Menu

Basis

Kerkgebouw en kerkinterieur: alles ademt betekenis

De plaats waar de gemeente samenkomt dóet ertoe. Het gebouw zelf én de inrichting, de aankleding. Een pleidooi voor ‘zorg en aandacht’…

God is de eerste opdrachtgever van een heiligdom voor zichzelf. Daarover kunnen we in Exodus 31 lezen. Hij kiest Besaleël en Oholiab uit om het werk ten uitvoer te brengen, geholpen door ‘anderen die hun vak verstaan’. God werpt zich bovendien op als de eerste architect en interieurontwerper.

‘Laat hen alles uitvoeren zoals Ik het heb opgedragen: de ontmoetingstent, de ark voor de verbondstekst, de verzoeningsplaat die erop moet liggen, alle voorwerpen voor de tent, de tafel en de voorwerpen die erbij horen, de lampenstandaard van zuiver goud en de bijbehorende voorwerpen, het reukofferaltaar, het brandofferaltaar met het gerei, het wasbekken, het onderstel ervan, de ambtsgewaden, de heilige kleding voor de priester Aäron, de zalfolie en het geurige reukwerk voor het heiligdom.’

Duidelijk is dat de vormgeving van de tabernakel er voor God toe doet en dat hij daarbij veel oog heeft voor detail. In de zes hoofdstukken voorafgaand aan de bovenstaande passage werkt hij precies uit hoe alles eruit moet zien. Een rijke parade aan hoogwaardige materialen, versieringen, beelden, symbolen, lampen, kleuren en vakmanschap trekt aan ons voorbij.

We kunnen hieruit concluderen dat al deze zaken voor God van belang zijn en dat het niet juist is om het materiële tegen het geestelijke uit te spelen. Alsof een sobere ruimte met lege witte wanden geestelijker zou zijn dan een versierde ruimte. Alsof een mooie kerkzaal met betekenisvolle details van God zou afleiden in plaats van naar Hem heen te leiden.

Toch is in de protestantse traditie vaak zo gedacht.

Men wees daarbij gewoonlijk naar Calvijn, die tegen alle kunst in de kerk zou zijn geweest. De gotische St. Pierre in Genève, waar deze kerkhervormer voorging, is echter helemaal niet zo sober. Je treft er gebrandschilderde ramen, gebeeldhouwde kapitelen en banken met houtsnijwerk aan, die hij blijkbaar allemaal niet liet verwijderen. Het is een statig oprijzend bouwwerk dat sacraliteit uitstraalt.

Een rijke parade aan hoogwaardige materialen… trekt aan ons voorbij

Bijzondere functie

De ruimte van samenkomst is voor christenen geen heilige plaats. Niet het kerkgebouw, maar de gelovige en de geloofsgemeenschap noemt het Nieuwe Testament ‘een tempel van Christus’. Wel komen we in de kerk om de Heilige te ontmoeten, in woord en sacrament, lofprijzing en gebed, en via dit alles bovenal in ons innerlijk, in ons hart. De vraag is hoe een kerkgebouw daaraan kan bijdragen en hoe het deze ontmoeting kan ondersteunen. In die zin is een kerk een functioneel gebouw, zij het met een heel bijzondere functie.

Als mensen reageren we op onze omgeving. Ruimtes hebben invloed op ons, heel primair. We zijn niet alleen mensen met verstand en emoties, maar ook met zintuigen. Een kille aula of kale gymnastiekzaal is geen ideale ruimte voor kerkdiensten. We hebben een omgeving nodig die naar God verwijst en ons iets van Hem doet ervaren door schoonheid en rust, symboliek en een gewijde sfeer.

Dit kan vorm en gestalte krijgen in een rij glas-in-loodramen, mooi ontworpen kerkmeubilair, een kruis aan de wand, een muurschildering of beeld, het spel van licht of de rustgevende ritmiek van zuilen, bogen en nissen. Dan wijst een kerkruimte omhoog naar de God van schoonheid en schepping en vormt zij een passende bedding voor de liturgie.

Een kerkruimte wijst omhoog en vormt een passende bedding voor de liturgie

Zorg en aandacht

Abraham Kuyper merkte op: ‘Alles in de kerk, tot aan het tafellaken op de avondmaalstafel aan toe moet iets zijn, namelijk mooi of lelijk.’ Als we geen oog hebben voor schoonheid in de kerk, betekent dit dat we lelijke kerkgebouwen overhouden. Datzelfde geldt voor kunst in de kerk. Als ze er niet is, draagt dat ook een boodschap uit.

Alles in de kerk ademt zijn eigen betekenis: van de opstelling van de stoelen of banken en de voorwerpen die geplaatst zijn in het liturgisch centrum tot aan de aanof afwezigheid van een beamer. Uit al deze dingen kunnen we de theologische keuzes en leidende waarden van een gemeente aflezen. Dit betekent dat het van belang is dat een gemeente nadenkt over haar plaats van samenkomst: wat streeft ze na in haar erediensten, waarmee wil ze zichzelf omringen, wat voor accenten wil ze leggen en wat voor uitstraling naar buiten toe streeft ze na?

Het begint allemaal met simpelweg zorg en aandacht voor de visuele elementen in een kerkruimte. Van het schilderij op de aandachtswand tot de verduistering van de ramen, van de bloemen op de tafel tot de beelden op de beamer. Het is een zaak van belang dat alles op de juiste plaats staat en goed hangt. En dat het interieur geen allegaartje is, maar dat de verschillende elementen qua vorm, kleur en betekenis op elkaar zijn afgestemd.

Esthetische kracht

Maar al te vaak liggen de beslissingen over het exterieur en interieur van kerken bij goedbedoelende gemeenteleden die zich als vrijwilliger en met een beperkt budget, maar zonder enige expertise, inzetten voor hun gemeente. Het resultaat laat zich raden.

Meer dan eens komen zij terecht bij esthetisch arme oplossingen en bij de overbekende visuele clichés.

Bijkomend probleem, zo oud als de 19de eeuw, is echter dat deze clichés velen dierbaar zijn en staan voor een geliefde geloofsinhoud. Wellicht terecht vraagt men zich af of dat niet belangrijker is dan kwaliteit.

God en de plaats waar wij Hem eren verdienen het beste

Het is dus zaak om bij de introductie van iets nieuws in de kerkruimte aan te sluiten bij het karakter en de eigenheid van een gemeente en iedereen hier zo goed mogelijk bij te betrekken.

Anderzijds wil ik een lans breken voor het belang van kwaliteit, voor het inschakelen van deskundigen en professionele kunstenaars. God en de plaats waar wij samenkomen om Hem te eren verdienen het beste.

Kwaliteit bewijst zichzelf: zeggingskracht, diepgang en schoonheid hebben een eigen overtuigingskracht. Als er geen kwaliteit is, dan ben je er snel op uitgekeken. Als er wel kwaliteit is, kan een werk een mensenleven en zelfs generaties lang mee. Kwaliteit berust op drie pijlers. Allereerst op de kwaliteit van de vorm: het vakmanschap in weergave en compositie.

Ten tweede op de kwaliteit van de inhoud: diepgang en een zekere subtiliteit en gelaagdheid. Het werk is niet in één oogopslag duidelijk, maar geeft zijn geheim pas bij langer kijken prijs. En ten derde heeft kwaliteit te maken met eigenheid en originaliteit; de kunstenaar beeldt op een eigen, doorleefde manier zijn onderwerp uit en toont ons iets nieuws.

Als we een kunstwerk een plaats geven in ons kerkgebouw, houdt dit in dat we de ruimte verrijken met een betekenisvol element dat steeds aanwezig blijft. De kerkgangers zullen er steeds weer naar kijken, soms ook voor langere tijd. Als ze dat doen, kan het werk voor hen gaan ‘leven’: ze kunnen steeds meer ontdekken, andere aspecten zullen oplichten afhankelijk van de stemming en situatie waarin gemeenteleden zich bevinden. Het werk gaat langzaam doorwerken en zijn werk doen in de ziel van de gemeente.

… de ruimte verrijken met een betekenisvol element dat steeds aanwezig blijft

Twee kunstwerken

Laat me twee voorbeelden geven. Het eerste betreft één van de acht ramen die John Piper in 1959 ontwierp voor Eton Chapel, de kapel van Eton College in Windsor, één van Engelands topscholen. Hij brengt hier het wonder van de vijf broden en twee vissen in beeld. Het raam gaat over Gods vrijgevigheid, over ontvangen, over een plaats voor iedereen, ongeacht ras, kleur enz. Ook gaat het over het toekomstfeest waar we naar mogen uitzien en over het avondmaal. Wat een geweldig statement, steeds present in het midden van deze gemeenschap.

De kanten van het raam zijn donker gehouden, zodat het lichte middendeel met de witte broden en zilverkleurige vissen er des te meer uitspringt. Aan de rand zien we ontvangende handen in de huidtinten van de volkeren, vermengd met de kleuren van de regenboog.

Het centrum wordt omlijst door een mandorla, een amandelvormige figuur die ontstaat als je twee cirkels gedeeltelijk over elkaar schuift en daarom staat voor twee werelden. Hemel en aarde schuiven bij dit wonder in elkaar in een toekomstvisioen van een feestelijke en overvloedige maaltijd waar voor iedereen genoeg is. Er blijven zelfs twaalf manden over, genoeg voor twaalf apostelen om uit te delen, genoeg voor de hele wereld.

Als tweede voorbeeld het fraaie beeld uit 2007 van de Roeping van Andreas van Dick Tulp, dat bij de ingang van de Petrus en Pauluskerk in Maassluis staat. De mensen uit dit oude vissersdorp kunnen zich herkennen in deze apostel Andreas, de visser die visser van mensen werd. Hij trekt uit alle macht aan zijn net, terwijl zijn hoofd naar achteren is gekeerd, gericht op degene die hem roept.

Zijn roeping zette hem op een pad dat uitliep op zijn dood aan een zelfgekozen Chi-vormig (X-vormig) kruis, de eerste letter van het Griekse Christos. We zien deze Chi/X terugkomen in de touwen van het net en in het lichaam van Andreas.

Telkens weer herinnert dit beeld de kerkgangers aan hun eigen roeping, welke dat ook mag zijn. Als ze naar huis gaan, nemen ze het beeld met zich mee, op zondag en de rest van de week.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken