Kindermoment: Nog even geduld… ik laat het je zien!
Vijfde zondag van de veertigdagentijd
Bij Ezechiël 37:1-14 en Johannes 11:1-4.17-44
De veertigdagentijd is al over de helft. In het evangelieverhaal klinkt het woord van Pasen al door. Er zijn in dit verhaal veel tranen en er is veel afscheid. Maar vooral is er veel nieuw leven en een groeiend vertrouwen dat de dood het laatste woord niet heeft. De afbeelding op de projectplaat * laat dit keer een grafsteen met het beeld van een engel zien.
Uit de Bijbel
In deze lange evangelielezing zien we veel van de thema’s van de laatste weken samenkomen. Geloof en twijfel over Jezus’ macht. Gesprekken die langs elkaar heen lopen. Ziende blind en horende doof. Waarom kwam Jezus niet eerder? Alleen de leerlingen horen in vers 4 waarom: deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God. Maar in Betanië vraagt men zich af waarom Jezus niet eerder kwam. Drie maal wordt de vraag expliciet gesteld, door Marta (vers 21), Maria (vers 32) en de omstanders (vers 37). En daartussendoor zegt Jezus: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Geloof en de doden zullen leven en de levenden zullen niet meer sterven.’ En bij Maria legt Jezus helemaal niets uit, maar hij raakt geëmotioneerd. Er wordt veel gehuild in dit gedeelte en terecht: de dood maakt scheiding in dit leven. Tranen om wat gemist wordt, tranen ook om de vraag waarom iemand niet nog langer in hun midden mocht zijn. En hier bij Jezus klinkt zelfs een verwijt: als hij blinden de ogen kan openen, waarom kwam hij dan niet eerder of greep hij niet eerder in? Het is de vraag die veel mensen bij tijd en wijle ook bezig kan houden. De mensen zien Jezus huilen: ‘Hij hield echt van hem.’ ‘Maar waarom deed hij dan niets’, vragen anderen. Weer welt in Jezus de woede op als hij hoort hoe zijn liefde of macht in twijfel worden getrokken en tegenover elkaar worden gezet. ‘Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien’, zegt Jezus. Huilt God mee in het lijden van mensen? Ook het Oude Testament geeft daar al voorbeelden van. Kan God er dan niets aan doen? Die conclusie klopt niet. Jezus geeft niet de theorie, hij laat zien wie hij is en hoe God is. Wat de mensen doen kunnen, moeten ze doen: de steen weghalen en straks de dode uit de grafdoeken halen. Jezus roept met luide stem Lazarus naar buiten. In de andere evangeliën roept Jezus bij zijn eigen sterven. De doden horen zijn stem, zoals in het dal de dorre beenderen vlees krijgen en de adem krijgen ingeblazen. Nieuw leven, een voorafschaduwing van wat er met Pasen komen gaat. God begint een nieuw volk van mensen die voorbij de dood kunnen kijken. Maar wel een volk dat weet heeft van tranen en in Jezus de meelijdende Heer ziet.
In de kerk
De voorganger komt met een lijst of een schrijfblok naar voren.
Voorganger:
We zijn al goed op weg om alles op te ruimen en schoon te maken, maar we zijn er nog niet. Ik snap dat sommigen er soms geen zin in hebben, maar nog even volhouden, het wordt prachtig! Eens kijken op mijn lijst wat er al gedaan is. De diakenen ruimden de zolder op en daar vonden ze dit flesje zand en die plaat van de woestijn. De organist heeft het orgel opgepoetst en die vond een bergschoen en die plaat van de berg. De koster heeft dit flesje water en die plaat van de put gevonden. En vorige week heeft het koor een zakje tuinaarde en die plaat van modder gevonden. Wie waren deze week aan de beurt? Ah, de ouderlingen hebben de vergaderzaal gedaan! Ik ga eens even vragen aan een ouderling hoe de schoonmaak gegaan is.
Goedemorgen …(naam). Jij bent ouderling. Wat doet een ouderling eigenlijk?
Ouderling: wij ouderlingen zijn samen met anderen de kerkenraad. We vergaderen veel over van alles. En we zorgen dat de mensen die dat graag willen, bezoek krijgen.
V: Dat is mooi werk! En nu hebben jullie ook nog de vergaderzaal schoongemaakt!
O: Nou, dat was een stoffige boel! Maar we hebben de bezem er flink doorgehaald! In één van de dossierkasten hebben we deze koffer/tas gevonden. We wisten niet zo goed wat we daar nou mee moesten doen.
V: Jullie ook al! Er zijn al heel wat tassen/koffers gevonden. Eens kijken wat er in zit. Een beeldje van een engel en deze plaat. Weer zo’n vreemde plaat. Ik kan bijna niet zien wat erop staat en dat ligt niet aan mij. Wel zie ik alweer die twee kinderen op de plaat staan, hier in het hoekje. Zie jij dat ook?
O: Ja, inderdaad.
V: Ik denk dat we het weer moeten meegeven naar de kinderdienst. Misschien dat zij kunnen ontdekken wat de engel en de plaat met elkaar te maken hebben.
Terug in de kerk
Een kind vertelt aan de voorganger dat het een grafsteen is, op de plaat. Een grafsteen op een kerkhof. Het kind geeft de voorganger de goede foto. De foto wordt opgehangen of neergezet in de kerk.
Leestekst
Dit is wat God tegen mij, Ezechiël, zei:
‘Spreek tegen de mensen van Israël
als een man van God. En vertel hun:
‘Dit zegt de Eeuwige: mensen van mijn volk,
ik, de Eeuwige, zal leven brengen
waar voor jullie dood is.
Waar jullie niet verder kunnen,
laat ik jullie opstaan en leven.
Ik breng jullie naar het land
waar je thuis bent.
Jullie zullen weten dat ik de Eeuwige ben,
jullie God, als ik jullie leven breng
en jullie laat opstaan om te leven.
Ik geef jullie mijn levensadem,
ik breng jullie thuis en jullie zullen weten
dat ik de Eeuwige ben, jullie God.
Wat ik gezegd heb, zal ik doen.
Dat is wat God zegt.’
Naar Ezechiël 37:12-14
* In Bonnefooi (zie