Menu

Basis

Het kerkgebouw als cultuurhistorische en liturgische presentie

Open kerk als kans voor gemeenten en parochies

De kerk doordeweeks openstellen. Wat is de meerwaarde? Waar doe je het voor? Voor wie doe je het? Gertjan de Pender schrijft over het onderzoek naar het verschijnsel Open Kerk en de praktijk ermee.

‘Het Kerkplein op een gewone vrijdagmiddag in Varsseveld. Aan de ene kant de markt, aan de andere kant de horeca, en daar tussenin de Laurentiuskerk. De deuren uitnodigend open. Voor de kerk het bord ‘Kerk is open’.

Je besluit een kijkje te nemen. Vanuit de hal heb je door de glazen deuren al een doorkijkje naar de kerk. Je ziet het schip met de stoelen, de avondmaalstafel, en helemaal aan het einde het koor met de glas-in-lood ramen. Boven het portaal dat de toren van de kerk scheidt, is een gevelsteen ingemetseld: ‘Abels offerhand’, als een soort wachter die de ingang van de kerk bewaakt.

Verwijzende functie

Deze gevelsteen, die overigens pas laat in de kerk is ingemetseld[1] , is een verwijzing naar het bijbelverhaal in Genesis 4, en daarmee naar de joods-christelijke traditie waarvoor het gebouw staat. Eenmaal ín het gebouw verwijzen alle elementen naar deze traditie:

  • de brandende kaarsen verwijzen naar het licht van Christus;
  • de avondmaalstafel met daarop het antependium duidt op de Maaltijd van de Heer en het kerkelijk jaar;
  • de preekstoel laat zien dat de kerk een plaats is waar Gods Woord wordt verkondigd;
  • de glas-in-lood ramen met als thema ‘de geopende hemel’ verwijzen naar verhalen uit Genesis, Matteüs en Openbaring;
  • het orgel staat voor God, die troont op de lofzangen van zijn volk;
  • de paaskaars, die nu niet brandt, verwijst naar de opstanding van Christus;
  • de houten gewelven, hoog boven de bezoeker, verwijzen naar de hemel. Ze symboliseren letterlijk en figuurlijk ruimte.

Bezoekers

Natuurlijk zullen veel bezoekers niet specifiek hiervoor komen. De ervaringen van de gastvrouwen en -heren laten zien dat de motieven om de kerk te betreden heel divers zijn. De een komt vanwege de cultuurhistorische waarde van het gebouw, de ander voor een moment van stilte of het aansteken van een kaarsje, even weg van de drukte. Nog een ander komt om te kijken naar de inrichting, of om te zien hoe de kerk, waar hij of zij als kind is geweest, er nu uitziet. Weer een ander komt voor een praatje met de gastheer of -vrouw, of wie er toevallig in de kerk aanwezig is. Toch zal elke bezoeker iets van de sfeer en de traditie van het gebouw merken. Het gebouw ademt namelijk traditie. Het laat merken dat er een liturgische presentie is, ook op de momenten dat er niet wordt gevierd.

Dit huis van hout en steen, dat langde stormen heeft doorstaan,waar nog de wolk gebeden hangtvan wie zijn voorgegaan.

Lied 280, Liedboek. Tekst: Sytze de Vries

Gang door het leven

In Varsseveld is bij de herinrichting van de Laurentiuskerk bewust gekozen om deze liturgische presentie te benadrukken. De kerk is ingericht naar de gang door het leven. Wie in het gebouw rondloopt, komt in de linker zijbeuk (vanaf de ingang gezien) de doophoek tegen met de doopvont en de doophoek. In het midden van de kerk bevindt zich het liturgisch centrum, met de preekstoel en de tafel. En in de rechter zijbeuk is de gedachtenishoek. Daar ligt het boek met de namen van wie zijn overleden. Ook ligt er een voorbedenboek, waarin bezoekers af en toe iets schrijven, en er is de mogelijkheid om een kaarsje aan te steken. Niet toevallig is dit ook de plek waar bij een uitvaart de overledene tijdelijk komt te staan. Zo maakt de bezoeker een gang door het leven. En deze gang door het leven wordt door middel van eenvoudige symbolen (doopvont, doopboek, paaskaars, tafel en antependium, brandende kaarsen in de gedachtenishoek, gedachtenisboek) verbonden met het grotere verhaal van de christelijke traditie.

Liturgische presentie

Zoals gezegd, niet iedereen die de Laurentiuskerk bezoekt, zal zich hiervan bewust zijn. Veel mensen zullen de symbolen niet kunnen duiden. Niet iedereen heeft zich in de christelijke traditie verdiept, maar gebouw en inrichting bieden de bezoeker de ruimte om zich daar op een eigen manier toe te verhouden. Het is een heilige, apart gezette plaats, waar men tot zichzelf kan komen en waar andere wetten gelden dan de wetten van de wereld. Zo is het kerkgebouw, met woorden van lied 388 (Liedboek) ‘een plaats om te zijn, een plaats om te worden’.

Schroom

Dat dit door bezoekers zo wordt ervaren, is te zien aan de manier waarop mensen binnenkomen. Op het moment dat mensen vanuit de hal de kerk betreden, is bij velen een zekere schroom te merken. Sommigen blijven letterlijk even op de drempel staan. Er is een korte aarzeling: ga ik verder naar binnen of niet? Een enkeling kiest ervoor weer om te draaien en de kerk alleen van achter de drempel te bekijken. De meesten stappen over de drempel en treden binnen in het huis van God.

Onderzoek naar Open Kerk

Het verhaal hierboven is een beschrijving van de manier waarop de protestantse gemeente Varsseveld invulling geeft aan het begrip Open Kerk. Daarin is ze bepaald niet de enige: duizenden geloofsgemeenschappen stellen hun gebouw met een zekere regelmaat open voor bezoekers.

Duizenden geloofsgemeenschappen stellen hun gebouw met een zekere regelmaat open voor bezoekers

Veel kerkgemeenschappen kiezen er al langere tijd voor om hun kerkgebouw ook op andere dagen dan die waarop er wordt gevierd open te stellen voor bezoekers. Daarvoor zijn allerlei redenen: gastvrijheid, de historische waarde van het gebouw, een plek bieden voor stilte en bezinning, missionaire presentie. De ervaringen van vrijwilligers zijn vaak positief: er wordt waardering uitgesproken voor de mogelijkheid om de kerk te bezoeken, er wordt bewonderend gesproken over het gebouw, er zijn bijzondere ontmoetingen. Maar wat levert openstelling nu daadwerkelijk op? In welke behoefte voorziet het? Welke mensen spreekt het aan? En waarop kun je als gemeente of parochie letten bij de openstelling? Dergelijke vragen onderzocht het Kaski, het onderzoekscentrum religie en samenleving van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hier volgt een korte weergave van de resultaten[2], die wellicht interessant kunnen zijn voor geloofsgemeenschappen die al jaren een Open Kerk organiseren, of voor kerken die dit willen gaan doen.

Achtergrond

Het Kaski-rapport neemt zijn uitgangspunt in het onderzoek Mentality en Zingeving, een in opdracht van de Protestantse Kerk in Nederland uitgevoerd onderzoek door het bureau Motivaction. Volgens dit rapport komt de aanhang van de PKN (en naar de mening van het Kaski-rapport zeer waarschijnlijk ook die van de rooms-katholieke kerk) voornamelijk uit de traditionele burgerij en uit maatschappijkritische, hoger opgeleide kringen.[3] De verbinding met veel andere groepen in de maatschappij is grotendeels verloren gegaan. Het rapport noemt als nieuwe kansrijke doelgroepen waarop de kerk zich zou kunnen richten hoogopgeleide, ‘postmoderne’ burgers en moderne burgers. Vernieuwende initiatieven in kerken zouden zich op deze doelgroepen moeten instellen.

Stadskerken 2.0

Maar lukt het ook om deze doelgroepen te bereiken met de vernieuwende initiatieven die kerken ontplooien? Om deze vraag te beantwoorden onderzocht het Kaski tussen 2016 en 2018 een drietal pastorale innovaties in de Parochie Sint Eusebius in Arnhem en de Heilige Lebuinus-parochie in Deventer: De kerk als spiritueel centrum, Open Kerk en Geloofsopvoeding. Bij elk project werd gekeken welke doelgroepen relevant waren voor het project, welke kansen en belemmeringen er waren met betrekking tot deze doelgroep, en hoe deze zich verhielden tot de sterke en zwakke punten van het project. Vervolgens werden deze kansen en belemmeringen afgezet tegen de sterke en zwakke punten van het project, en werden aanbevelingen gedaan voor verbeteringen van het project.

De Broederenkerk

Het onderzoek Open Kerk werd uitgevoerd in de rooms-katholieke Broederenkerk (Sint-Lebuinus) in Deventer, een veertiende-eeuwse kerk in het centrum van de stad. Deze kerk is op vrijdag en zaterdag en op koopzondagen geopend voor publiek. Daarnaast is er een aanbod van activiteiten, zoals zaterdagmiddagconcerten, tentoonstellingen en een kerstexpositie. Ten slotte zijn er doordeweekse gebedsvieringen en is er een Dagkapel. Deze laatste activiteiten trekken een ander publiek dan de overige activiteiten, namelijk – aldus het rapport – een ‘devotioneel publiek’.

Zowel de openstelling als de op een breder publiek gerichte activiteiten kunnen zich verheugen in een levendige belangstelling. De openstelling trekt naar schatting ongeveer tweehonderd bezoekers per dag. De concerten worden bezocht door vijftig tot tweehonderd mensen. Op de kerstexpositie, waarvoor de kerk drie weken lang ruimer wordt opengesteld, komen duizenden bezoekers af: mensen uit het hele land, die voornamelijk toeristisch geïnteresseerd zijn. De meerderheid bezoekt zelden tot nooit een kerkelijke viering. Toch noemt driekwart van de bezoekers zich gelovig. Opvallend is ook dat de helft van de bezoekers een kaarsje aansteekt. Hieruit blijkt dat er onder de bezoekers zeker religieuze belangstelling is, al uit zich dat meestal niet in participatie aan reguliere kerkelijke activiteiten. Het bezoek aan de kerk wordt door de bezoekers positief gewaardeerd.

De meerderheid bezoekt zelden tot nooit een kerkelijke viering. Toch noemt driekwart van de bezoekers zich gelovig

Naast deze positieve punten laat het rapport zien dat de Open Kerk in Deventer op veel punten ook beter kan. Zo zijn er zorgen over de menskracht en de creativiteit van de vrijwilligers, en daarmee samenhangend over de public relations. Daarnaast zou er meer aandacht kunnen worden besteed aan de presentatie van de cultuurhistorische waarde van het gebouw. Aandacht voor deze punten zou ongetwijfeld resulteren in meer bezoekers.

Ten slotte lukt het nog niet om mensen van buiten de parochie bij het vrijwilligersbestand te betrekken. Dit maakt de organisatie kwetsbaar.

Kansen

Wat zeggen de uitkomsten van dit onderzoek nu over Open Kerk zoals dit door geloofsgemeenschappen elders in het land wordt georganiseerd? Of, met andere woorden, in hoeverre zijn de resultaten van het onderzoek in de Broederenkerk te vertalen naar andere contexten? Natuurlijk heeft de organisatie van – en respons op – Open Kerk veel te maken met het gebouw zelf. Een kerk in het hart van een stad zal meer bezoekers trekken dan een kerk in een dorp waar weinig toeristen komen. En een monumentaal gebouw zal meer bezoekers trekken dan een gebouw dat vanuit historisch of architectonisch oogpunt minder interessant is voor het grotere publiek.

In dit opzicht heeft de Broederenkerk in Deventer een belangrijk voordeel door de ligging en de cultuurhistorische waarde van het gebouw. Toch is op basis van het onderzoek wel iets te zeggen over kansen en mogelijkheden voor andere gemeentes of parochies. In de eerste plaats blijkt dat het loont om de organisatie van Open Kerk goed aan te pakken. Open Kerk is meer dan de deur open doen en een bord buiten zetten. Het vraagt om een zich inleven in de doelgroep, om nadenken over de ontvangst en de inrichting van het gebouw en vooral om een gerichte pr. Aandacht voor deze onderdelen kan de aantrekkelijkheid vergroten en zo het bezoek doen toenemen.

In de tweede plaats is Open Kerk een laagdrempelige manier om andere doelgroepen te bereiken. Het traditionele aanbod van geloofsgemeenschappen – vieringen, pastoraat, geloofsgesprek – heeft een beperkt bereik. Open Kerk biedt een mogelijkheid om dit bereik te vergroten door een ander aanbod.[4]

Open Kerk is meer dan de deur open doen en een bord buiten zetten

In het verlengde hiervan biedt Open Kerk kansen om bezoekers ook te interesseren voor andere activiteiten van een gemeente of parochie. De motivaties om een kerkgebouw te bezoeken zijn divers en sluiten niet altijd aan bij de religieuze inhoud of doelstellingen van de activiteiten van een geloofsgemeenschap. Tegelijk blijken cultuurhistorische, religieuze en cultuur-spirituele belangstelling vaak door elkaar te lopen. Dat biedt kansen om het eigen aanbod onder de aandacht te brengen.

Ten slotte laat het onderzoek zien dat de cultuurhistorische waarde van een kerkgebouw mogelijkheden aanreikt om ook vrijwilligers bij Open Kerk te betrekken, die zelf niet ‘kerkbetrokken’ zijn. In een tijd waarin kerken steeds meer moeite hebben om vrijwilligers te vinden, is dit een manier om de eigen mogelijkheden te vergroten of om überhaupt het initiatief te kunnen voortzetten. Tegelijk is het een manier om als kerkgemeenschap een meer naar buiten gerichte houding te ontwikkelen, die de grenzen tussen binnen en buiten doen vervagen.

Samengevat biedt Open Kerk gemeentes en parochies een laagdrempelige manier om door middel van hun gebouw een aanbod te creëren, dat interessant is voor doelgroepen die met het andere kerkelijke aanbod minder worden bereikt. Hiermee is er een goede kans op resultaat. Alleen al vanuit dat oogpunt is het interessant om naar mogelijkheden te zoeken om dit initiatief als gemeente of parochie te blijven ondersteunen, ook als het vinden van vrijwilligers voor andere activiteiten moeilijk wordt.

Gertjan de Pender is gemeentepredikant in de protestantse gemeente Varsseveld en lid van de redactie van Laetare.

Noten

[1] Zie https://www.amsterdamsegevelstenen.nl/Varsseveld.htm, geraadpleegd 26-11-2020.

[2] Zie dr. T. Bernts, Kansen voor stadskerken? Evaluatie van pastorale innovatie: deelrapport Open Kerk, Kaski Rapport nr. 651b, juni 2018.

[3] Kansen voor stadskerken?, p. 5.

[4] Zie Kansen voor stadskerken?, p. 21.

Alle ​Laetare​ 2021, nr. 1​ artikelen:

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken