Menu

Basis

Kerk en event

De kans van een vloeibare kerk

In Nederland lijken events de wind mee te hebben. Festivals als Opwekking, Graceland, New Wine en het Inspiratiefestival Terschelling trekken duizenden bezoekers. The Passion is seen ander voorbeeld van een geslaagd event dat al jaren in de top-10 van best bekeken televisieprogramma’s in Nederland staat. Er zijn vele andere christelijke events in Nederland die ondanks afnemende aantallen kerkbezoekers goed draaien en zelfs groeien.

In dit artikel wil ik beschrijven wat het belang is van ‘events’ voor het kerkzijn van deze tijd. Mijn stelling is dat events een belangrijke rol in de kerk kunnen spelen als ze verbonden worden met andere vormen van kerkzijn, met name die vormen die in het dagelijkse leven relevant zijn. Allereerst werk ik uit waarom events belangrijk zijn in de huidige vloeibare samenleving. Ten tweede beschrijf ik hoe events een belangrijke – maar niet de enige – vorm van kerk kunnen zijn.Als uitgangspunt neem ik daarbij een ‘breed’ begrip van kerk: ik versta kerk als een netwerk van heel verschillende vormen, plekken en ruimtes waar kerk ‘gebeurt’. Dit breder denken van de kerk maakt het ook het mogelijk om God op een nieuwe manier te leren kennen.

Religie in een vloeibare samenleving

Volgens de socioloog Zygmunt Bauman wordt onze samenleving getypeerd door ‘liquid modernity’:

‘Liquid modern’ is a society in which the conditions under which its members act change faster than it takes the ways of acting to consolidate into habits and routines.[1]

In de Nederlandse samenleving zijn veel voorbeelden van deze vloeibaarheid waar te nemen. Denk maar aan de ontwikkeling van de ZZP-markt. Er is een hele flexibele schil van werknemers ontstaan, die telkens andere opdrachtgevers hebben en overal met een laptop en internet (en goede koffie) aan de slag kunnen. Het idee dat je je hele leven bij dezelfde werkgever werkt, lijkt steeds vreemder, met name voor jongere generaties. Een ander voorbeeld van vloeibaarheid is hoe mensen over relaties, seksualiteit en gender denken. Het idee dat je je hele leven bij dezelfde persoon blijft, wordt minder gebruikelijk. Veel mensen scheiden en hebben gedurende hun leven verschillende langdurige relaties. Er ontstaan andere vormen van familie, met samengestelde gezinnen, bonuskinderen, en allerlei soorten van relaties. Seksuele voorkeuren en zelfs gender staan niet meer vast. Genderfluïditeit is in korte tijd relatief normaal geworden. Ontdekken wie je echt bent, is steeds meer een reflexief proces van zoeken en minder een voorgegeven realiteit. Je kan zijn wie je bent – althans dat is de wens. De praktijk blijkt een stuk lastiger.

In deze staat van vloeibaarheid wordt ook het heilige op een andere manier aangesproken en geconstrueerd. Bauman benadrukt dat hedendaagse spiritualiteit gekenmerkt wordt door het proberen van verschillende identiteiten. Hij noemt dat ‘spiritual sampling’ en ‘taste-testing’,[2] het proeven en vrijblijvend testen van religieuze ideeën en praktijken. Het is niet zo moeilijk in te zien waarom religieuze events goed passen bij een vloeibare samenleving.

Religieuze events zijn speciale gebeurtenissen die georganiseerd worden, waarbij de meeste deelnemers consumenten zijn van wat er aangeboden wordt. Zij hebben geen actieve rol in de organisatie. Religieuze events zijn speciale, afgebakende momenten met een duidelijk begin en een einde. Het voordeel van religieuze events is dat mensen spiritueel kunnen proeven en testen, zonder dat ze zich meteen hoeven te verbinden aan de kerk. De vrijblijvendheid, het (anoniem) beproeven of geloof iets is, esthetiek die ruimte laat voor meerduidigheid en persoonlijke beleving – dat zijn elementen van religieuze events die mensen gelegenheid geven om zich in hun individuele zoektocht wel of niet, of even, bij de kerk aan te sluiten.

Dit is niet per se iets nieuws. In Nederland bestaat een lange traditie van de volkskerk, waarbij mensen een flexibele betrokkenheid bij de kerk hebben. Wel hebben kerken sinds de jaren ’60 sterke concurrentie gekregen van andere manieren van tijdsbesteding. Sociologen wijzen er al langer op dat religie onderdeel geworden van het domein van de ‘vrije tijd’ en dus moet concurreren met sport, televisie en andere manieren van vermaak.[3] Alleen religieuze events die leuk, bijzonder of speciaal genoeg zijn, zullen dus succesvol zijn.

