Menu

Basis

Kleine geschiedenis van de ziel

De ziel verwijst naar het geheim van de identiteit van een mens, dier, land, geloof, bedrijf, huis of wat dan ook. Vaag? Inderdaad. Vandaar dat er in de eeuwen voor ons zoveel beelden zijn bedacht voor die ongrijpbare ziel. We gaan met de hinkstapsprong door die eeuwen heen.

HET OUDE EGYPTE

De oude Egyptenaren meenden dat de menselijke ziel uit wel vijf delen bestond. Het voert te ver om deze delen uitgebreid te bespreken, ook al omdat ze zelfs door egyptologen nauwelijks begrepen worden. Het meest tot de verbeelding sprekende deel was de ‘ba’: dat wat iemand uniek maakt, iemands persoonlijkheid zeg maar. Hij werd voorgesteld als een vogel met een mensenhoofd. Deze ‘zielenvogel’ zou zich volgens het geloof van de Egyptenaren na de dood losmaken van het lichaam en naar het hiernamaals vliegen.

Egyptische zielenvogel

HET OUDE GRIEKENLAND

De Griekse filosofen Socrates en Plato stelden zich de ziel voor als het innerlijke oog van de mens. Het lichamelijke oog ziet alleen de buitenkant van de dingen, de ziel ziet de eeuwige ideeën erachter. Dankzij de ziel hebben wij weet van het ware en het goede. Na het sterven worden lichaam en de eeuwige ziel gescheiden. Socrates zag ernaar uit: ‘Voor een echte filosoof is sterven zijn vak, want sterven betekent dat de ziel wordt losgemaakt uit de vergankelijke stof om zich te richten op de onvergankelijke eeuwige waarheid.’

BIJBELSE TIJDEN

Wie zich verdiept in de Bijbelse voorstellingen van de ziel wordt tureluurs. Kees Waaijman, auteur van het Handboek spiritualiteit, begint met de ontmoedigende mededeling dat in het Oude en Nieuwe Testament allerlei betekenissen door elkaar heen lopen. Het woord ziel kan verwijzen naar het eigene van een mens, iemands binnenruimte, levenskern, adem, om maar een paar omschrijvingen te noemen. In het christendom ontwikkelde zich, onder Griekse invloed, het geloof dat de ziel los van het lichaam bestaat en na de dood naar de hemel gaat of naar de hel.

MIDDELEEUWEN (1)

Op diverse middeleeuwse afbeeldingen zien we een verademende eenvoud. De ziel wordt afgebeeld als een klein naakt mensje, een zuigeling die bij de geboorte de mens ingaat en bij de dood weer uitgaat door de mond. Zowel de engelen als de duivel staan bij de dood overigens klaar om deze ‘zielenzuigeling’ op te vangen. Een kinderlijke voorstelling? In elk geval concreet en voorstelbaar.

De ziel verlaat het lichaam

MIDDELEEUWEN (2)

Bij mystieke schrijvers kwam de gedachte voor van de ziel als een innerlijke ruimte. Teresa van Ávila stelde zich het innerlijk voor als een kasteel met vele vertrekken. Eén vertrek vormt de kern: daar waar God en ik elkaar ontmoeten en herkennen. Dat is de ziel. Het is de schatkamer in mijzelf waar de schat van de hemel ligt. De Duitse monnik Anselm Grün pakte recent dit beeld van de ziel weer op: het is een ruimte van stilzwijgen in ons, waarin God woont.

DE VERLICHTING EN DE OPKOMST VAN DE WETENSCHAPPEN

De opkomst van de natuurwetenschappen betekende de neergang van de ziel. De hersenen werden als enige werkelijkheid beschouwd en de ziel als slechts een symbolische aanduiding voor het zelfbewustzijn. De ziel bestond niet meer en was een overbodig begrip geworden. Overigens legden niet alle natuurwetenschappers zich bij deze gedachte neer. De Amerikaanse arts Duncan MacDougall woog aan het begin van de twintigste eeuw enkele mensen voor en na hun dood. Bij de eerste was er een gewichtsverlies van 21,3 gram. Was dat het gewicht van de ziel die zich had losgemaakt van het lichaam? Bij de andere proefpersonen was er minder of geen gewichtsverlies. MacDougall durfde uit zijn experimenten geen harde conclusies te trekken.

HEDEN

Is de ziel een illusie? Bestaan mensen alleen uit materie? Filosoof Gerard Visser vroeg in een discussie over de ziel aan een natuurkundige: ‘Deelt u uw bed met uw vrouw Marjolein of met een zak moleculen?’ Intuïtief voelen mensen aan dat een mens meer is dan een zak moleculen. De ziel is weliswaar onkenbaar maar kennelijk ook onmisbaar. Daardoor is de ziel op kousenvoeten teruggekeerd. Stellige uitspraken zijn er niet over te doen, wel zoeken velen weer naar aansprekende beelden. Zoals de Poolse dichteres Wisława Szymborska, die in 1999 de Nobelprijs voor literatuur ontving. In haar gedicht ‘Niets cadeau’ beschrijft ze hoe een mens bij het ouder worden en sterven alles moet inleveren: elk weefsel, elk haartje, elk trilhaartje. Alles wat we cadeau hebben gekregen bij de geboorte, moeten we teruggeven. Maar, schrijft ze aan het eind van haar gedicht:
De lijst is uitputtend en het ziet ernaar uit dat we met lege handen zullen achterblijven. (…)
Het protest ertegen noemen we de ziel. En dat is het enige wat niet op de lijst staat.

Stephan de Jong is predikant van de Protestantse Gemeente Oudemirdum-Nijemirdum-Sondel en redactielid van Open Deur.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken