Kindermoment: Ik zie jou, zie jij mij?
Derde zondag van de veertigdagentijd
Bij Exodus 17:1-7 en Johannes 4: 5-26 (-42)
Ook het evangelieverhaal van vandaag gaat weer in op thema ‘zien’. De Samaritaanse bij de put gaat door haar gesprek met Jezus anders kijken, een andere invalshoek zien. Jezus ziet haar – en dat geeft haar ook de ruimte anders naar Jezus, een joodse man, te kijken. Wie anders kijkt naar de projectplaat van deze week*, kan zien wat de afbeelding voorstelt.
Uit de Bijbel
Vooroordelen en verwijten. Onjuiste stemmen in ons hoofd en uit onze mond, ze kunnen de ontmoeting lelijk in de weg zitten. De woordenstroom komt tot stilstand en droogt op. Stilstaand water, dat op den duur gaat stinken. De sfeer is verziekt, de put komt droog te staan. In de lezingen van vandaag lijken de gesprekken moeilijk op gang te houden als ze worden omgeven door vooroordelen en verwijten. En dat op zondag Oculi (mijn ogen zijn gericht). Wat zien wij in de ontmoeting tussen Mozes en het volk, wat zien wij werkelijk in ontmoeting tussen Jezus en de vrouw. Allereerst zijn de angsten in de ogen tegenovergesteld. Mozes is bang voor steniging door het volk, de Samaritaanse vrouw riskeert steniging (Leviticus 20:10) vanwege het vermeende overspel. En zo zijn er nog wel meer parallellen te trekken. Water, dat wat leven mogelijk maakt, is de aanleiding voor de ontmoeting of confrontatie. De vraag naar het juiste aanbidden van God, want daarover verschilden Samaritanen en Joden van mening. Maar ook Mozes en het volk zagen dat volstrekt anders. Maar het belangrijkste verschil tussen de twee verhalen: Mozes en het volk: hun gesprek is opgedroogd en vervuld van bitterheid. Jezus gaat juist het gesprek met de Samaritaanse aan, waardoor het levenswater weer gaat stromen.
De put uit Johannes 4 is een bijzondere ontmoetingsplek. Een Samaritaanse, met een dubieuze reputatie, die op het heetst van de dag, zich alleen bij de bron meldt en zich door Jezus laat aanspreken. Jezus alleen (waar zijn zijn leerlingen heen?), waarvan gezegd wordt, dat hij door Samaria moest reizen, terwijl Joden het liefst met een grote boog eromheen zouden trekken. Te midden van alles wat wij van zo’n ontmoeting tussen deze mensen zouden vinden, zegt Jezus: ‘Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’
Het leven van de vrouw zat vast. Niemand keek haar meer aan. Iedereen had een oordeel over haar. Haar leven was als een opgedroogde bron. Het woord ‘bron’ kan hier ook vertaald worden met bron van stilstaand water. Put is dan wel een passende vertaling. Ooit was er in deze put stromend water, maar dat is stil komen te staan. Net als het leven van deze vrouw. Ooit was haar leven sprankelend, nu al lange tijd niet meer. Jezus reikt haar een leven aan waarin die sprankeling weer terug kan komen. Zij is door Jezus gezien. Zij kan weer ten volle leven.
In de kerk
De voorganger komt met een lijst of een schrijfblok naar voren.
Voorganger:
Wat is er al veel schoongemaakt in de kerk! Even kijken op mijn lijst voor de grote schoonmaak. De diakenen hebben de zolder opgeruimd en daar vonden ze dit flesje zand en die plaat van de woestijn. Vorige week heeft de organist het orgel opgepoetst en die vond een bergschoen en die plaat van de berg. Deze week heeft de koster de keuken gesopt.
Goedemorgen …(naam). Jij bent de koster. Wat doet een koster in de kerk?
Koster: O, ik zorg voor alle spullen in de kerk: de stoelen, de kaarsen, de microfoons.
V: Dat is mooi werk! En nu heb je ook nog de keuken gesopt!
K: Zeker! En ik heb iets gevonden in één van de keukenkastjes. Een koffer/tas. Kijk! Ik wist niet zo goed wat ik daar nou mee moest.
V: Eens kijken wat er in zit. Een flesje water en deze plaat. Alweer zo’n vreemde plaat. Ik kan bijna niet zien wat er op staat en dat ligt nog steeds niet aan mijn ogen. En er staan weer die twee kinderen op, hier in het hoekje. Zie je dat?
K: Ja inderdaad.
Terug in de kerk
Een kind vertelt aan de voorganger dat het een put is op de plaat. Een diepe put waar je water uit kunt halen. Het kind geeft de voorganger de goede foto. De foto wordt telkens opgehangen of neergezet in de kerk.*
Leestekst
Het volk van Israël trok door de woestijn.
Ze gingen van de ene pleisterplaats naar de andere.
God wees hun de weg.
Ze kwamen in Refidim.
Daar was geen water om te drinken.
De mensen werden boos op Mozes:
‘Geef ons te drinken!’.
‘Vertrouw op God’, zei Mozes.
Maar de mensen hadden vreselijke dorst.
Ze bleven klagen en mopperen op Mozes.
‘Wat moet ik doen, wat moet ik doen?’,
vroeg Mozes aan God.
‘Ze zullen me nog dood maken!’
God stuurde Mozes met de oudsten
van het volk naar een rots bij de berg Horeb.
‘Sla met je stok op de rots’, zei God,
‘dan zal het water stromen
en de mensen kunnen drinken’.
Zo deed Mozes en het gebeurde
zoals God had gezegd.
Naar Exodus 17: 1-7
In Bonnefooi (zie