The Passion is een voorbeeld van een religieus event dat goed werkt in een vloeibare samenleving.[4] Het is sinds 2011 een jaarlijks terugkerend fenomeen, dat uitgevoerd en live uitgezonden wordt op Witte Donderdag. Miljoenen mensen kijken dan via de televisie naar de uitzending, luisteren naar de seculiere liederen die door de acteurs uitgevoerd worden en geven commentaar op wat er gebeurt via social media. Dit fenomeen is een typisch voorbeeld van spiritual sampling. Mensen worden even meegenomen in het lijdensverhaal van Christus en kunnen zich daar op verschillende manieren toe verhouden. Daar wordt ook bewust op aangestuurd door de organisatoren: er worden mogelijkheden geboden om je op verschillende manieren te verbinden. De eenvoudigste en meest vrijblijvende manier is natuurlijk met een hand in een zak chips vanaf de bank meekijken, maar mensen kunnen ook aangeven dat ze virtueel meelopen in de online processie, ze kunnen naar het marktplein gaan waar het event gehouden wordt, meedoen met een van de vele programma’s die rondom The Passion georganiseerd worden of in de offline processie meewandelen. De betekenis die mensen hechten aan het event kan erg verschillen. Sommige mensen worden diep geraakt, voor anderen is het een aardige afleiding voor een avond. Kortom, mensen spelen met religie. Ze verplaatsen zich in de mogelijkheid of geloof iets voor hen is, maar als het spel voorbij is, hoeven ze zich niet blijvend te committeren. Het is echter ook goed mogelijk dat sommigen door een event als The Passion een eerste stap zetten op een weg naar grotere betrokkenheid bij geloof.

In een artikel van Mirella Klomp en ondergetekende verwoorden we het zo:

[The Passion] offers participants the possibility to engage in an event about the story of the suffering and death of Jesus without necessarily committing themselves wholesale to a religious cosmology or morality The ‘as if’ character that comes with play for many people in a secularizing society legitimizes their participation in an event based on a religious narrative.[5]

Het einde van de kerk als vereniging

Terwijl de Passion het als event goed doet, bevinden veel reguliere kerken zich in een neergaande spiraal. Dit is niet in tegenspraak met elkaar. We maken een wisseling mee van de manier waarop religie vorm krijgt. Religie wordt minder vast, en functioneert (weer) meer als een netwerk. Kerken die niet meebewegen met de vloeibare samenleving staan onder druk. En dan heb ik in het bijzonder over de kerk als vereniging.

Liuwe Westra zegt elders in dit blad al het nodige over het einde van de kerk als vereniging. In de afgelopen 150 jaar heeft wat de meesten bij ‘kerk’ denken een hele specifieke invulling gekregen, wat samen te vatten is als de kerk als vereniging. Westra geeft aan dat dit zelfverstaan van de kerk tijdsgebonden is en gekoppeld is aan bredere maatschappelijke ontwikkelingen, met name de vormgeving van religieuze sociale verbanden volgens het verenigingsmodel. Ik stip een paar dingen aan die belangrijk zijn voor mijn argumentatie, en verwijs verder naar het artikel van Westra.[6]

Sinds de 19de eeuw hebben de meeste kerken in Nederland zich ontwikkeld tot verenigingen. Een vereniging heeft leden, duidelijke grenzen, een sterke lokale binding, een bestuur en een centrale samenkomst. Verenigingen hebben vaak een vergadercultuur. Grote betrokkenheid van de leden bij de centrale samenkomst wordt gezien als hét kenmerk van succes van een vereniging. En: van leden wordt verwacht dat ze zich voegen naar de cultuur en gewoontes van de vereniging.

Kerken zijn typische verenigingen. Ze hebben een aantal centrale samenkomsten, met als belangrijkste: de kerkdienst op zondag. Er wordt veel energie en tijd in deze samenkomst gestoken. De betaalde krachten (dominee, voorganger, pastoor, organist, worship leader, cantor, koster enzovoorts) en vrijwilligers zetten zich elke week vele uren in voor een goedlopende zondagsdienst. Er moet een goede preek geschreven worden, de kerk moet verwarmd, de beamerteksten moeten klaargemaakt en de liederen geoefend. Bij veel kerken wordt succes afgemeten aan de hoeveelheid mensen die er bij de samenkomsten (zowel de zondagse viering als de andere samenkomsten) zijn. Kerken hebben ook een duidelijk bestuur: de kerkenraad, raad van oudsten, een kerkbestuur of een ander orgaan. Veel kerken kennen ook een sterke vergadercultuur: er zijn de kerkenraadsvergaderingen, vergaderingen van de evangelisatiecommissie, van de diakenen, de pastores, de kerkrentmeesters, liturgen, enzovoorts. De meeste kerken hanteren ook duidelijke grenzen: je bent dooplid, belijdend lid of andersoortig lid. In principe wordt van leden verwacht dat ze hun steentje bijdragen. Wie langere tijd meedraait met een kerk, wordt gevraagd voor een taak of klus. De leden worden ook geacht om financieel bij te dragen.

Het kerkelijk leven is door het verenigingsmodel gestempeld. Veel kerken worstelen met problemen die te maken hebben met het overeind houden van het bestaande systeem. Er zijn steeds minder leden en een kleine groep mensen houdt het hele systeem met commissies, vergaderingen en regels draaiende. Voor hen voelt de kerk soms sleets. Ze voelen zich moe en overbelast en kunnen teleurgesteld raken in de eigen gemeente.

Lidmaatschap is een typisch onderdeel van de kerk als vereniging. Wie goed de kerkorde van verschillende kerkgenootschappen van protestantse snit leest, merkt hoe centraal lidmaatschap in de ordening van het kerkelijke leven staat, althans in de formele zin. Lidmaatschap is verbonden met wie besluiten mag nemen, wie mee mag doen met centrale onderdelen van het kerkelijk leven (zoals Avondmaal), wie leidinggevenden mag kiezen of wie mag voorgaan. De achtergrond van dit centrale belang van lidmaatschap is dat lidmaatschap een goede indicator biedt van betrokkenheid bij geloof en kerk. Van leden mag een bepaald pakket van overtuigingen en gedragingen verwacht worden.

Juist lidmaatschap neemt in de vloeibare samenleving in belang af, zeker als indicator van een vaste identiteit.[7] Dat betekent niet per se dat betrokkenheid bij kerk afneemt, maar wel dat religieuze betrokkenheid en lidmaatschap niet noodzakelijk meer bij elkaar passen. Om een klein voorbeeld te geven: de ledenadministratie van de Protestantse Kerk geeft niet een heel accuraat beeld van de actuele betrokkenheid van mensen bij het kerkelijk leven. Veel van de 55-plussers in het ledenbestand hebben op jonge leeftijd belijdenis gedaan en zijn later afgehaakt, in de zin dat ze niet meer in de kerk komen. Vaak staan ze nog wel als lid ingeschreven, maar dat zegt dus soms heel weinig over hun actuele betrokkenheid. Veel mensen die jonger zijn dan 55 jaar hebben geen belijdenis gedaan, terwijl ze soms toch heel actief zijn en regelmatig in de kerkdienst verschijnen. Kortom, belijdend lidmaatschap is steeds minder een goede indicator van betrokkenheid.

Het afnemende belang van lidmaatschap is goed te zien in het onderzoeksrapport Over speelruimte en spanning.[8] Dit onderzoek is gedaan om de situatie van nieuwe pioniersplekken in kaart te brengen. Het vormt een basis voor het beleidsrapport Mozaïek van kerkplekken dat in de synode van de Protestantse Kerk besproken werd in april en juni 2019. Uit het onderzoek in 23 verschillende plaatsen, onder in totaal 121 mensen uit pioniersplekken en reguliere gemeentes, bleek dat lidmaatschap in pioniersplekken veel minder van belang is. Juist op dit soort plekken zie je hoe een vaste praktijk als ‘lidmaatschap’ in een vloeibare samenleving aan betekenis verliest. Mensen die betrokken raken bij nieuwe kerkplekken, hebben in de regel niet zoveel met lidmaatschap op.

Lidmaatschap blijkt voor mensen die betrokken zijn bij een nieuwe kerkplek niet de manier om hun verbondenheid of toewijding (inhoudelijk, organisatorisch, financieel) te tonen. Ook noemen verschillende mensen dat lidmaatschap een te ‘vaste’ uiting is van verbondenheid. Het doet in hun ogen geen recht aan de flexibiliteit en tijdelijkheid van het gemeenschapsgevoel dat mensen uit de doelgroep ervaren.[9]

In de besprekingen naar aanleiding van het onderzoek bleek dat lidmaatschap ook bij veel reguliere gemeentes van afnemend belang is.

Het succes van events in de kerk

Volgens de Britse godsdienstsociologe Grace Davie zijn er twee modellen van kerkzijn die in de huidige tijd wél werken.[10] Warme gemeenschappen, veelal van evangelicale snit, groeien tegen de stroom in. Veel minder bekend is dat kathedrale kerken het vaak ook verrassend goed doen. Davie verklaart de kracht van het kathedrale model uit de bijzondere ervaring die kathedralen bieden:

… cathedrals are places that offer a distinctive product: traditional liturgy, top-class music, and excellence in preaching, all of which take place in an historic and often very beautiful building. A visit to a cathedral is an aesthetic experience, sought after by a wide variety of people, including those for whom membership or commitment present difficulties. They are places where there is no obligation to opt in or to participate in communal activities beyond the service itself.[11]

Hoewel er weinig cijfers beschikbaar zijn, heb ik de indruk dat in Nederlandse steden kathedrale kerken het ook goed doen, zoals de Laurenskerk in Rotterdam of de Dom in Utrecht. Ze trekken veel bezoekers. De kracht van het kathedrale model zit in de events. De viering waar mensen op afkomen is een bijzondere ervaring met sterke esthetische dimensies. Er is prachtige muziek, het gebouw met de hoge plafonds en ramen heeft een geweldige lichtinval en akoestiek, de leden van het (semi-)professionele koor dragen prachtige gewaden, de preek is van hoge kwaliteit en de kerk wordt geleid door een voorganger die aangetrokken is vanwege bovengemiddelde capaciteiten. Die events gebeuren niet alleen op zondag. Kathedrale kerken organiseren een hele serie aan events. De Dom in Utrecht heeft bijvoorbeeld veel succes met de Night of Light: de derde zaterdag in de maand komen honderden mensen naar de kerk om een kaarsje aan te steken.[12] Ze kunnen, als ze dat willen, ook een zegen ontvangen. Er zijn kerken die succesvolle lezingenseries, concerten of debatten organiseren.

Overigens hoef je niet een middeleeuws, iconisch kerkgebouw te bezitten om te werken volgens het kathedrale model. Er zijn verschillende evangelische kerken die met hun activiteiten ook sterk inzetten op events. Ik beschouw deze ook als ‘kathedrale kerken’. In veel steden ontwikkelen zich megakerken die duizenden kerkgangers trekken. Denk bijvoorbeeld aan Mozaïek0318, een kerk die de laatste tijd veel in het nieuws is, omdat ze zo hard groeit en mensen weg zou trekken uit andere kerken. Dat betekent overigens niet dat deze gemeentes alleen events organiseren. Vaak hebben deze gemeentes een heel systeem van kleine groepen. Wat hen onderscheidt van andere kerken is echter de viering. Hun zondagse diensten zijn shows waar echt iets gebeurt. Er staat een band die uitstekende muziek maakt, er is een professionele belichting in een imponerende hal.

Mensen die niet zoveel met het christelijk geloof op hebben kunnen in de regel gemakkelijker aanhaken bij events. Ze kunnen anoniem aanschuiven in de achterste banken en weer vertrekken wanneer ze willen. Niemand let er op of ze meezingen of niet. Wat dat betreft hebben kathedrale kerken dus ook een missionaire aantrekkingskracht. Daar kunnen mensen even proeven of kerk en geloof bij hen past, zonder dat ze meteen kleur hoeven bekennen. Juist de anonimiteit en vrijblijvendheid is een kracht van kerken volgens het kathedrale model.

Wat kathedrale kerken doen, kunnen veel andere, ‘gewone’, kerken lastig kopiëren. Echter, ook in niet-kathedrale kerken doen events het vaak het beste – tenminste als het erom gaat bezoekers in een kerkgebouw samen te brengen. De speciale jeugddienst, of andere speciale vieringen zoals de kerstviering, trekken vaak de meeste bezoekers. In de afgelopen jaren zijn er verschillende nieuwe speciale vieringen geïntroduceerd die het goed lijken te doen. Denk aan de Top2000 kerkdiensten die in steeds meer kerken (volle) zalen trekken met een mix van viering en het luisteren (of zingen) van bekende popliedjes. Een ander voorbeeld is Kliederkerk, een snelgroeiend fenomeen waarbij verschillende generaties samen een Bijbelverhaal ontdekken met allerlei creatieve vormen en daarna samen gaan vieren en eten. Kliederkerk is een liturgisch event dat de meeste kerken maximaal zes keer per jaar houden, omdat het organiseren ervan veel tijd, energie en creativiteit vergt. Betekent dit dat events de toekomst zijn voor de kerk in Nederland? Niet noodzakelijkerwijs. De bijzondere ervaring is wat een event succesvol maakt. Dit bijzondere karakter is echter meteen ook de grootste zwakte ervan.

De kerk breder denken: het verbinden van event en dagelijks leven

Davie zegt dus dat twee modellen van kerkzijn werken: namelijk kathedrale kerken en de warme gemeenschappen. Waar het kathedrale model excelleert in het event, is de kracht van de warme gemeenschap juist de betrokkenheid op het dagelijkse leven. Mijn vraag is: waarom zouden we deze twee modellen tegenover elkaar uitspelen? Hoe kun je beide modellen tegelijkertijd inzetten? Of anders geformuleerd: hoe kun je de kerk vormgeven op een manier dat events en het dagelijkse leven samen op organische wijze in verbinding staan en Kerk (bewust met een hoofdletter gespeld) in die dynamiek gebeurt?[13]

Door het organiseren van events ontstaat er ruimte voor een betrokkenheid die past bij een vloeibare samenleving. Maar events alleen kunnen per definitie niet volledig het hele kerkzijn dragen. De grote kracht van het event – namelijk het bijzondere – is ook zijn grote zwakte. Er zijn veel aspecten van kerkzijn die in een event niet goed tot hun recht komen. Ik denk met name aan discipelschap, de dagelijkse spirituele praktijk van het leerling zijn van Jezus. Het volgen van Jezus krijgt immers vooral vorm in het triviale, gewone en alledaagse. Het is vaak niet een intense beleving, maar vraagt om kleine, weinig spraakmakende, keuzes die je elke dag tientallen keren maakt. Discipelschap zit in de manier waarop je met mensen omgaat, de dingen die je zegt, de dingen die je wel of niet denkt, hoe je je dag inricht. Juist warme gemeenschappen kunnen mensen helpen om in het dagelijkse leven leerling te zijn. Een kerk die in het dagelijkse leven van betekenis is, verbindt mensen met elkaar en met hun buurt, ook als het niet zondag is. Zo’n kerk stimuleert vriendschappen, maakt het mogelijk dat mensen elkaar aanspreken en inspireren, brengt contact tussen generaties en helpt mensen zich te richten op de bloei van de buurt.

Het event is dus het bijzondere moment waarop men vrijblijvend kan proeven en misschien geraakt of opnieuw geïnspireerd wordt door het evangelie, de warme gemeenschap is de plek waar dit verder vorm gegeven kan worden, ook op de momenten dat er niets bijzonders gebeurt. Kathedrale modellen en warme gemeenschappen kunnen elkaar zo aanvullen, maar alleen als ze in verbinding met elkaar staan. De kerk als vereniging is niet altijd meer geschikt om die verbinding tot stand te brengen. Zoals ik hierboven heb beargumenteerd is het model te weinig flexibel om in de vloeibare samenleving goed te functioneren.

Wat is er wel nodig? We moeten de kerk breder denken; namelijk de kerk als een netwerk die verschillende kerkplekken met elkaar verbindt. Ik baseer me hier op de gedachte van Henk de Roest die in Huis voor de ziel de kerk definieert als een ‘configuratie van kerken en kerkjes, een netwerk van talloze soorten kerkplekken van verschillende signatuur.’ De kerk vormt zich, aldus De Roest, ‘telkens opnieuw in kerkplekken met een voorlopig karakter, waarbij gemeenten en parochies slechts één soort kerkplek zijn te midden van andere kerkplekken.’[14] De kerk is in het denken van De Roest een dynamisch geheel: zij gebeurt. Zij is geen vast iets, wat te vangen valt in kerkgebouwen, in kerkordes of in regels rondom lidmaatschap. Kerk ontstaat telkens in nieuwe configuraties. Deze manier van denken past goed bij de vloeibare samenleving. Het ondervangt ook het argument dat alleen event de toekomst heeft. Er is plek voor verschillende momenten van kerk zijn: momenten dat kerk ontstaat in een event, en momenten in het dagelijkse leven dat kerk ook gebeurt.

Het is wel nodig om dit denken verder uit te werken. Ik vind het behulpzaam om te denken in verschillende ruimtes (en daaraan gekoppeld: groepsgroottes) waar kerk zich vormt. Aandacht geven aan de verschillende ruimtes maakt de kerk diverser, flexibeler en beter gericht op de vloeibare samenleving. De kerk wordt namelijk weer meer een beweging, iets wat sinds het allereerste begin al in het wezen van de kerk zit.

Verschillende ruimtes[15]

In literatuur over (missionaire) kerkvorming wordt benadrukt dat het nodig is om aandacht te geven aan verschillende ruimtes.[16] Elke ruimte heeft namelijk zijn eigen dynamiek. Deze gedachte is gebaseerd op de theorie van Edward T. Hall die in zijn boek The Hidden Dimensions de relatie tussen verschillende ruimtes uitwerkt.[17] Hall geeft aan dat er vier ruimtes zijn waarbinnen persoonlijkheid, cultuur en communicatie zich ontwikkelen:

  • Publieke ruimte – daar waar een gedeelde ervaring en verbondenheid ontstaat door invloed van buitenaf.
  • Sociale ruimte – waar we in een authentiek moment iets delen van wie we zijn, wat een voorproefje is van het hoe het zou zijn als we persoonlijk met elkaar op zouden trekken.
  • Persoonlijke ruimte – waar we onze persoonlijke ervaringen, gedachten en gevoelens met elkaar delen.
  • Intieme ruimte – waar we de naakte waarheid over wie we zelf zijn delen zonder dat we ons daarvoor hoeven te schamen.

De beleving van ruimte heeft volgens Breen en Absalom invloed op de dynamiek van groepen. Elke ruimte heeft een bepaalde logische groepsgrootte die goed werkt. De grenzen zijn vloeibaar en hangen van verschillende factoren af, maar grofweg passen de verschillende ruimtes bij de volgende groepsgroottes:

  • Publieke ruimte: 70+ personen
  • Sociale ruimte: 25 tot 70 personen
  • Persoonlijke ruimte: 8 tot 15 personen
  • Intieme ruimte: 2 tot 3 personen

Een festival is een voorbeeld van een publieke ruimte. Met een bijbelstudie maak je gebruik van de persoonlijke ruimte. Een festival heeft een andere groepsdynamiek dan een bijbelstudie rondom een eettafel. Er kunnen andere dingen gebeuren. Er gaan ook dingen mis als je een bepaalde ruimte koppelt aan een verkeerde groepsgrootte. Dus, als je een festival organiseert en er komen twaalf mensen, dan gaat er iets mis. Andersom geldt ook: 800 mensen kunnen niet tegelijkertijd hun gedachten en ervaringen bij een Bijbelverhaal met elkaar delen. Wel kun je gebruik maken van de verschillende ruimtes in verbinding met elkaar. Bijvoorbeeld door samen als bijbelstudiegroep een festival te bezoeken. Dat versterkt de interne verbinding in de bijbelstudie-groep. Je kunt ook 800 mensen op een festival in kleinere groepen indelen. Zo ontstaat er verbinding tussen de ruimtes en versterken ze elkaar. Breen en Absalom wijzen erop dat Jezus zelf ook van de verschillende ruimtes en daaraan gekoppelde groepsgroottes gebruik maakt:

  1. Publieke ruimte – Jezus spreekt grote groepen mensen toe (Bergrede, Matteüs 5) of geeft duizenden mensen te eten (Johannes 6:1-15).
  2. Sociale ruimte – Jezus trekt op met een brede groep discipelen. Hij zendt er 72 uit op missie (Lukas 10).
  3. Persoonlijke ruimte – Jezus trekt op met een kleinere groep discipelen – de twaalf. Regelmatig neemt hij deze twaalf apart en geeft hen extra onderwijs (bijv. Matteüs 19:23).
  4. Intieme ruimte – Jezus kiest soms drie discipelen uit, bijvoorbeeld bij de verheerlijking op de berg (Matteüs 17). En er is één leerling (Johannes) van wie wordt gezegd dat Jezus van hem hield. Hij ‘rustte aan het hart van Jezus’ (Johannes 13:23).

Het denken in ruimtes helpt bij het combineren van event en dagelijks leven. Meer dan nu gebeurt, kunnen we deze ruimtes bewust inzetten ten behoeve van de opbouw van de kerk. Dat wordt nu nog weinig gedaan. Ten dele heeft dat te maken met de kerk als vereniging. Ons denken zit vaak nog te vast aan die ene lokale kerk met kerkgebouw waar een welomschreven groep mensen samenkomt. In veel kerken is er eigenlijk alleen aandacht voor twee ruimtes: de publieke ruimte, en dan met name de samenkomst, en de persoonlijke ruimte, dus de bijbelstudie, de catechesegroep, de huiskring of andere soorten kleine groepen. Als je mensen vraagt wat kerk is, dan denken ze aan een kerkgebouw waar op zondag 150 mensen samenkomen en/of de kleine groepen van de kerk. Maar daar blijft het vaak ook wel bij. Dat andere ruimtes, zoals festivals, vriendschappen en netwerken van kleinere groepen, ook kerk kunnen zijn, daar is men zich vaak niet zo van bewust.

De intieme ruimte (2-3 personen) heeft daarom nauwelijks een plek in het beleid van kerken. Het is interessant in dit verband dat Bonhoeffer vriendschap als een belangrijk onderdeel van de kerk ziet. Hij ziet het gelovige gesprek tussen twee vrienden als onderdeel van de Woordverkondiging van de kerk:

Waar de broeder tot de broeder spreekt, is Christus in het midden (Mattheüs 18:20) – daar staat hij als midden tussen hen in. Dit is liefde – zo actualiseert de Geest de kerk, niet door woorden of beweringen, maar door wat er tussen de leden van de gemeente gebeurt.[18]

In navolging van Bonhoeffer zouden we die ruimte beter kunnen benutten. Hoe spelen vriendschappen een rol in de kerk? Zijn netwerken van vrienden verbonden met de andere onderdelen van de kerk, zoals de zondagse samenkomst? Wordt er beleid gevoerd door een kerkenraad om vriendschappen te stimuleren? Dit is met name belangrijk voor jonge generaties die gewend zijn om op fluïde manieren relaties te leggen die als heel intens ervaren kunnen worden, maar die moeite hebben om dat te verbinden met hun geloof. In kerkelijke gemeentes wordt bijna nooit gevraagd: “hoe kunnen we jongeren helpen om kerk en geloof in hun vriendschappelijke relaties een plek te geven?” In kerkelijke gemeentes wordt vaak wel gevraagd: “hoe krijgen we jongeren weer in de kerk?” En dan bedoelen ze: op de zondag, of eventueel in hun eigen jeugdgroep. Ook die laatste is een legitieme vraag, maar zou niet gesteld moeten worden zonder de eerste.

De sociale ruimte (15-70 personen) krijgt in de meeste kerken evenmin veel aandacht. Het bijzondere van een groep van enkele tientallen mensen is dat deze veel mogelijkheden biedt als oefenplaats en als plek voor gastvrijheid. De sociale ruimte is een zeer geschikte oefenplek voor iemand om eens een toespraak te houden, voor een jongere om muziek te maken of voor een oudere om een lekkere pan soep te maken. Het is een plek waar je gekend kunt zijn en waar blijdschap en verdriet gedeeld kunnen worden. De groep is groot genoeg om missie vorm te geven of gezamenlijk initiatieven te nemen zoals een kampeerweekend. De kracht van deze ruimte is ook het mogelijk maken van contact tussen generaties.

Om een voorbeeld te noemen: in veel kleine dorpen heeft de plaatselijke kerk soms maar enkele tientallen actieve leden. Deze dorpskerken worden gezien als te klein om als kerk te kunnen blijven functioneren. Er wordt dan gekozen voor een fusie met een naburige gemeente. Zo kan er gezamenlijk een predikant worden aangetrokken en een kerkgebouw onderhouden. Kleine dorpskerken worden dan als deficiënte (want te kleine) vormen van kerk gezien. Toch kunnen ook kleinere groepen op een volwaardige manier vorm geven aan kerkzijn. Als een groep van vijftien kerkleden besluit om samen te eten, te bidden en de speeltuin in het dorp draaiende te houden, dan kan zo’n kleine groep een grote impact op het eigen dorp hebben. Het is nodig dat er verbindingen worden gelegd tussen de verschillende ruimtes. Een aantal kleine dorpskerken samen kunnen één verband vormen, waardoor jeugdwerk, cathechese en diaconaat in gezamenlijkheid opgezet kunnen worden. Dat is iets wat je in verschillende plekken in het land al ziet gebeuren.

Kortom, het gaat er om dat er bewust aandacht is voor de sterke en zwakke punten van verschillende ruimtes en de verbindingen tussen deze ruimtes. Een belangrijk woord hier is: bewust. Want de verschillende ruimtes worden al benut in de kerk. Festivals, vriendschappen, kleine groepen – ze floreren tegen de stroom in op veel plekken in de kerk. Ze hebben ook een lange geschiedenis, zoals blijkt uit het artikel van Liuwe Westra. Je kunt in de kerkgeschiedenis vele voorbeelden vinden van manieren waarop de verschillende ruimtes gebruikt worden. Het is belangrijk dat we als kerk weer leren om deze ruimtes bewust in te zetten in de context van een vloeibare samenleving. Zo ontstaat er een netwerk van kerkplekken, dat niet uitgaat van deficiëntie en gebrek, maar dat flexibel in staat is mee te bewegen met de samenleving – en ook nog de kerkleden zelf inspireert en energie geeft. De kerk is niet alleen dat wat tussen kerkmuren gebeurt, en ook niet alleen datgene wat er gebeurt in de samenkomst van één groep, maar kerk heeft te maken met het geheel van verbonden vormen van kerkzijn, die samen Kerk vormen met een hoofdletter.

De kans van een vloeibare kerk

Terwijl het reguliere kerkelijke leven zoals we dat de afgelopen 150 jaar hebben leren kennen langzaam aan het verdwijnen is, staan we voor de uitdaging om een kerkzijn te ontwikkelen dat én het bijzondere én het dagelijkse opnieuw een plek geeft, en dat in tijden van extreme vloeibaarheid en verandering, zonder dat de missie van de kerk verloren gaat. Een pittige uitdaging. We hebben een praktische ecclesiologische uitwerking nodig. Gewone kerkgangers hebben vaak niet de taal en cultuur om de kerk ‘breder’ te denken. Theologische vergezichten kunnen daarbij helpen, maar veranderen niet per se de dagelijkse praktijk. De uitdaging is een hernieuwde ordening van het dagelijkse kerkzijn voor gewone mensen. Maar waarom zouden we dat eigenlijk willen? Er zijn veel goede redenen te geven, maar ik vind deze de belangrijkste: dan leren wij God zelf opnieuw kennen.

In zijn boek Liquid ecclesiology stelt Pete Ward dat de vloeibare samenleving het de kerk misschien moeilijk maakt, maar ook een nieuwe kans biedt. Hij voert een pleidooi voor een vloeibare ecclesiologie, niet omdat de samenleving vloeibaarder wordt, maar omdat het karakter van God zelf vloeibaar is. De Geest beweegt zich buiten de muren van de kerk.

… the divine life passes through the walls and links Church with the wider society. Hence it embraces the sensibility that sees living water as not contained within the Church. By the power of the Spirit, this living water flows within, between, and around the Church and the wider society.[19]

Als mensen hebben we de neiging om, in de woorden van Henri Nouwen, God te snijden op de maat van onze angst.[20] De manier waarop we de kerk vormgeven, vormt ook ons denken over wie God is, waar Hij te vinden en waar Zijn genade in het dagelijkse leven uitwerkt. Juist in een vloeibare samenleving hebben we de kans om te breken met die smalle maat waarop wij God hebben gesneden. Het biedt de kans op een kerk die beter inspeelt op de dynamiek van de huidige samenleving, maar vooral op het vinden van nieuwe inspiratie voor onszelf.[21]

Noten

[1] Zygmunt Bauman, Liquid Life, Cambridge: Polity Press, 2005, 1. Kerk en Theologie 71 (2020), 128-140

[2] Ibid., 7.

[3] Jörg Stolz et al., (Un)believing in Modern Society: Religion, Spirituality, and Religious-secular Competition. London and New York: Routledge, 2016, 5.

[4] Zie voor een uitgebreidere bespreking Mirella Klomp en Marten van der Meulen, ‘The Passion as Ludic Practice – Understanding Public Ritual Performances in Late Modern Society: A Case Atudy from the Netherlands’, Journal of Contemporary Religion 32:3 (2017), 387-401. En: Mirella Klomp, Marten van der Meulen, Erin Wilson, en Anita Zijdemans, ‘The Passion as Public Reflexivity: How the Dutch in a Ritual-Musical Event Reflect on Religious and Moral Discussions in Society’, Journal of Religion in Europe 11:2-3 (2018), 195-221.

[5] Klomp en Van der Meulen, 2017, 396-397.

[6] Een deel van onderstaande argumentatie is ook uiteengezet in het boek Rudolf Setz en Marten van der Meulen, Een kerk die kan. Zoek de bloei van je buurt, Assen: 3DM International, 2019.

[7] Terzijde: dit schept een probleem voor (kwantitatieve) godsdienstsociologie, want hoe relevant zijn zaken als kerkgang en religieuze affiliatie nog voor religieuze betrokkenheid? En hoe zou je andere, flexibelere vormen van religieuze betrokkenheid kunnen meten?

[8] Nadine van Hierden e.a. Over speelruimte en spanning. Praktijkonderzoek naar de relatie tussen bestaande en nieuwe kerken, Dienstenorganisatie Protestantse Kerk, 2018.

[9] Ibid., 18.

[10] Er zijn vanzelfsprekend meer vormen en modellen van kerkzijn die bloeien. Omwille van de lengte van dit artikel bespreek ik alleen deze twee modellen die Davie noemt.

[11] Grace Davie, ‘Religion in Europe in the 21st Century: The Factors to Take into Account’, European Journal of Sociology / Archives Européennes de Sociologie 47:2 (2006), 271-96. Ook recente cijfers laten een groei of stabilisatie zien van het aantal bezoekers van kathedralen: Cathedral Statistics 2018, Church of England, 2019, https://www.churchofengland.org/researchandstats.

[12] Ziet Netty de Jong-Dorland, ‘Night of Light in de Domkerk’, Woord & Dienst, januari 2018, 12-13. Kerk en Theologie 71 (2020), 128-140

[13] Zie voor een soortgelijk argument, specifiek gericht op kliederkerk: Marten van der Meulen en Nelleke Plomp, ‘Discipelschap door kliederkerk heeft verbinding met andere kerkplekken nodig’, Handelingen, 2020:01.

[14] Henk de Roest, Een huis voor de ziel, Zoetermeer: Meinema, 2010, 150.

[15] Onderstaande is gebaseerd op Rudolf Setz en Marten van der Meulen, Een kerk die kan, 2019, 93-96.

[16] Zie bijvoorbeeld Mike Breen en Alex Absalom, Launching Missional Communities: A Field Guide, 3DM, 2010.

[17] Edward T. Hall, The Hidden Dimension, Garden City: Doubleday, 1966.

[18] Dietrich Bonhoeffer, De levende kerk. Teksten over de kerk 1932-1933 (vertaald door Edward van’t Slot), Utrecht: Uitgeverij Boekencentrum, 2018, 114.

[19] Pete Ward, Liquid Ecclesiology: The Gospel and The Church, Leiden: Brill, 2017, 12.

[20] Henri Nouwen, Bevrijd je verdriet. Troost voor tijden van pijn en rouw, Baarn: Ten Have, 2002, 19.

[21] Met dank aan Jonna van den Berge-Bakker voor het meelezen en geven van constructief commentaar.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken