Menu

None

Missie naar het voorbeeld van Willibrord

Mede dankzij Willibrord kreeg het christendom vaste voet in een deel van Europa. Hij reisde enkele keren heen en weer tussen de Lage Landen en Rome, om de zegen van de paus te krijgen. De manier waarop Willibrord in de geschiedenisboeken terecht is gekomen, vertelt vooral iets over de tijd waarin die geschiedenis beschreven wordt. Zijn missionaire ijver is vaak gebruikt als goed voorbeeld en kan ook vandaag nog inspireren.
Anton ten Klooster (1983) studeerde theologie in Utrecht, Fribourg en Washington D.C., is docent theologie aan Tilburg University en studierector van het Ariënsinstituut. Hij organiseerde drie symposia over de hedendaagse betekenis van Willibrord en redigeerde met anderen Willibrord door de eeuwen.

Al eeuwenlang wordt de heilige Willibrord (658-739) vereerd als ‘apostel der Nederlanden’. ‘Door een volhardende inzet heeft hij een volk, dat God niet kende, gebracht onder het zachte juk van Christus’, zo bidden katholieken in het Getijdengebed op zijn feestdag. Opnieuw leven we in een tijd waarin veel mensen God niet lijken te kennen. Wat kunnen we leren van Willibrord, van welke missionaire aanpak en spiritualiteit is zijn leven een voorbeeld? Om daarover iets te kunnen zeggen, moeten we ons eerst rekenschap geven van het feit dat we erg weinig directe bronnen hebben. Van Willibrord zelf zijn slechts een paar regels geschreven tekst overgeleverd, andere bronnen zijn van later datum en hebben vaak niet enkel nauwkeurige geschiedschrijving tot doel.

Dat biedt ons wel een gelegenheid om stil te staan bij hoe het missiewerk van Willibrord beleefd werd en wordt, door degenen die dicht bij hem stonden in de geschiedenis en door degenen die zich als zijn erfgenamen beschouwen. Onze belangrijkste bron is daarbij de levensbeschrijving van de monnik Alquin (735-804), die een goed beeld geeft van hoe Willibrords missie een eeuw na het begin ervan gewaardeerd werd. De bloemlezing uit Alquin zal ons brengen tot vier lessen die we kunnen trekken uit Willibrords missionaire spiritualiteit.

Verwoest kerkje

Voordat we naar Alquin gaan, kijken we naar wat in de latere geschiedenis over Willibrord gezegd is. De canonieke rooms-katholieke visie op de missie van Willibrord wordt treffend samengevat in de uitgave Dertienhonderd jaar bisdom Utrecht uit 1995, het dertiende eeuwfeest van de bisschopswijding van Willibrord door paus Sergius II. Het is duidelijk dat de kerk van Utrecht zich verstaat als erfgenaam van deze missie. Waar ze in bestond? Willibrord ‘trok naar de Lage Landen in peregrinatio, als pelgrimerende monnik, bezield van het verlangen het evangelie van Christus te verkondigen aan de heidenen, én om hen te binden aan de kerk van Petrus’.

De veronderstelling is dat er nog enkele restanten christendom zijn uit de Romeinse tijd. Dat blijkt ook uit een brief van Bonifatius uit 753, die gaat over een conflict over de bisschoppelijke macht in Utrecht, omdat ‘de fundamenten van een door de heidenen verwoest kerkje’ er op zou wijzen dat de bisschop van Keulen oudere rechten zou hebben. Desondanks worden in de hagiografische beschrijvingen van Willibrords leven de Lage Landen neergezet als een geheel heidens gebied dat onderwerp is van missionering door de man Gods. In het gebied grofweg ten noorden van Utrecht was dat in meerdere mate het geval, omdat deze streek nooit deel was van het Romeinse Rijk.

Willibrord was ‘zacht waar het kan, hard waar het moet’

Historisch is in ieder geval vrij zeker dat Willibrord daarbij actief zocht naar wereldlijke en kerkelijke ondersteuning. Hij maakte snel contact met de Frankische machthebber Pippijn II. Die had ook een eigen belang in de missionering. Kerstening van de Friezen in het noorden zou namelijk ook betekenen dat dit volk makkelijker in zijn rijk kon worden ingelijfd. In 691, het jaar na zijn aankomst in de Lage Landen, vertrok Willibrord eerst naar Rome om de zegen van de paus te vragen. Vier jaar later keerde hij terug om tot bisschop gewijd te worden.

Bewijsmateriaal

Maar wat kunnen we nu wel en niet zeggen op basis van deze gegevens? In hun boek Redbad: Koning in de marge van de geschiedenis beschrijven Sven Meeder en Erik Goosmann dat middeleeuwse bronnen de geschiedenis door een filter weergeven: ‘Het was de functie van een heiligenleven om de heiligheid van de hoofdpersoon aan te tonen. Een levensbeschrijving was noodzakelijk om een dode als heilige te laten vereren. Anders gezegd vormde een geschreven vita een belangrijk deel van het bewijsmateriaal voor diens heiligheid.’

Voor onze interesse is dat niet per se een probleem: de spiritualiteit van de missie wordt juist ook uitgedrukt in dit soort bronnen, zij het met een zekere historische afstand. We kunnen dus iets zeggen over hoe Willibrords missie-activiteit door relatieve tijdgenoten werd gezien. Daaruit leiden we ook wat algemene gegevens af, bijvoorbeeld dat Willibrord over het algemeen wat tactischer te werk ging dan de meer onstuimige Bonifatius. Tevens kunnen we stilstaan bij hoe anderen vele jaren na hen de missie betrekken op hun eigen situatie. In een bijdrage aan het boek Willibrord door de eeuwen doet kardinaal Willem Eijk dit bijvoorbeeld door twee parallellen te trekken naar de huidige tijd: net als toen moeten we nu werken zonder sterke kerkelijke structuren, en we verkondigen het evangelie in een omgeving die daar niet op zit te wachten omdat ze op andere manieren invulling geeft aan haar spiritualiteit.

Geen tabula rasa

De parallel met het verkondigen van het evangelie aan een niet-christelijke religiositeit is van bijzonder belang. Hoewel niets overgeleverd is van de concrete prediking en catechese van Willibrord, geven andere bronnen uit die tijd reden om te denken dat deze zich richtte op het omvormen van het Germaanse veelgodendom tot het geloof in de ene christelijke God die als Drie-eenheid beleden en aanbeden wordt (Weiler, p. 163). De heidenen waren dus religieus gezien geen tabula rasa en de verkondiging begon met het corrigeren van en bouwen op de bestaande opvattingen. We kunnen hierbij ook denken aan Paulus’ prediking op de Areopagus. De apostel ergert zich aan de afgoden maar besluit aan te haken bij de notie van een onbekende God. ‘Welnu, wat gij vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen. De God die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is, Hij die de Heer is van hemel en aarde, woont niet in door handen gemaakte tempels.’ (Handelingen 17:23-24)

‘Wat gij vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen’

Het omhakken van heilige bomen door zowel Willibrord als Bonifatius onttovert de heidense religie, die de elementen van de schepping vergoddelijkten. Zodoende maakten ze de geesten rijp voor de verkondiging van de schepper, die niet vraagt om bloedige offers maar juist zelf het grootste offer bracht door zijn enige zoon te geven (vergelijk Johannes 3:16).

Ver familielid

Wanneer we zoeken naar bronnen van de spiritualiteit van Willibrord komen we slechts enkele geschreven regels van hemzelf tegen. In de kantlijn van een kalender schreef hij in 728 een korte herinnering aan zijn bisschopswijding die eindigt met de woorden in Dei nomine feliciter, in Gods naam gelukkig. De overige bronnen zijn uitgebreider maar staan op een grotere historische afstand van Willibrord. Hij stierf in 739 en de belangrijkste bron voor zijn leven werd rond 796 geschreven. Monnik Alquin, die nog een ver familielid van Willibrord was, begon toen in Tours aan de levensbeschrijving van de heilige. Eerder had hij al een lofdicht geschreven op de missionarissen die vanuit zijn eigen thuisbasis York overzee gingen voor de missie. Historica Miriam Jones geeft ons een Nederlandse tekst:

Anderen reisden in schepen over de oostelijke zeeën op zoek naar heidense landen, waar ze het woord van heil probeerden te zaaien in wilde harten door hun prediking. Zo iemand was de uitstekende bisschop Willibrord die vele duizenden van het Friese volk voor Christus gewonnen had door hemelse waarschuwingen. Vele jaren deed hij eer aan zijn bisschoppelijk ambt en hij bouwde daar vele kerken voor God en plaatste daarin priesters en dienaren van het Woord; nadat hij dit alles gedaan had, stierf hij, gelukkig en in vrede.

Het doel van deze levensbeschrijving is zoals gezegd niet enkel historische verslaglegging. Een beschrijving is ook een lofzang op de heilige, en in het geval van Alquin kan deze eveneens gelezen worden als een pleidooi voor meer zachtzinnige methoden van bekeringswerk. De voorgaande decennia waren er diverse bloedige campagnes geweest in het gebied van de Saksen. Alquin, zo stelt Sven Meeder, beschrijft de heilige als iemand met een heel andere manier van missionering: namelijk door middel van geduldige prediking. Willibrord komt naar voren ‘als een geestelijke die in zijn werk bij de Friezen de nadruk legde op de geweldloze, weinig spectaculaire aanpak van de mondelinge overdracht van het evangelie en de christelijke dogma’s: overtuigen door middel van voorbeelden en argumenten’. De volgende passage uit de levensbeschrijving brengt dat bijzonder treffend in beeld.

Nadat hij de zegen van het apostolisch gezag had aanvaard, is de vrome prediker van Gods woord met nog groter vertrouwen teruggekeerd naar de genoemde hertog van de Franken. Deze ontving hem met de grootste eer en heeft hem, gesteund door het bevel van zijn macht, op weg gestuurd om het evangelie te preken, speciaal in de noordelijkste streken van zijn gebied, waar door het gebrek aan leraren of de hardnekkigheid van de bewoners de vlam van het geloof erg laag brandde. In die streken zaaide de man Gods met nog groter vasthoudendheid het levenszaad, want hij zag wel hoe nodig het was de oude honger van de onwetendheid te verdrijven. Welk een grote vrucht zijn werk met hulp van de goddelijke genade in die streek heeft afgeworpen, daarvan getuigen tot op de dag van vandaag de mensen in de steden en dorpen en versterkte plaatsen, die hij door zijn vrome aansporingen tot de erkenning van de waarheid (1 Timoteüs 2:4) en de verering van de ene almachtige God had gebracht; getuigen zijn ook de kerkjes, die hij op verschillende plaatsen heeft laten bouwen, en de gemeenschappen van Gods dienaren, die hij her en der heeft bijeengebracht.

De daaropvolgende passages in de levensbeschrijving zijn ook illustratief voor de benadering van Willibrord. In drie hoofdstukken beschrijft Alquin hoe de heilige probeerde ‘de stroom der hemelse leer te verleggen buiten de grenzen van het Frankische rijk’.

‘God woont niet in door handen gemaakte tempels’

Willibrord belandt bij ‘het woeste volk der Denen’ maar pakt al vrij snel zijn biezen: ‘Toen hij opmerkte hoe verstokt van zeden zij waren, hoe zij in hun afgoderij opgingen en geen enkele hoop hadden op een beter leven, keerde hij snel terug naar de door God uitverkoren volken van het rijk der Franken.’ Na enige schermutselingen rond een heiligdom van de god Fosite in wat nu het Duitse Helgoland is, keert Willibrord dan ook terug naar zijn oorspronkelijke missiegebied, overigens niet na de koning er op te wijzen dat deze de weg van het heil afwees en dus ernstig gevaar liep om eeuwige straffen te lijden samen ‘met de duivel aan wie u gehoorzaamt’.

Bijgeloof

Het ene tijdperk is niet met het andere te vergelijken. Nederland anno nu lijkt in niets op de middeleeuwse rijken en rijkjes waarin Willibrord zijn missiewerk begon. Toch valt er het nodige te leren van de aanpak zoals we die in Alquins levensbeschrijving en andere bronnen terug zien. Hoe vormen deze bronnen onze eigen missionaire spiritualiteit nu? Vier lessen zijn in het bijzonder te trekken.

Allereerst is Willibrord een pragmatisch mens. Hij zoekt contact met de machthebbers en zorgt dat er in ieder geval enige bewegingsvrijheid is. In de Nederlandse situatie hebben we daar niet zo veel van te verwachten. Maar we zien dat hij tegelijkertijd ook meteen begint te werken aan de opbouw van zijn eigen structuur: hij bouwt kerkjes, stelt priesters aan en leidt jonge mensen op. Willibrord begreep dat enige mate van organisatie van belang is om datgene wat hij wilde bereiken ook een kans te geven bestendig te zijn. De eerste les is dus om onze pogingen mensen te laten delen in wat wij geloven ook enige handvatten te bieden. Welke plaatsen kunnen we concreet inrichten, welke mensen kunnen onze partners zijn?

Ten tweede: aan het begin van zijn missie ging Willibrord – volgens Alquin op aandringen van hertog Pippijn – naar de paus in Rome om zich tot bisschop te laten wijden. Het was hem duidelijk dat zijn missie niet enkel zijn eigen project en zijn eigen verhaal was, maar dat het deel was van het grotere verhaal van de verkondiging van het evangelie door de kerk. Zoals eens zijn eigen geboortestreek vanuit de kerk van Rome tot geloof werd gebracht, zo brengt Willibrord dezelfde boodschap nu naar andere streken. Missionaire spiritualiteit, dat is les twee, is niet louter een individuele aangelegenheid maar heeft zijn plaats in een grotere gemeenschap en het grotere verhaal.

Als derde aandachtspunt zien we dat Willibrord weliswaar een diplomatieke aanpak voorstaat maar harde woorden en stevige ingrepen evenmin schuwt. In het jargon van vandaag: zacht waar het kan, hard waar het moet. Over het geheel genomen is missie dus een zachtmoedige poging tot het winnen van harten. Maar er zijn momenten dat de missionaris helder en stevig moet handelen, zo is les drie. Velen die op een of andere manier geloofsverkondiger zijn, beseffen ook dat zij naast een herderlijke taak de profetische taak hebben om onrecht en gevaarlijk bijgeloof in de samenleving aan te wijzen en luidruchtig te benoemen.

Geen duistere macht, maar liefde

Tot slot, en dit vierde punt brengt ons wellicht bij de meest prangende vraag: hoe verhouden we ons tot allerlei andere vormen van geloof, bijgeloof, spiritualiteit en zingeving? Willibrord was weliswaar niet van de harde hand maar hij was er wel duidelijk van overtuigd dat hij mensen geen dienst bewees door ze zonder meer vast te laten houden aan hun gebruiken en ideeën. De waarheid van het evangelie is bevrijdend, in zijn tijd was dat de waarheid dat de schepping geen duistere en onderdrukkende macht is maar dat de schepper alles met liefde leidt. Wel kunnen er in de bestaande overtuigingen elementen aanwezig zijn die met enige verheldering kunnen dienen als bouwstenen voor een christelijk geloofsleven. In antwoord op allerhande vormen van natuurverering kunnen we wijzen op de schepper van dat alles. Hoor je over een goddelijke vonk in ieder mens, dan kun je gaan spreken over de ziel. Tegenover naamloze energieën en krachten zetten we een persoonlijke God. En zo zijn er meer voorbeelden te bedenken. Het vraagt om zowel een luisterende houding als om een worteling in het eigen geloof die het vermogen geeft om daarover te spreken.

Wie de missionaire ijver van Willibrord tot voorbeeld neemt kan in ieder geval niet blijven steken in een verlegenheid over het eigen geloof. Het mag gehoord worden, het moet gehoord worden!

Literatuur

M. Adan Jones, De Engelse wortels van Willibrord in de vroegmiddeleeuwse herinnering, in: Perspectief 40 (2018), p. 18-26.
A.M. ten Klooster, A.A.M. Smeets, P.-B. Smit (red.), Willibrord door de eeuwen, Berne Media, Heeswijk Dinther, 2018.
S. Meeder, E. Goosmann, Redbad: Koning in de marge van de geschiedenis, Spectrum, Houten, 2018.
M. Chr. M. Molenaar, G.A.M. Abbink, Dertienhonderd jaar bisdom Utrecht, Gooi en Sticht, Baarn, 1995.
A.G. Weiler, Willibrords missie: Christendom en cultuur in de zevende en achtste eeuw, Gooi en Sticht, Hilversum, 1989.

Verwijzingen naar de Bijbel zijn ontleend aan de Willibrordvertaling van 1975.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken