Judas de revue passeren, te beginnen in het Nieuwe Testament zelf, voordat ik een poging onderneem om een verklaring van dit verschijnsel te geven:5

1. Judas hangt zichzelf op – De meest bekende en in het collectief geheugen gegrifte versie van Judas’ dood vinden we in Mat. 27:3-10. Na de arrestatie van Jezus in de hof van Getsemane ziet Judas wat hij met zijn uitlevering van Jezus aan de joodse leiders in gang gezet heeft en hij krijgt berouw: hij keert terug naar de tempel, smijt de zilverlingen op de grond, verlaat de tempel en hangt zichzelf op:

Toen Judas, die hem had uitgeleverd, zag dat Jezus ter dood veroordeeld was, kreeg hij berouw. Hij bracht de dertig zilverstukken naar de hogepriesters en oudsten terug en zei: ‘Ik heb een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren.’ Maar zij zeiden: ‘Wat gaat ons dat aan? Zie dat zelf maar op te lossen!’ Toen smeet hij de zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en verhing zich (ἀπήγξατο). De hogepriesters verzamelden de zilverstukken en zeiden: ‘We mogen ze niet bij de tempelschat voegen, aangezien het bloedgeld is.’ Na ampel beraad kochten ze er de akker van de pottenbakker mee, die dan als begraafplaats voor vreemdelingen kon dienen. Daarom heet die akker tot op de dag van vandaag de Bloed-akker. Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia: ‘En ze verzamelden de dertig zilverstukken, het bedrag waarop hij geschat was en dat ze hadden bepaald met de zonen van Israël, en ze betaalden er de akker van de pottenbakker mee, zoals de Heer mij had opgedragen.’

De versie van Matteüs is geïnspireerd op het oudtestamentische verhaal van David en Achitofel, de verrader van David (2 Sam. 15:1-13).6 Zoals Achitofel David verraadde en zich vervolgens het leven benam door zich op te hangen (2 Sam. 17:23 LXX ἀπήγξατο), zo verraadde Judas Jezus, de Zoon van David, en hing zich vervolgens op. Een tekst uit het profetenboek (Zach. 11:13; vgl. Jer. 32:7-9) wordt aangehaald als bewijs van een vervulde profetie.7

2. Judas sterft door een dodelijke val – Anders dan Matteüs bewaart Lucas zijn verhaal over het einde van Judas voor zijn tweede boek: niet als onderdeel van de lijdensgeschiedenis maar als overbrugging naar het ontstaan van de christelijke gemeente. In Hand. 1:16-20 vinden we een opvallend afwijkende versie van de gebeurtenissen: Judas toont geen berouw maar hij valt voorover (van een dak? van een berg?) en maakt een dramatische val met dodelijke afloop:

 

In die dagen stond Petrus op te midden van de leerlingen – er was een groep van ongeveer honderdtwintig mensen bijeen – en zei: ‘Broeders en zusters, het schriftwoord waarin de heilige Geest bij monde van David heeft gesproken over Judas, die gids van hen die Jezus gevangen hebben genomen, moest in vervulling gaan. Judas was een van ons en had deel aan onze dienende taak. Van de beloning voor zijn schanddaad kocht hij een stuk grond, maar bij een val werd zijn buik opengereten (πρηνὴς γενόμενος ἐλάκησεν μέσος), zodat zijn ingewanden naar buiten kwamen (καὶ ἐξεχύθη πάντα τὰ σπλάγχνα αὐτοῦ). Alle inwoners van Jeruzalem hebben van deze gebeurtenis gehoord, en daarom noemen ze dat stuk grond in hun eigen taal Akeldama, wat ‘bloedgrond’ betekent. In het boek van de Psalmen staat namelijk geschreven: ‘Laat zijn woonplaats een woestenij worden en laat niemand daar meer verblijven.’ [= Ps. 69:26] En ook: ‘Laat een ander zijn taak overnemen.’ [= Ps. 109:8]

De verschillen met Matteüs zijn opvallend. Beide berichten geven een andere verklaring van de naam van de akker (voor de een heet die plek bloedakker, omdat die met het bloedgeld van Judas was gekocht, het gaat om het bloed van Jezus; voor de ander heet de plek bloedakker vanwege de bloedige ge-beurtenis die daar had plaatsgevonden, namelijk de dood van Judas – het gaat daar dus om het bloed van Judas). De teksten verschillen ook over de vraag wie precies de akker kocht: waren dat de priesters en de joodse leiders, of was het Judas zelf? Beide evangelisten beroepen zich op teksten uit het Oude Testament om de gebeurtenissen te duiden, maar beiden op andere teksten. Ten slotte, volgens de versie van Matteüs toont Judas berouw; in de versie van Lucas is daarvan geen enkele sprake. Sterker nog, de manier waarop Lucas het allemaal formuleert doet juist het tegendeel vermoeden: Judas’ dood wordt neergezet als een direct oordeel van Godswege en op één lijn geplaatst met de dood van andere notoire booswichten en verraders in zowel Grieks-Romeinse als joodse bronnen.8

3. Harmonisatiepogingen – De verschillen vielen al snel op. In de vroege kerk werden er al vroeg harmonisatiepogingen ondernomen om de twee verhalen op één lijn te krijgen – de Schrift kon immers niet met zichzelf in tegenspraak zijn – allemaal volgens eenzelfde patroon: Judas hing zich op (= Matteüs), maar het touw (of de tak) brak en zo stortte hij alsnog ter aardeneer en kwamen zijn ingewanden naar buiten en stierf hij (= Handelingen).9 Zulk soort pogingen om tegenstrijdige berichten met elkaar overeen te laten stemmen vinden we door de hele geschiedenis heen. Uit de vele voorbeelden noem ik slechts een typerend voorbeeld uit de negende eeuw na Christus, van een zekere Isho’dad van Merv, een Syrische bisschop:

Ze zeggen dat toen Judas zichzelf had opgehangen de houder losraakte en hij kon ontsnappen, of dat iemand anders hem zag hangen en hem redde. En dat was te danken aan de voorzienigheid van God, zodat de discipelen er niet van beschuldigd konden worden dat zij hem hadden opgehangen, en omdat het gepast was dat hij die openlijk verraad had gepleegd ook openlijk zou moeten sterven. Dus hij bleef in leven, maakte de opstanding van de Heer mee, hoorde dat hij vele malen aan zijn discipelen was verschenen en dat hij ten hemel was gevaren. En toen kwam hij op de plek waar vele tezamen waren en hij stortte neer op de grond midden in de stad, en hij barstte open …10

4. Judas bezwijkt aan de dodelijk gezwel – Aan het begin van de tweede eeuw na Christus – de inkt van de geschriften van het Nieuwe Testament is nog nauwelijks droog – komt Papias van Hiërapolis met een ander verhaal. Ook hij beweerde dat Judas’ poging om zich op te hangen was mislukt en dat hij gewoon verder leefde. Maar: op een gegeven moment werd Judas door een vreselijke ziekte getroffen: zijn lichaam zwol op tot enorme proporties – letterlijk zegt Papias, althans volgens de reconstructie van Apollinaris in de vierde eeuw: ‘zodanig dat daar waar een voertuig er nog makkelijk door kon, hij dat niet meer kon’ – tot hij uiteindelijk aan zijn ziekte bezweek. Mijn vertaling op basis van (mijn reconstructie van) de Griekse tekst luidt: ‘Zijn lichaam was zo opgezwollen (πρησθείς, vgl. Num. 5:22 LXX) dat daar waar een voertuig nog wel doorheen kon, hij dat niet meer kon, ja zelfs niet eens met zijn hoofd … Na vele pijnigingen en kwellingen stierf hij (τελευτήσαντος), naar verluidt, in zijn eigen plaats.’11 Judas bezwijkt dus volgens Papias aan de gevolgen van een vreselijke ziekte.12

5. Judas wordt overreden door paard en wagen – In een latere uitwerking van deze legende wordt Judas – zo gaat dat nu eenmaal bij een legende – werkelijk door een voertuig overreden. Het voertuig rijdt het beeld uit en dendert in volle vaart over Judas heen: ‘(ze zeggen) dat hij door het voertuig werd geraakt en dat zijn ingewanden volledig werden geleegd.’ Een tragisch verkeersongeval, dus.13

6. Judas werpt zichzelf in zee met een molensteen om zijn hals – Volgens de traditie van de Syrische kerkvader Aphrahat (derde-vierde eeuw n.Chr.) was Judas aan zijn eind gekomen doordat hij een molensteen om zijn hals had gedaan en zichzelf in zee had geworpen (vgl. Matt. 18:7; Luc. 17:2).14

7. Judas sterft aan het kruis in plaats van Jezus – In het (laatmiddeleeuwse) Evangelie van Barnabas wordt – op basis van een raadselachtige passage in de Koran (Sura 4:156-158)15 – beweerd dat Judas in de plaats van Jezus aan het kruis was geslagen,16 een interpretatie die mogelijk teruggaat op gnostische of docetistische leringen uit de derde of vierde eeuw, die claimden dat niet Jezus zelf maar iemand anders in zijn plaats aan het kruis gestorven was.17

8. Judas wordt gestenigd (verdwijnt in een wolk?) – In Het Evangelie van Judas 44 is sprake van een potentiële dood door steniging.18 ‘In mijn visioen zag ik (Judas) mijzelf, terwijl de twaalf discipelen mij stenigden …’ (vert. Van Oort 141). Kennelijk gebeurt dat toch niet (of in ieder geval niet meteen), want even verderop in de tekst lijkt Judas te verdwijnen in een wolk: ‘Judas hief zijn ogen op. En hij zag de lichtende wolk. En hij19 ging naar binnen. Zij die op de grond stonden, hoorden een stem komen uit de wolk en zeggen …. (vert. Van Oort 179). De scene doet sterk denken aan de verheerlijking op de berg. Vanaf hier is de tekst ernstig beschadigd en weten we dus niet hoe het uiteindelijk afliep met Judas. In de reconstructies van April DeConick en Gregor Wurst volgt hierna de overlevering van Jezus door Judas.20 Hoe het ook zij, wat dit fragment interessant maakt is dat men er rekening mee hield dat Judas door steniging aan zijn einde had kunnen komen, en dit met (en ondanks!) kennis van de traditie over zijn dood in het Nieuwe Testament.

9. Judas sterft aan difterie en een zenuwaandoening – Aan het einde van de achttiende eeuw kwam de controversiële Engelse geleerde Gilbert Wakefield (1756-1801) tot de conclusie dat Judas aan een ernstige vorm van difterie was gestorven, in combinatie met een slopende zenuwziekte.21 Speelt het feit dat er juist in de zeventiende en achttiende eeuw grote difterie-epidemieën waren die vele levens eisten misschien een rol?

10. Judas sterft een natuurlijke dood – Volgens weer anderen – bijvoorbeeld in de hedendaagse romanliteratuur – is de historische Judas aan het einde van zijn leven gewoon een natuurlijke dood gestorven, in alle rust zijn laatste adem uitblazend te midden van zijn geliefden op een vredig sterfbed.22

11. Judas wordt vermoord door twee medediscipelen – In de spraak-makende roman van de Russische schrijver Michail Boelgakov, De Meester en Margarita (1966), komt Judas aan zijn eind doordat hij door twee medeleerlingen van Jezus (Jesjoea Ha-Notsri) met twee dolksteken om het leven werd gebracht, waarna zij het geld dat hij met het verraad had verdiend over de schutting van de tuin van het paleis van Kajafas terugsmeten.23 Overigens staat Pilatus nadien – in een confrontatie met Mattheus Levi, die Judas ook uit de weg had willen ruimen en kennelijk nog niet wist dat hij al dood was24 – zich erop voor dat hij Judas vermoord heeft.25

12. Judas wordt 30 jaar later door de Romeinen gekruisigd – De roman The Gospel according to Judas, door Jeffrey Archer, is een fictieve hervertelling over Judas vanuit het perspectief van zijn zoon Benjamin Iskariot. Volgens hem was Judas er van meet af aan op bedacht Jezus voor de ondergang te behoeden maar werd hij door de joodse leiders verraden. Na de dood van Jezus trekt Judas zich terug uit de kring van de apostelen en sluit hij zich aan bij de sekte van de Essenen te Kirbet Qumran, waar hij na de verovering ervan door de Romeinen in het jaar 70 gevangen wordt genomen en gekruisigd: Judas died as Jesus did: He was crucified by the Romans.26

13. Judas onderneemt een (mislukte) hemelvaart – Ten slotte, in de laat-middeleeuwse Toledot-Jesu literatuur (joodse verhalen over Jezus) is sprake van een (mislukte) hemelvaart van Judas: Judas zou na zijn mislukte poging zichzelf van het leven te benemen achter Jezus aan zijn gesneld in een poging diens hemelvaart te verhinderen. Wanneer Jezus vanaf de Olijfberg ten hemel vaart, grijpt Judas Jezus vast en wordt meegetrokken de lucht in. Maar Jezus weet zich van Judas los te maken en Judas stort (net als Icarus!) naar beneden en komt alsnog gruwelijk aan zijn eind.27

Al met al een bonte verscheidenheid aan versies van Judas’ dood, die het fenomeen Judas alleen maar raadselachtiger maakt.28 Ze zijn ontstaan uit een behoefte om de twee berichten in het Nieuwe Testament met elkaar in overeenstemming te brengen en ze maken daarbij dankbaar gebruik van een leemte (of misschien beter: een aanknopingspunt) in de tekst van Lucas (in Hand. 1:18), waar het Grieks niet helemaal duidelijk is en op meerdere manieren vertaald kan worden of om een aanpassing (een zgn. conjectuur) vroeg.29 Maar: daarmee kan niet alles verklaard worden. En hoe recenter deze legendes zijn, hoe merkwaardiger dit fenomeen wordt: vanaf de tweede en derde eeuw na Christus raken de teksten van het Nieuwe Testament steeds meer bekend en gezaghebbend. En dan toch die waaier van legendes?

Voor ons moderne lezers doet die bonte verscheidenheid vreemd aan. Het lijkt erop dat dat in de oudheid anders was, niet zozeer omdat er nog geen tv-camera’s bij waren die het gebeuren feilloos konden registreren, maar vooral omdat er andere ‘denkmechanismen’ en literaire conventies in het spel waren. Hoe zit dat met de dood van Judas?

Het vergelijkingsmateriaal (1): de dood van goddelozen

De dood van Judas staat in Lucas’ eigen werk niet op zichzelf. Er zijn overeenkomsten met de plotselinge dood van Ananias en Saffira (Hand. 5:1-11), de gruwelijke dood van Herodes Agrippa I (12:23) en – goddelijke interventies met minder dramatische afloop – de verblinding van Elymas (13:6-12) en de aanval op de zonen van Sceva (19:13-16). Het zijn alle verhalen waarin het thema van goddelijke vergelding een rol speelt.

Vergelding door de goden is een populair thema in de klassieke literatuur, zo zelfs dat het in de loop der tijd een topos (een gemeenplaats) is geworden.30 Er zijn in de Grieks-hellenistische literatuur talrijke verhalen over de dood van antihelden, tirannen, verraders, mensen die met het recht een loopje namen en zich tegen de goden verzetten. Dergelijke verhalen verlopen steevast volgens een bepaald patroon en dat patroon is ook aan te treffen in het geval van Judas. De achterliggende gedachte is dat een goddeloos iemand een passende (lees: gruwelijke) dood behoort te sterven (en ook omgekeerd, dat wie een gruwelijke dood is gestorven bij leven kennelijk uitzonderlijk goddeloos moet zijn geweest). In de beschrijvingen van de dood van dergelijke antihelden worden dan ook allerlei gruwelijke details in geuren en kleuren beschreven: hij of zij wordt getroffen door de bliksem, wordt door wormen gegeten, wordt verscheurd door wilde dieren, zijn of haar ingewanden scheuren open en komen naar buiten, hij of zij rot weg of verspreidt een vreselijke stank, enzovoort. Het wordt allemaal – ook in de Bijbel – heel plastisch beschreven: Izebel werd uit het raam gesmeten zodat ‘haar bloed tegen de stadsmuur en tegen de paarden opspatte’ (1 Kon. 9:33); Judas ‘werd midden opengereten en al zijn ingewanden kwamen naar buiten’ (Hand. 1:17), en Herodes ‘werd door wormen aangevreten’ (Hand. 12:23).

Het vergelijkingsmateriaal (2): de dood van verraders

Nu is Lucas de enige evangelist die Judas uitdrukkelijk een ‘verrader’ noemt (Luc. 6:16, προδότης). Zijn daad wordt door de anderen omschreven als ‘overleveren’ of ‘uitleveren’ (d.w.z. met al dan niet goede bedoelingen), maar nooit als ‘verraden.’31 Het zou dus de moeite waard zijn om te onderzoeken of de zoekopdracht ‘dood van een verrader’ nog iets meer oplevert. Izebel was dan wel door en door slecht, maar een verraadster was ze niet. Wat dat betreft komt de dood van Amasa, de generaal van koning David, die door zijn rivaal Joab verraden werd, al dichter in de buurt (2 Sam. 20:9-10): bij hun ontmoeting grijpt Joab met zijn rechterhand de baard van Amasa, alsof hij hem wil kussen (een Judaskas avant la lettre!) en steekt dan een zwaard in zijn onderlijf, ‘zodat zijn ingewanden ter aarde stortten’ (vgl. Hand. 1:18!). Maar ook hier geldt dat de parallel maar ten dele opgaat.

Meer inhoudelijke parallellen zijn er echter wel degelijk. We moeten dan niet zozeer kijken naar een specifiek verhaal, maar naar een bepaald type verhalen. De Griekse historicus Arrianus (tweede eeuw n.Chr.) is er een goed voorbeeld van. Hij beschrijft de dood van Kallisthenes, de Griekse ge-schiedschrijver en biograaf van Alexander de Grote en neef van de beroemde filosoof Aristoteles. Kallisthenes werd verdacht van samenzwering in een complot tegen Alexander en werd gevangengezet om ter dood gebracht te worden op beschuldiging van hoogverraad. Arrianus schrijft over hem:

Kallisthenes werd volgens Aristoboulos geketend met het leger mee rondgesleept en is vervolgens aan een ziekte gestorven. Maar Ptolemaios, zoon van Lagos, zegt dat hij gemarteld en daarna gekruisigd is. Zo geven zelfs zeer betrouwbare schrijvers die destijds ook in het gezelschap van Alexander waren, geen eensluidend bericht over opzienbarende feiten waarvan zij de toedracht kenden. Anderen hebben van deze gebeurtenissen nog vele andere versies gegeven, maar voor mij moet voldoende zijn wat ik hier heb geschreven. Hoewel deze dingen wat later voorvielen, heb ik ze hier opgetekend, bij het conflict tussen Kleitos en Alexander, omdat ik meen dat ze op dat punt beter in mijn verhaal passen.32

Mogelijk dacht Arrianus aan de Griekse geschiedschrijver Plutarchus (40-120 n.Chr.), die ook melding maakt van de dood van de verrader Kallisthenes:

Over zijn dood zeggen sommigen dat hij op bevel van Alexander werd opgehangen, anderen dat hij in de gevangenis aan een ziekte stierf, en Chares zegt dat hij na zijn arrestatie zeven maanden gevangen werd gehouden om in aanwezigheid van Aristoteles (= zijn oom) in de Raad te worden berecht, maar dat hij in de dagen dat Alexander in Indië (sic) verbleef aan zwaarlijvigheid en de luizenziekte stierf.33

Volgens een andere traditie die door Plutarchus vermeld wordt, stierf Kallisthenes doordat hij door wormen werd gegeten. Volgens Quintius Curtius zou hij ‘onder vreselijke martelingen’ gestorven zijn.34

De tweede-eeuwse Lucianus van Samosata, die een behoorlijk ironisch traktaat schreef over de kunst van de geschiedschrijving, drijft de spot met zulke verhalen:

Het zwakke punt van al die historici is dat ze niet weten wat belangrijk is om te beschrijven, en dat ze geen idee hebben wat ze moeten vertellen. (…) Dezelfde auteur over wie ik het daarnet had, maakt overigens ook melding van ongeloofwaardige wonden en volstrekt onwaarschijnlijke doodsoorzaken. Eén man bijvoorbeeld werd geraakt in zijn grote teen en overleed ter plaatse! En toen generaal Priscus alleen maar een luide krijgsschreeuw gaf vielen zevenentwintig vijanden dood neer! Bovendien heeft onze auteur ook nog het aantal doden vervalst (…) Diezelfde auteur beweert ook nog dat al zijn collega’s fout zitten als ze geloven dat Severianus is omgekomen door het zwaard. Nee, hij liet het leven door geen voedsel tot zich te nemen omdat hij dat de minst pijnlijke dood vond. Onze auteur is er kennelijk niet van op de hoogte dat die hele affaire zich binnen een dag of drie afspeelde, terwijl je het meestal wel zeven dagen zonder voedsel kunt uithouden. We zouden dus moeten aannemen dat Osroës een hele week lang werkeloos heeft staan toekijken en al die tijd heeft gewacht tot Severianus zich had doodgehongerd.35

Even verderop komt Lucianus nog even terug op de dood van Severianus:

Nee, bij Zeus, wat je écht geloven kunt is wat hij over Severianus vertelt. Hij doet er een eed op dat hij het verhaal heeft van een van de overleven-den uit de strijd in Armenië: Severianus wilde zich niet met het zwaard doden, een gifbeker leegdrinken of zich ophangen, omdat hij een dramatische dood voor zichzelf had bedacht waar de mensen nog van zouden opkijken. Toevallig had hij enkele reusachtige glazen drinkbekers van het fijnste kristal bij zich, en toen zijn besluit om te sterven vaststond, sloeg hij de grootste kapot en sneed zich met een van de glasscherven de keel af in plaats van met een mes. Hij kon dus niet eens een dolk of lans vinden om zijn leven mannelijk en heldhaftig te beëindigen!

Wanneer de dood van Severianus wordt gememoreerd door een zekere Afranius Silo – die zo geëmotioneerd raakt dat ook hij zich ter plekke het leven beneemt, merkt Lucianus met enig sarcasme op:

‘Bij Ares, hij (Afranius) had al veel eerder dood moeten vallen, nog voor hij die hele oratie op ons had losgelaten! … wat ik hem (de schrijver van het verhaal) het meest kwalijk neem is dat hij, voor hij zelf dood ging, niet eerst de schrijver en regisseur van dit drama om zeep heeft geholpen.’36

Hoe het ook zij, Lucianus bevestigt dat er sprake is van een zekere literaire conventie die sommige geschiedschrijvers met beide handen aangrepen om hun verhaal met retorische middelen kracht bij te zetten.

Sterfscènes in meervoud

De dood van Kallisthenes is een typisch voorbeeld van een fenomeen in de antieke literatuur dat ook voor de teksten over de dood van Judas relevant is, nanelijk het verschijnsel van meerdere (en soms zelfs tegenstrijdige) verslagen van de dood van één en dezelfde historische figuur. Het komt niet alleen in de Grieks-Romeinse traditie voor,37 maar ook in de joods-hellenistische literatuur. Te denken valt onder meer aan de uiteenlopende beschrijvingen van de dood van Antiochus IV Epiphanes, wiens dood met aanzienlijke verschillen wordt beschreven door onder meer Appianus, Polybius, de auteurs van 1 en 2 Makkabeeën en Flavius Josephus.38 En ook de dood van een aantal Herodessen mag in dit verband niet onvermeld blijven.39

De vraag is of de geschiedschrijving zodoende geen geweld wordt aangedaan. De volgende passage in Cicero is bijzonder instructief, omdat die vraag daar uitdrukkelijk aan de orde wordt gesteld en de vrijheid om een passende dood te bedenken lijkt te worden gelegitimeerd. Brutus is in gesprek met Atticus over de dood van Themistocles en Coriolanus, twee tijdgenoten uit lang vervlogen tijd (vijfde eeuw voor Chr.), waarover kennelijk tegenstrijdige berichten de ronde deden:

Beide mannen, hoewel elk met een hoge staat van dienst, werden ten onrechte verbannen door een ondankbaar volk en sloten zich bij de vijand aan en brachten de roep om wraak tot bedaren door hun (zelfgekozen) dood. Ik weet, Atticus, dat jij een andere versie van (het einde van) Coriolanus hebt, maar sta mij toe dat ik mijn instemming liever betuig met dat soort dood (concede tamen ut huic generi mortis potius assentiar). Maar hij lachte en zei: ‘Zoals jij het maar wil hebben, want het is redenaars immers toegestaan de geschiedenis te verdraaien om iets treffender (‘meer to-the-point’) te kunnen zeggen (concessum est rhetoribus ementiri in historiis, ut aliquid dicere possint argutius). Want zoals jij (de dood van) Coriolanus hebt verzonnen, zo hebben Clitarchus en Stratocles beiden een verslag van de dood van Themistocles verzonnen (finxit). Maar Thucydides, een Athener van hoge geboorte en een hooggeplaatst man die niet veel later leefde, schreef dat hij (een natuurlijke dood) gestorven is en heimelijk in Attica begraven is, en hij voegde er de verdenking aan toe dat hij zichzelf met vergif van het leven had beroofd, terwijl anderen zeiden dat toen hij een stier aan het offeren was bloed uit een offerschaal had gedronken en door die drank dood was neergevallen. Zo’n dood gaf hen immers de mogelijkheid er retorische en tragische elementen aan toe te voegen (Hanc enim mortem rhetorice et tragice ornare potuerunt); een gewone dood gaf hen daartoe geen enkele aanleiding. Dus, aangezien jij het gepast acht dat alle gebeurtenissen van Themistocles en Coriolanus gelijk zijn, neem – met mijn permissie – ook de offerschaal (op in je vertelling) – ik wil je zelfs nog een wel een offerdier aanbieden – zodat Coriolanus duidelijk een tweede Themistocles is (ut Coriolanus sit plane alter Themistocles). Goed, zei ik, laat het in zijn geval zijn zoals jij het verkiest, maar ik zal me voortaan terughoudender in historische kwesties opstellen wanneer jij – in mijn ogen de meest consciëntieuze (religiosissimum) Romeinse geschiedschrijver – erbij bent (te audiente).40

Net zoals het levenseinde van de vromen in Israël in sommige geschriften gestileerd (om niet te zeggen gestandaardiseerd) werd (denk aan de zgn. Testamenten-literatuur), zo werden ook de verhalen over de dood van goddelozen volgens een bepaald literair stramien en met een bepaald retorisch effect voor ogen doorgegeven. Uitgaande van het Denkmodell von der Konstanz des Charakters gold iemands levenseinde in de oudheid als Summe seines Charakters.41 Wie al die verhalen naast elkaar legt, ziet al snel dat er sprake is van thema’s die telkens terugkeren: de vermelding van een vreselijke misdaad die begaan is, de toorn die dat bij de goden oproept, en een vaak bijzonder plastische beschrijving van het levenseinde van de betreffende persoon als resultaat van een dramatisch ingrijpen van hogerhand.42 In dit licht bezien kan er geen twijfel over bestaan dat Lucas met zijn versie van Judas’ dood aanhaakt bij de literaire, retorische en culturele conventies van zijn tijd.

Het vergelijkingsmateriaal (3): een Shakespeareaanse sterfscène

De dood van Judas in Hand. 1 is ook goed te vergelijken met een van de talloze sterfscènes in het werk van William Shakespeare: groots opgezette dramatische scènes boordevol emotie en dramatiek. Los van de vraag of de personages die op het toneel een eind aan hun leven maken dat ook in het ‘echt’ gedaan hebben (dat is een kwestie van historisch onderzoek), gaat het in de betreffende scènes steeds om de ‘moraal’ of de ‘boodschap’ die erin zit en die met alle mogelijke conventionele en onconventionele middelen wordt ‘uitgebeeld’ en ‘voorgespeeld.’ Dat gebeurt in Hand. 1 met de dood van Judas in wezen ook. Lucas vertelt het verhaal met de nodige dramatiek en wel zó, dat er voor zijn lezers allerlei belletjes gaan rinkelen, allerlei associaties worden opgeroepen die de lezer helpen de gebeurtenissen te ‘duiden’: Lucas verwijst naar de Schriften (Hand. 1:16 en 20) én maakt volop gebruik van motieven die in zowel de joodse als de Grieks-hellenistische wereld gangbaar waren en die door de lezers ook herkend zullen zijn. Men moet die context kennen om de in onze ogen soms wat merkwaardige teksten te begrijpen. Lucas bewijst zich zodoende als een kunstig verteller, iemand met literaire kwaliteiten, die met slechts een paar woorden een hele wereld voor zijn lezers weet te openen.

Daarmee is de vraag naar wat er nu echt is gebeurd niet beantwoord. Naar mijn overtuiging laat zich die vraag ook niet goed beantwoorden, omdat de bronnen ons daartoe onvoldoende in staat stellen: zowel Matteüs als Lucas beroepen zich uitdrukkelijk op geruchten, op wat er verteld werd. Historisch gezien kunnen we gerust alle verhalen over het einde van Judas naar het rijk der fabelen verwijzen. Wie ze als journalistieke rapportages leest en geen re-kening houdt met de theologische en literaire factoren die een rol spelen, komt er niet uit, dat is wel duidelijk. Want, zoals Quintilianus al betoogde, sommige mensen (hij had het over onervaren rechters) moeten nu eenmaal ‘om de tuin geleid worden om ze niet te laten afdwalen’ (fallendi sint, ne errent).’43

Maar wat is dan het (retorische) punt dat Lucas, om ons nu maar even tot zijn verslag te beperken, wil maken? Anders gezegd: Wat is de vraag waarop Lucas een antwoord geeft?

Wat zit erachter? Jezus en de twaalf tronen

Dat niet op alle vragen een antwoord is te geven, hoeft niemand ervan te weerhouden de boodschap van de affaire Judas serieus te nemen. Waar is het Lucas om te doen? Waarom grijpt hij terug op deze tradities? Om die vraag te kunnen beantwoorden moeten we terug naar een uitspraak van Jezus in Lucas (een uitspraak die we ook in Matt. aantreffen).44 Jezus had aangekondigd dat er voor zijn twaalf apostelen twaalf tronen in het verschiet lagen, voor iedere apostel één (Luc. 22:29-30; Matt. 19:28): Ik (Jezus) bestem jullie (de twaalf apostelen) voor het koningschap zoals mijn Vader mij voor het koningschap bestemd heeft: jullie zullen in mijn koninkrijk eten en drinken aan mijn tafel, en zetelen op een troon (lett. ‘op tronen’; Matt. 19:28: ‘op twaalf tronen’) om recht te spreken over de twaalf stammen van Israël.45

De twaalf vertegenwoordigen de twaalf stammen van Israël en zijn zodoende waarborg voor de continuïteit tussen oude en nieuwe verbond. Maar: Jezus heeft dat nog maar nauwelijks aangekondigd, of Judas pleegt verraad en er valt een troon vrij: twaalf tronen voor elf apostelen! De lezer van het evan-gelie naar Lucas blijft zodoende met een vraag zitten die aan het einde van het evangelie nog niet is beantwoord: hoe kan Jezus nu twaalf tronen beloven aan elf apostelen? Had hij zich vergist? Hoe geloofwaardig is hij dan eigenlijk nog? En zijn de apostelen dan nog wel representatief voor het hele volk, voor alle stammen van Israël? Aan het begin van Handelingen doet Lucas er zelfs nog een schepje bovenop door nogmaals (Hand. 1:13; zie Luc. 6:14-16) een lijst met apostelen op te nemen. De opmerkzame lezer ziet het meteen: het zijn er geen twaalf, maar elf! Judas Iskariot is er niet bij. Een kink in de kabel, een smet op het blazoen van de Messias.

Met het verhaal over de aanstelling van een opvolger voor Judas geeft Lucas zijn lezers antwoord op precies deze vragen. Hij maakt duidelijk dat er ondanks het gebeuren met Judas geen kink in de kabel is gekomen. Sterker nog, het hoorde er op de een of andere manier allemaal bij: het was alle-maal al aangekondigd in de Schriften (vv. 16, 20), er was ‘op gepaste wijze’ met Judas afgerekend (v. 18) en bovendien had God zelf voor een geschikte opvolger gezorgd (v. 21-26). Aan de vooravond van Pinksteren, waarop de Geest zou worden uitgestort over heel het volk, was de kring van de twaalf weer compleet, in de startblokken om het evangelie van het rijk van God uit te dragen in heel de wereld. Geen Judas die dat had kunnen verhinderen!

 

Hermeneutische overwegingen

Ten slotte. Deze interpretatie van de dood van Judas laat onverlet dat er in de geschiedenis een probleem is dat ons tot op de huidige dag achtervolgt. In het Nieuwe Testament – en bij vrijwel alle latere interpretaties van Judas en zijn dood – is er in zekere zin al sprake van wat je ‘lezersagressie’ zou kunnen noemen. Die lezersagressie is tot een dramatische uitbarsting gekomen toen Judas tot type van de joden werd gemaakt en antisemitisme de uitleg binnendrong. Die ontwikkeling heeft – in de meest letterlijke zin van het woord – tot dodelijke slachtoffers geleid.46 Nog los van de vraag in welke mate dat in het Nieuwe Testament al aan de orde is, moeten we in ieder geval vaststellen dat het nadien volledig ontspoord is.

De conclusie en de opdracht die daar voor ons als hedendaagse lezers uit voortvloeit is klip en klaar: het lezen van de Bijbel (en van heilige teksten in het algemeen) is niet vrijblijvend (je neemt jezelf mee!), het is riskant en in potentie zelfs gevaarlijk. Dat betekent dat we naar een ethiek van het lezen toe zullen moeten die niet alleen antwoord geeft op de vraag ‘wat staat er, wat wordt er gezegd?’ maar ook: welk effect heeft de tekst op de lezer? En: hoe kan ik voorkomen dat mijn manier van Bijbellezen destructief uitwerkt en eerder schade aanricht dan dat die heilzaam is. Voor de teksten over Judas geldt: Handle with (extreme!) care. Zo bezien is de kwestie Judas een feilloze graadmeter om erachter te komen waar we staan, wie we zijn als lezers, hoe we de ander respecteren of niet: een testcase die helaas zijn waarde in de geschiedenis maar al te vaak heeft bewezen.

1 Abraham a Sancta Clara (1644-1709), Judas der Ertz-Schelm. Für ehrliche Leuth, oder: Eigentlicher Entwurff, und Lebens-Beschreibung desz Isc(h)ariotischen Böszwicht, Worinnen underschiedliche Discurs, sittliche Lehrs-Puncten, Gedicht, und Geschicht, auch sehr reicher Vorrath Biblischer Concepten, Welche nie allein einen Prediger auff der Cantzel sehr dienlich fallen, der jetzigen verkehrten Welt die Wahrheit under die Nasen zu reiben: sondern es kan sich auch dessen ein Privat und einsamber Leser zur erspiesslicher Zeit Vertreibung, und gewunschten Seelen Hayl gebrauchen, 4 delen (oorspronkelijk 7 delen), Salzburg: Melchior Haan, 1686-1695. Opnieuw uitgegeven: Judas der Erzschelm. Erster bis dritter Band. Berliner Ausgabe 2013. Vollständiger, durchgesehener Neusatz bearbeitet und eingerichtet von Michael Holzinger.

2 In dit artikel bouw ik onder meer voort op Arie W. Zwiep, Judas and the Choice of Matthias. A Study on Context and Concern of Acts 1:15-26, WUNT 2/187, Tübingen: Mohr Siebeck, 2004; idem, Christ, the Spirit and the Community of God: Essays on the Acts of the Apostles, WUNT 2/293, Tübingen: Mohr Siebeck, 2010, 68-76, ‘The Mysterious Death(s) of Judas: A Shakespearean Drama, 77-99, ‘Judas and the Jews: Anti-Semitic Interpretation of Judas Iscariot Past and Present’. Zie, voor een korte samenvatting ook Interpretatie 12.1 (2004), 27-30 (deels opgenomen en uitgewerkt in dit artikel). Over de rol van Judas in het Nieuwe Testament zie ook Bert Aalbers, Judas, één van de twaalf. Een exegetisch-hermeneutische studie over Judas Iskariot in het Nieuwe Testament met speciale aandacht voor het fenomeen beeldvorming, Proefschrift Theologische Universiteit Kampen 2001, en idem, De ware Judas. Nieuw licht op een duister figuur, Kampen: Kok, 2006; Zwiep, ‘Judas Iscariot (New Testament),’ in deel 14 van Encyclopedia of the Bible and Its Reception, ed. Dale C. Allison et al., Berlin: de Gruyter, 2017, 937-941. Zie over de dood van Judas verder A.H.M. Saari, The Many Deaths of Judas Iscaioth. A Meditation on Suicide, New York: Routledge, 2006; B.J. Oropeza, ‘Judas’ Death and Final Destiny in the Gospels and Earliest Christian Writings,’ Neot. 44 (2010), 342-361; Jesse E. Robertson, The Death of Judas. The Characterization of Judas Iscariot in Three Early Christian Accounts of His Death, NTM 33, Sheffield: Sheffield Phoenix, 2012, en over de receptie van Judas, Peter Stanford, Judas. The Troubling History of the Renegade Apostle, London: Hodder & Stoughton, 2015; Carol A. Hebron, Judas Iscariot. Damned or Redeemed? A Critical Examination of the Portrayal of Judas in Jesus Films (1902-2014), LNTS 563, STCPRIB 9, London: Bloomsbury, 2016.

3 Zie Hyam Maccoby, Judas Iscariot and the Myth of Jewish Evil, New York: Free Press, 1992; Kim Paffenroth, Judas. Images of a Lost Disciple, Louisville: Westminster John Knox, 2001.

4 Zie daarover Zwiep, Judas and the Choice of Matthias, 47-48.

5 Zie daarover Zwiep, Judas and the Choice of Matthias, met name de Introduction en Chapter 5. Vanwege de beperkte ruimte ga ik in dit artikel niet in op de bespiegelingen van Dennis MacDonald, Two Shipwrecked Gospels: The Logoi of Jesus and Papias’s Exposition of Logia about the Lord, Early Christianity and Its Literature 8, Atlanta, GA: Society of Biblical Literature, 2012, 22-38; idem, The Gospels and Homer. Imitations of Greek Epic in Mark and Luke-Acts, The New Testament and Greek Literature 1, Lanham, MD: Rowman & Littlefield, 2015, 61-65 en andere publicaties van zijn hand. MacDonald betoogt dat de Judas-figuur een op Homerus gebaseerde fictie is en dat Lucas’ beschrijving van de dood van Judas afhankelijk is van Matteüs en Papias (!).

6 Zie daarover Robert H. Gundry, Matthew. A Commentary on His Handbook for a Mixed Church under Persecution, Grand Rapids: Eerdmans, 1982, 21994, 552-558; W.D. Davies and Dale C. Allison, The Gospel according to Saint Matthew, vol. 3, ICC, Edinburgh: T&T Clark, 1997, 557-573.

7 Zie Catherine Sider Hamilton, ‘The Death of Judas in Matthew. Matthew 27.9 Reconsidered,’ JBL 137 (2018), 419-437. En over de verwijzing naar Achitofel: Roger D. Aus, ‘The Name Judas “Iscariotˮ and Ahitophel in Judaic Tradition,ˮ in idem, My Name is ‘Legion’: Palestinian Judaic Traditions in Mark 5:1-20 and Other Gospel Texts, Studies in Judaism, Lanham: University Press of America, 2003, 155-208.

8 Zie hieronder. Vgl. Martyrium Polycarpi 6.2 (ed. Holmes), waar Judas’ dood ook als godsoordeel wordt gezien: ‘Die hem (= Polycarpus) verraden hadden zouden dezelfde straf ontvangen als Judas’ (οἱ δὲ προδόντες αὐτὸν τὴν αὐτοῦ τοῦ Ἰούδα ὑπόσχοιεν τιμωρίαν) (vert. A.F.J. Klijn). Het is niet meteen duidelijk wat die straf precies inhoudt.

9 Zo bijv. Augustinus, Contra Felicem 1.4; CSEL 25/2: 805: ‘collum sibi alligavit, et dejectus in faciem, disruptus est medius.’ In De civitate Dei 1.17; LCL 411:76-77 (G.E. McCracken), zegt hij over Judas’ zelfmoord met weinig pastoraal gevoel: ‘Wij verafschuwen … terecht de daad van Judas en de Waarheid is van oordeel dat hij, door zich met een strik te verhangen (cum se laqueo suspendit), het vergrijp van dat misdadig verraad eerder verergerd heeft dan uitgeboet, aangezien hij zich, door in zijn onheilbrengend berouw aan Gods barmhartigheid te wanhopen, geen kans meer heeft gelaten op een heilzaam berouw,’ vert. Wijdeveld, Aurelius Augustinus. De Stad van God, Baarn: Ambo; Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1983, 66-67.

10 Isho‘dad van Merv, geciteerd volgens Kirsopp Lake, ‘The Death of Judas,’ Beg (1933), 5:26 (mijn vertaling).

11 Griekse tekst in Michael W. Holmes, ed., The Apostolic Fathers. Greek Text and English Translations, Grand Rapids: Baker Academic, 1992, 32007, 754-757; Zwiep, Judas and the Choice of Matthias, 119.

12 Zie over de dood van Judas bij Papias verder Candida R. Moss, ‘A Note on the Death of Judas in Papias,’ NTS 65 (2019), 388-397.

13 Apollinaris, Catena in Evangelium S. Mattaei. Zie Zwiep, Judas and the Choice of Matthias, 111118: <λέγεται> ὑπὸ τῆς ἁμάξης πταισθέντα τὰ ἔγκατά ἐκκενωθῆναι.

14 Aphrahat, Demonstratio 14; Exhortatoria 10; Syrische tekst en Latijnse vertaling in PS I/1:594: ‘Et Iudas qui Salvatorem tradidit, mola collo appensa in mare demersus est.’

15 Sura 4:156vv. ‘En wegens hun zeggen: Wij hebben gedood de Masīḥ Īs’ā, zoon van Marjam, boodschapper van Allah. – Maar niet hebben zij hem gedood en niet hebben zij hem gekruisigd, doch voor hen werd een schijnbeeld van hem gemaakt …’ (vert. Kramer). Zie Roberto Tottoli, ‘Judas Iscariot III. Islam,’ EBR 14 (2017), 945-947.

16 Lonsdale en Laura Ragg, eds., The Gospel of Barnabas. Edited and Translated from the Italian Ms. in the Imperial Library at Vienna, Oxford: Clarendon, 1907: ‘The chief priests with the scribes and Pharisees, seeing that Judas died not by the scourges, and fearing lest Pilate should set him at liberty, made a gift of money to the governor, who having received it gave Judas to the scribes and Pharisees as guilty unto death. Whereupon they condemned two robbers with him to the death of the cross. So they led him to Mount Calvary, where they used to hang malefactors, and there they crucified him naked, for the greater ignominy. Judas truly did nothing else but cry out: ‘God, why hast thou forsaken me, seeing the malefactor hath escaped and I die unjustly?’ Verily I say that the voice, the face, and the person of Judas were so like to Jesus, that his disciples and believers entirely believed that he was Jesus.’

17 Simon van Cyrene wordt dan meestal genoemd. Zie daarover Bart D. Ehrman, Lost Christianities. The Battles for Scripture and the Faiths We Never Knew, Oxford: Oxford University Press, 2003, 185-188.

18 Evangelie van Judas 44; ed. Rudolph Kasser, Gregor Wurst et al., eds., The Gospel of Judas Together with the Letter of Peter to Philip, James, and a Book of Allogenes from Codex Tchacos. Critical Edition, Washington, D.C.: National Geographic, 2007, 207: ‘In the vision I saw the twelve (sic) disciples stoning me.’ Zie ook Christoph Markschies en Jens Schröter, Antike christliche Apokryphen in deutscher Übersetzung, Tübingen: Mohr Siebeck, 2012, 1/2: 1230 (G. Wurst).

19 Of Judas inderdaad onderwerp van de zin is (zo J. van Oort, Het Evangelie van Judas. Inleiding, vertaling, toelichting, Kampen: Ten Have, 2006, 178-179) staat ter discussie. Meer waarschijnlijk is Jezus het onderwerp (zo Marvin Meyer, The Nag Hammadi Scriptures. The International Edition, New York: HarperCollins, 2007, 769, n.123; idem, The Gospel of the Marginalized, Eugene, OR: Cascade, 2012, 105 n. 136 (in navolging van Sasagu Ari en Gesine Schenke Robinson). Zo ook Antike christliche Apokryphen, 1/2, 1233 n.60.

20 April D. DeConick, The Thirteenth Apostle. What the Gospel of Judas Really Says, London: Continuum, 2007, 91; Antike christliche Apokryphen 1/2, 1233-1234 (G. Wurst).

21 Gilbert Wakefield, Silva critica: sive in auctores sacros profanosque commentarius philologus, pars secunda, Cambridge: Archdeacon, 1790, 70-74: ‘Gravi dysenteria Judas est mortuus’ (70, op basis van de symptomen in Hand. 1:18, vergeleken met klassieke schrijvers). Met dank aan mijn collega Jan Krans.

22 Zo in de Judasroman van Christian Karlson Stead, My Name was Judas, Harvill Secker, 2006; Vintage Publishing, 2007, waarin Judas op zeventigjarige leeftijd terugblikt op zijn leven. Zie ook K. Glim-merveen, Judas, Baarn: De Prom, 1991: Judas had zijn kruisiging (!) overleefd en had zich rond 73 n.Chr. op Kreta gevestigd, waar hij zijn versie van het verhaal van Jezus vertelde aan zijn buurman, Lucas de arts. Zie verder Aalbers, Judas, één van de twaalf, 2:65-67, voor een bespreking van (en weerlegging van) de visie van F. de Graaff, die ook betoogt dat Judas een natuurlijke dood stierf.

23 Michael A. Boelgakov, De meester en Margarita, Russische Bibliotheek, vertaald uit het Russisch door Marko Fondse en Aai Prins, Amsterdam: Van Oorschot, 1997/2014, 344. Zie Laura D. Weeks, The Master & Margarita: A Critical Companion, AATSEEL, Evanston: Northwestern University Press, 1996. Met dank aan Matthias Teeuwen (Vrije Universiteit), die er in 2017 een bachelorscriptie over schreef.

24 Boelgakov, De meester en Margarita, 358: ‘[I]k ga Jehoeda uit Karioth vermoorden, daar zal ik de rest van mijn leven aan wijden.’

25 Boelgakov, De meester en Margarita, 358-359. Er valt nog te overwegen of hier (zoals elders in het werk het geval is) sprake is van een redactionele oneffenheid die niet meer door Boelgakov zelf gladgestreken is.

26 Jeffrey Archer, with the Assistance of Francis J. Moloney, The Gospel according to Judas by Benjamin Iscariot, London: Macmillan, 2007, 90 (vgl. 3).

27 Arie W. Zwiep, Christ, the Spirit and the Community of God. Essays on the Acts of the Apostles, WUNT 2/293, Tübingen: Mohr Siebeck, 2010, 71. Zie de bespreking van deze teksten in Hans-Josef Klauck, Judas: Ein Jünger des Herrn, QD 111, Freiburg: Herder, 1987, 21-23; idem, ‘Judas der ‘Verräter’? Eine exegetische und wirkungsgeschichtliche Studie,’ in ANRW II, 26.1 (1992), 718-723.

28 Wie meer wil weten over de (gruwelijke en bizarre) receptiegeschiedenis van Judas, kan terecht bij Bernhard Dieckmann, Judas als Sündenbock: Eine verhängnisvolle Geschichte von Angst und Vergeltung, München 1991, en Hyam Maccoby, Judas Iscariot and the Myth of Jewish Evil, New York 1992. Verplichte kost voor iedereen die zich met het vraagstuk van kerk en antisemitisme bezighoudt. Zie ook Arie W. Zwiep, ‘Judas and the Jews,’ 77-99.

29 Hand. 1:18: ΠΡΗΝΗΣΓΕΝΟΜΕΝΟΣΕΛΑΚΗΣΕΝΜΕΣΟΣ. Voor emendatiepogingen, zie Jan Krans, Bert Jan Lietaert Peerbolte et al. (eds.), The Amsterdam Database of New Testament Conjectural Emendation (http://ntvmr.uni-muenster.de/nt-conjectures, waarin zeven conjecturen op Hand. 1:18 worden genoemd, waarvan zes op het woord πρηνής (per 31 oktober 2019).

30 Wilhelm Nestle, ‘Legenden vom Tod der Gottesverächter,’ ARW 33 (1936): 246-269; repr. in: idem, Griechische Studien: Untersuchungen zur Religion, Dichtung und Philosophie der Griechen, Stuttgart: H.F.C. Hannsmann, 1948, 567-596.

31 William Klassen, Judas: Betrayer or Friend of Jesus?, London: Free Press, 1996, 41-61.

32 Arrianus, Anabasis 4.14.3-4; LCL 236:386-387 (P.A. Brunt); vert. Alexander de Grote: Het verhaal van zijn verovering van het Perzische Rijk, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Simone Mooij-Valk, Ambo-Olympus, Amsterdam: Ambo, 1999, 2001, 185-186. Dat Arrianus een passende literaire context zocht voor zijn bericht over de dood van Kallisthenes, komt overeen met wat Lucas doet met de traditie over de dood van Judas.

33 Plutarchus, Alexander 55.4-5; LCL 99:382-385 (B. Perrrin); vert. H.W.A. van Rooijen-Dijkman, Ploutarchos. Beroemde Grieken, Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2007, 351.

34 Quintus Curtius, Historiarum Alexandri Magni Macedonis 8.8.21; LCL 369:302-303 (J.C. Rolfe).

35 Lucianus van Samosata, De historia conscribenda 20-21; LCL 430:30-33 (K. Kilburn); vert. G.H. de Vries, Lucianus: Hoe word ik een goed historicus, Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2007, 33-34.

36 Lucianus, De historia conscribenda 26; LCL 430:38-39; vert. Hoe word ik een goed historicus, 37.

37 Zie bijv. ook nog de verschillende verhalen over de dood van Apollonius of Tyana in Philostratus, Vit. Apoll. 8.29-30; LCL 17:416-421 (F.C. Conybeare): περὶ γὰρ τρόπου, καθ᾿ ὃν ἐτελεύτα, εἴγε ἐτελεύτα, πλείους μὲν λόγοι, ‘Van de manier waarop hij is gestorven, als hij tenminste is gestorven, zijn er meerdere versies,’ vert. Simone Mooij-Valk, Philostratus. Het leven van Apollonius van Tyana, Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennip, 2013, 328-329. Over de verschillende versies van de dood van Romulus, zie Plutarchus, Rom. 27.3.34-28.8.36; LCL 46:174-183 (B. Perrin).

38 Zie o.a. Appianus, Historia romana 11.66; LCL 3:232-233 (H. White): φθίνων ἐτελεύτησε, ‘he then died of a wasting disease; 1 Makk. 6:17: ‘Koning Antiochus stierf in Perzië, in het jaar 149’; 2 Makk. 1:16-17: ‘(de priesters van Nanea) openden een geheim luik in de zoldering (van de tempel van de godin Nanea) en bekogelden hem (= Antiochus) met stenen, zodat hij verpletterd werd. Ze hakten de lijken in stukken en wierpen de hoofden naar degenen die buiten waren gebleven’); 9:1-29 (‘De moordenaar en lasteraar Antiochus … stierf ten slotte zelf ergens in de bergen in een vreemd land een ellendige dood, ten prooi aan de gruwelijkste pijnen’); Flavius Josephus, Antiquitates 12.9.1 (354-359); LCL 365:184-186 (R. Marcus), Ned. vert. Wes-Meijer 342: ‘viel hij ten prooi aan een depressie en werd hij ziek. Toen zijn ziekte aanhield en zijn lijden toenam begreep hij dat hij spoedig zou sterven … blies hij de laatste adem uit ….’.

39 Zie Zwiep, Judas and the Choice of Matthias, 63-72.

40 Cicero, Brutus 42-44; LCL 342:44-47 (G.L. Hendrickson, H. M. Hubbell); vgl. A.E. Douglas, ed., M. Tulli Ciceronis Brutus, Oxford: Clarendon, 1966, 31-33; mijn Nederlandse vertaling. Ik dank deze verwijzing aan Knut Backhaus, Die Entgrenzung des Heils. Gesammelte Studien zur Apostelgeschichte, WUNT 422, Tübingen: Mohr Siebeck, 2019, 206.

41 Backhaus, Entgrenzung des Heils , 206.

42 Wolfgang Speyer, ‘Gottesfeind,’ RAC 11 (1981), 909-1043.

43 Quintilianus, Institutio Oratoria 2.17.26-28; LCL 124:388-389 (D.A. Russell): ‘mendacium dicere etiam sapienti aliquando concessum est, et adfectus, si aliter ad aequitatem perduci iudex non poterit, necessario movebit orator: imperiti enim iudicant et qui frequenter in hoc ipsum fallendi sint, ne errent’; Ned. vert. Piet Gerbrandy, Quintilianus. De opleiding tot redenaar, Groningen: Historische Uitgeverij, 2001, 129: ‘Ook een wijze mag soms liegen, en als de rechter niet op een andere manier tot een rechtvaardig oordeel gebracht kan worden, moet de redenaar wel op de emoties spelen. De rechters zijn namelijk vaak onervaren en moeten dikwijls juist misleid worden, om te voorkomen dat ze een misstap begaan.’

44 En ook in Q (ed. Robinson), daar zelfs als climax (als allerlaatste vers van de verzameling uitspraken van Jezus)!

45 Zie over deze tekst Paul Hoffmann et al., Q 22:28,30 You Will Judge the Twelve Tribes of Israel, Documenta Q, ed. Christoph Heil, Leuven: Peeters, 1998; Christopher M. Tuckett, ‘Q 22:28-30,’ in Christology, Controversy and Community: New Testament Essays in Honour of David R. Catchpole, ed. David G. Horrell and Christopher M. Tuckett, NovTSup 99, Leiden: Brill, 2000, 99-116; Joseph Verheyden, ‘Documenta Q. The Reconstruction of Q 22,28-30,’ EThL 76 (2000), 404-432; Markus Tiwald, Kommentar zur Logienquelle, Stuttgart: Kohlhammer, 2019, 172-175.

46 Zie daarover Zwiep, ‘Judas and the Jews,’77-99.


Boekentip: Judas (E-book)

Hij wordt beschouwd als de verpersoonlijking van het kwaad en is zonder twijfel de meest bespotte Bijbelse figuur: Judas Iskariot, de discipel die Jezus verraadde met een kus. Aan de hand van tweeduizend jaar kunst, theologie en literatuur schetst Peter Stanford een historische en culturele biografie van een man wiens naam synoniem werd met verraad.

Daartegenover plaatst hij de theorie dat Judas ook als slachtoffer kan worden beschouwd. Men zou Judas dankbaar moeten zijn voor de rol die hij in het goddelijke drama van de verlossing speelde.

‘You’ll have to decide,’ zong Bob Dylan in de jaren zestig, ‘whether Judas Iscariot had God on his side.’

Hoewel hij direct na zijn verraad een einde aan zijn leven maakte, werd Judas al die eeuwen in leven gehouden in poëzie, op schilderijen, in popliedjes en zelfs als biermerk. In dit boek leidt Stanford de lezer door een oneindig museum vol uitingen van fascinatie, afschuw en bewondering voor de grote verrader.

Bestel dit E-book voor € 9,99 bij Boekenwereld.com en begin direct met lezen.


Lees ook andere Kerk en theologie artikelen van dit nummer:

Nieuwe boeken