Menu

Premium

Kleur zonder woorden

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Kleuren in het Oude Testament en de archeologie

Als we over archeologie en kleur in het Oude Nabije Oosten beginnen, komen ons beelden van Egyptische schilderingen voor ogen, maar hebben we weinig associaties bij het Oude Israël. Wenden we ons tot het Oude Testament, dan denken we bij het thema ‘kleur’ al gauw aan Jozefs jas, aan de regenboog, of aan goud, zilver en purper. Maar in hoeverre hebben die werkelijk met kleur te maken?

Kleur ontstaat doordat het licht dat onze ogen zien, veranderd is door weerkaatsing op objecten of filtering door glas of andere doorzichtige stoffen. Wat onze ogen zien, verwerken onze hersenen en wordt zo als kleur geïnterpreteerd. Omdat kleur samenhangt met menselijke herkenning, is kleur nooit absoluut en zijn de uitdrukkingen van kleur per taal verschillend. Hier moeten we rekening mee houden wanneer we de Hebreeuwse Bijbel bestuderen. Zodoende heeft kleur een natuurwetenschappelijke en een taalkundige kant. Kleur is een (natuurlijke) ‘eigenschap’. Het waarnemen van kleuren voltrekt zich via zicht en de cognitieve verwerking ervan hangt samen met de mogelijkheid om over kleuren te spreken. Bovendien is kleur esthetisch. We nemen niet alleen kleuren waar, maar kunnen ook zelf kleur gebruiken/maken, bijvoorbeeld als versiering.

Kleur in de Hebreeuwse Bijbel

Dat kleur met de ogen te maken heeft, blijkt ook uit het feit dat daar waar sommige bijbelvertalingen ‘kleur’ als concept/eigenschap weergeven, dat meestal een vertaling is van het Hebreeuwse woord voor ‘oog’ (Lev. 13:55; Num. 11:7). Wanneer ditzelfde woord in andere passages gebruikt wordt in de betekenis van ‘hoe iets oogt’, geven de meeste Nederlandse vertalingen dit weer met werkwoorden als schitteren, glinsteren of fonkelen (Ez. 1:4, 7, 16, 22, 27; 8:2; 10:9; Dan. 10:6), omdat het hier vaak om vergelijkingen met edelstenen gaat. Kleur is een interpretatie en tegelijkertijd een eigenschap die we aan de meeste dingen om ons heen toeschrijven. Al zijn er in de Hebreeuwse Bijbel dingen of fenomenen die in onze waarneming uitdrukkelijk gekleurd zijn, toch spreekt de Bijbel weinig over kleur. De regenboog wordt bijvoorbeeld alleen maar beschreven als ‘boog’ zonder ook maar één kleur te noemen. Kleur roept ook Jozefs ‘kleurige jas’ in herinnering (Gen. 37). Deze ‘veelvervigen rok’ (Statenvertaling) of dit ‘prachtig bovenkleed in allerlei kleuren’ (NBV) is bekend door kinderliedjes. Ook in deze passage (als in die van Tamars gelijknamige gewaad, 2 Sam. 13:18-19) worden geen kleuren genoemd en waarschijnlijk is deze interpretatie tot stand gekomen via de Griekse vertaling van Genesis 37:3, 23, 32, waarin hetzelfde woord gebruikt wordt als in Richteren 5:30. De laatstgenoemde tekst spreekt (in het Hebreeuws, anders dan Gen. 37 en 2 Sam. 13) over ‘gekleurde stoffen met borduursel’.

Slechts enkele passages zijn kleurrijk door het gebruik van woorden die kleuren aanduiden. Woorden voor kleuren komen het vaakst voor in de beschrijving van de tabernakel, met name van de gebruikte stoffen (Ex. 25-28; 35-39). Een andere passage met bijzondere aandacht voor kleur is Leviticus 13-14 (ook het enige gedeelte waar ‘geel’ voorkomt: 13:30, 32, 36); hier gaat het om de kleur van de huid bij de herkenning van ‘huidvraat’. Natuurlijk zijn er andere kleurrijke passages, maar daarin is kleur dan (vaak) een in het oog springende eigenschap van de beschreven edelstenen of luxe goederen. Ook kan het gaan om ‘natuurlijke’ kleurverschillen, aangeduid met woorden als ‘gespikkeld’ in Jakobs fokprogramma (Gen. 30-31) of bekend uit Jeremia 13:23: ‘Kan een Nubiër zijn huid veranderen, of een panter zijn vlekken? Zouden jullie, vergroeid met het kwaad, dan iets goeds kunnen doen?’

Rood, groen, zwart en wit

Rood (adom, roodbruin) is de kleur van bloed (dam) en daarmee van het leven. Het lijkt verwant met ‘mens’ (adam) en ‘aarde’ (adama). Deze kleur biedt ook de verklaring van de naam ‘’: Esau, de stamvader van , begeerde ‘dat rode daar’ (Gen. 25:30). Rood als kleur van bloed is cruciaal in 2 Koningen 3:20-27, waar de stralen van de opkomende zon water rood kleuren en de Moabieten misleid worden, omdat ze het voor bloed aanzien. Bruin lijkt een nuance van adom, zoals – net als in het Nederlands – bij de ‘rode koe’ (Num. 19:2); in Zacharia 6:2 vertaalt de NBV echter ‘voskleurige paarden’.

Groen is de kleur van groente, eetbare gewassen (Gen. 1:11, 12, 30), gras en gebladerte. Zodoende duidt groen op leefbaarheid (Deut. 11:14-15). Wat groen is, is soms pril of kwetsbaar en zou tot bloei moeten komen – zo wordt het ook als metafoor gebruikt (Jes. 15:6; 37:27; 40:7-8; Joël 1:19-20). Net als bij ons woord ‘groente’ de vraag gesteld worden of het accent ligt op de eetbaarheid of de kleur. In ieder geval is de kleur een opvallende eigenschap, die tegelijkertijd aangeeft in hoeverre het ‘groene’ nog gezond is. Door droogte en vuur vergaat het groen. Water doet het groen groeien, zoals in deze beeldspraak: ‘Moge mijn onderricht neerdalen als regen, mogen mijn woorden zijn als milde dauw, als regen die de grond doordrenkt, lenteregen die het groen in bloei zet’ (Deut. 32:2). Ook Psalm 23:2 verbindt de natuurlijke ‘groene zegen’ met water: ‘Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water.’ Zonder expliciete verwijzing naar groen of kleur biedt Psalm 1:3 dezelfde connectie: ‘Hij zal zijn als een boom, geplant aan stromend water. Op tijd draagt hij vrucht, zijn bladeren verdorren niet. Alles wat hij doet komt tot bloei.’ Zwart komt vaak voor als de kleur van rouw (zoals in Ps. 35:14; Jer. 6:26; Joël 1:8) en benauwdheid (Ps. 38:7; 42:10). Zwart in wanhoop samengaan met duisternis, zoals in Job 30:25-31. Jesaja 1:22 contrasteert zwart met zilver: ‘Je zilver is zwart en dof geworden, je wijn versneden met water’ (zie ook het goud in Klaagl. 4:1). Wit is de kleur van schapen, melk en tanden, maar ook van manna (Ex. 16:31) en lepra (Lev. 13-14). Soms is er in vertaling sprake van ‘wit linnen’, maar dit is een vertaling van één woord (boets), dat ook als ‘linnen’ of ‘fijn linnen’ vertaald worden. Wit samenhangen met zuiverheid. Deze kleuren komen het vaakst voor. De driemaal geel is hierboven vermeld, blauw komt alleen als ‘blauwpurper’ voor (zie onder); grijs en scharlaken worden in aparte artikelen in dit nummer behandeld.

Gekleurde stoffen en borduursels

In de Hebreeuwse Bijbel is regelmatig sprake van speciale stoffen en borduursels. Deze kunnen we ons gekleurd voorstellen. In vertaling wordt hier verschillend mee omgegaan. Door de verwijzing naar Sinear wordt de ‘harige mantel’ (als Gen. 25:25 en Elia’s mantel) in Jozua 7:21 een ‘prachtige mantel’ (NBV). Prachtige kleding komt ook voor in Ezechiël 16:10, 13, 18: ‘kleurig geborduurd gewaad’ (NBG ’51), of ‘[kleren van] bonte weefsels’ (Willibrord Vertaling; NBV vermeldt de kleur alleen in de verzen 10 en 13) en 26:16: ‘kleurige gewaden’. Net als in Richteren 5:30 vinden we dergelijke kleurige kleding ook in Psalm 45:15. Het woord dat de veelkleurigheid aanduidt, wordt ook gebruikt voor de bontgekleurde adelaarsveren in Ezechiël 17:3.

Organische kleurstoffen

Sommige kleuren werden verkregen uit dieren, juist ook diegene die voor het kleuren van kleding werden gebruikt. Het bekendst zijn de purperslakken. Deze werden gebruikt om purper te maken, zowel roodpaars (Tyrisch purper, gewonnen uit de duurdere murex brandaris) als blauw van kleur, het bijbelse tchelet (murex trunculus), gebruikt in de blauwpurperen kwastjes (tsietsiet) aan joodse kleding ter herinnering aan de geboden van de Heer (Num. 15:37-41). De NBV vertaalt daarom ook ‘roodpurper’ en ‘blauwpurper’ (vooral in de beschrijving van de tabernakel). Het goedkopere indigo was overigens ook bekend als blauwe kleurstof voor kleding.

karmozijn te verkrijgen, een dieprode (scharlaken) kleurstof, werden eitjes van de kermesschildluizen gebruikt. De eitjes werden in azijn gelegd en daarna gedroogd. Door het kleurpoeder vervolgens met water te mengen kon bijvoorbeeld wol rood worden geverfd. De bijzondere kleur rood die gewonnen wordt uit de kermesschildluis heet scharlaken. Vaak wordt deze kleur aangeduid met de woorden voor ‘worm’ (Ps. 22:6; Jes. 66:24; Jona 4:7) en ‘scharlaken’ (tolat shani). NBG ’51 vertaalt deze combinatie met scharlaken, NBV met karmozijn of karmozijnrood (ook in Ex. 28:5, maar niet in Ex. 28:6: ‘roodpurperen’). ‘Scharlaken’ (shani) omschrijft soms de kleding, maar meestal een ‘scharlaken koord’ (zie verderop in dit nummer). Bijzonder is Jesaja 1:18: ‘al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol’ (Statenvertaling, NBG ’51). In de eerste helft wordt de kleur scharlaken genoemd, in de tweede helft geeft ‘rood’ aan dat het niet om een gewone worm gaat, maar om een ‘karmozijnworm’ of als metonymie de daaruit gewonnen dieprode kleurstof. Naast deze bekende dierlijke kleurstoffen werden er waarschijnlijk in het dagelijks leven (waarover we minder lezen in de Hebreeuwse Bijbel dan over de religieuze praktijken) ook kleurstoffen gebruikt, zoals henna (genoemd in Hoogl. 1:14; 4:13). Mogelijk werd ook meekrap al gebruikt als roodpaarse kleurstof, het goedkope alternatief voor purper.

Anorganische kleurstoffen

De belangrijkste rode kleurstof in de Oudheid lijkt het ijzeroxidehoudende vermiljoen. Het komt als verf voor in Jeremia 22:14 en Ezechiël 23:14. Kalk of gips komt verschillende keren voor, er kon een monument van stenen mee gewit worden (Deut. 27:2,4) of het kon als (wit) pleisterwerk worden gebruikt (Ez. 13:10-15; Dan. 5:5). Jesaja 33:12 en Amos 2:1 spreken over het verbranden van beenderen tot kalk. Misschien is bedoeld tot as zo fijn als kalkstof. Kalk was ook nodig om figurines, kleine beeldjes, te kunnen beschilderen. Vrijwel alle kleine beeldjes uit het Oude Israël, misschien als meest bekende de Judese pilaarfigurines (zie hiernaast), kregen een witte laag, omdat anders de rode, zwarte en gele verf niet zou houden op het aardewerk. De kleuren zouden kunnen zijn gebruikt ter versiering, soms om sieraden of cosmetica aan te geven op deze vrouwenbeeldjes, misschien zelfs andere ‘huidschilderingen’, soms om details weer te geven die het aardewerk niet goed laat uitkomen. Mogelijk was het palet groter, maar daar zijn te weinig aanwijzingen voor. Omdat vergelijkbare beschilderingen ook op andere kleine beeldjes, bijvoorbeeld van dieren, voorkomen, geven ze waarschijnlijk simpelweg cultisch gebruik aan. Zo’n figurine was geen elitair kenmerk van rijkdom; bijna alle huishoudens hadden er een. Terzijde zij hier opgemerkt dat de meeste beelden in de klassieke Oudheid (in het bijzonder bekend door onderzoek naar Griekse beelden) waren beschilderd, getuige tekstverwijzingen naar ‘beschilderde beelden’ en verfresten op de beelden; reconstructies van deze beschilderingen lopen uiteen.

Kostbare materialen

Het beschrijven van alle edelstenen in de Bijbel of de onderwerpen zilver en goud zouden een eigen themanummer kunnen vullen. Toch moeten ze hier kort worden besproken. Edelstenen en edelmetalen brengen namelijk kleur in ontwerpen. De teksten als Exodus 28:17-20 (borsttas van de hogepriester) en Ezechiël 28:13 (kleding van de koning van Tyrus) bevatten opsommingen van edelstenen. Een exacte identificatie van de woorden die voor edelstenen worden gebruikt in het bijbels Hebreeuws is problematisch.

Verschillende blauwe (edel)gesteenten werden gebruikt vanwege de kleur, sommige dienden als grondstof voor verf, maar bijvoorbeeld lapis lazuli werd ingelegd in ivoor (Hoogl. 5:14). Soms wordt het saffier in Ezechiël 1:26 en 10:1 als lapis lazuli begrepen. Als ‘vloer van de hemel’ past dit goed in de antieke kosmologische voorstellingen (vgl. Ex. 24:10; Jes. 54:11).

Edelstenen en andere kostbare materialen zoals albast en faience (beide ook gebruikt voor vaatwerk) werden gebruikt voor sieraden, amuletten en zegels. Laatstgenoemde twee konden ook van steen of been gemaakt worden (zie hierboven). Voor sieraden werd ook glas gebruikt, zoals voor kralen. Het kettinkje op de afbeelding komt uit , maar een vergelijkbaar exemplaar was in Engedi gevonden (zie pag. 4). Bij zulke luxe goederen moeten we bedenken dat ze van een grote technische kennis en precisie getuigen en van een geavanceerde internationale infrastructuur wat betreft grondstoffen en beschikbaarheid van ‘kunstenaars’ om voor de elite te werken; kostbaarheden werden ook in architectuur verwerkt. Wanneer we in de Bijbel over goud of zilver lezen, stellen we het ons ‘goudgeel’ of ‘zilvergrijs’ (zilverwit) voor en beschouwen het als waardevol. Op die plaatsen waar de Bijbel spreekt over zilver of goud is waarschijnlijk die kostbare associatie belangrijker dan de kleur. Zelfs bij (Tyrisch) purper is de vraag of het in eerste instantie om de kleur gebruikt werd of vanwege de koninklijke allure.

Een opsomming van kostbaarheden vinden we in Ester 1:6:

Draperieën van fijn linnen, wit en blauwpurper van kleur, waren aan albasten zuilen bevestigd met roodpurperen koorden van byssus en zilveren ringen; op een mozaïekvloer van porfier, albast, parelmoer en gekleurde stenen stonden rustbanken van goud en zilver.

Gezichtskleuren

Tot slot moeten nog bepaalde gezichtskleuren genoemd worden. Het gezicht bewust gekleurd worden met bijvoorbeeld oogschaduw of andere cosmetica (2 Kon. 9:30; Jer. 4:30). Het gezicht kon ook minder gepland kleuren, bijvoorbeeld schaamrood (Jes. 1:29; 54:4 NBG ’51; als beeldspraak in 24:23) of blozend (Hoogl. 5:1 volgens de Willibrord Vertaling).

Literatuur

Athalya Brenner, Colour terms in the Old Testament (JSOTS 21), : JSOT 1982.

Vinzenz Brinkmann, Herman Brijder e.a., Kleur! Bij Grieken en Etrusken, : Allard Pierson Museum 2005.

Roland Gradwohl, Die Farben im Alten Testament: Eine terminologische Studie (BZAW 83), : W. de Gruyter 1963.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken