Menu

Basis

Koffie na de dienst: over vorming en misvorming van verlangen

Mensen zijn per definitie verlangende wezens. Omdat ze gemaakt zijn naar het beeld van de Schepper, hoort verlangen naar God bij het menszijn. Gaandeweg het leven wordt het beïnvloed, gevormd door ‘de omgeving’. Hoe zijn en worden medegemeenteleden van belang voor de vorming en misvorming van mijn Godsverlangen?

Dr. H.J. Paul is lid van de Protestantse Gemeente Leiden (Marewijkgemeente). In het dagelijks leven is hij universitair hoofddocent Geschiedenis aan de Universiteit Leiden en bijzonder hoogleraar secularisatiestudies aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Het hoogtepunt van de zondagochtend? Ik zou chargeren als ik zou zeggen dat het de koffie na de kerkdienst is. We komen immers naar de kerk om te zingen, te bidden, de Bijbel te lezen en naar een inspirerende preek te luisteren. Maar toch: hoeveel waarde hechten velen aan dat wekelijkse ontmoetingsmoment na de dienst. In mijn gemeente moet de koster soms demonstratief het licht uitdoen, zo lang als gemeenteleden met elkaar staan na te praten.

Ontmoetingen bij een bekertje koffie vormen of misvormen mijn verlangen

Niet alleen vanwege het sociale aspect is dit koffiemoment belangrijk – gemeenteleden die elkaar door de week niet vaak zien en daarom vooral op zondag oog voor elkaar kunnen hebben. Ontmoetingen bij een bekertje koffie zijn ook relevant als het gaat om vorming en misvorming van verlangen – het thema dat ik in dit artikel wil verkennen. Als het waar is dat verlangens van mensen gevoed worden door voorbeelden in hun omgeving, dan doet het ertoe waar mensen tijdens de koffie over spreken, waar ze enthousiast van worden, waar ze druk mee zijn en van welke verlangens dit alles blijk geeft.

Verlangende wezens

Als predikanten en kerkelijke werkers bij mij op nascholingscursus komen om na te denken over ‘verlangen’ als theologisch thema, gaat ons gesprek steevast over drie dingen. Het eerste is dat mensen fundamenteel verlangende wezens zijn. Mensen verlangen naar een liefdevolle partner, doen hun best op hun werk in de hoop een carrièrestap te kunnen zetten, wensen niets liever dan dat zij en hun kinderen gezond blijven en kunnen hun hart soms ongegeneerd zetten op een nieuwe telefoon, een fantastische vakantie of een gevoel van ‘zinvolheid’.

Volgens Augustinus hoort zulk verlangen bij het schepsel-zijn. Omdat mensen gemaakt zijn naar het beeld van hun Schepper, hoort verlangen naar God bij het mens-zijn. Weliswaar blijken mensen zeer goed in staat dit verlangen op andere goden te richten, of op materiële en immateriële dingen in de geschapen werkelijkheid. Verlangen kan dus ‘seculariseren’, in die zin dat verlangens naar zaken in het hier en nu meer gewicht in de schaal gaan leggen dan verlangen naar God. Maar volgens Augustinus is verlangen daarmee tot onrust veroordeeld: slechts in de Schepper komt het tot zijn bestemming.

Voorbeeldfiguren

Daaruit volgt het tweede gesprekspunt: hoe secularisatie van verlangen bevorderd wordt door bijvoorbeeld consumentisme. Als je maar vaak genoeg te horen krijgt dat geluk te koop is, dat je identiteit bepaald wordt door de kleding of de sieraden die je draagt en dat het leven een kwestie is van slimme keuzes maken, dan ga je vanzelf als een consument in het leven staan. Dan gaan verlangens naar status en comfort je leven ongemerkt steeds meer bepalen.

Niet dat alleen consumentisme hier blaam treft: verlangen wordt evengoed gevormd of misvormd door voorbeeldfiguren – door de buurman die een nieuwe auto heeft gekocht (prompt wil ik er ook één), door collega’s die salarisverhoging krijgen (hé, waarom ik niet?) en door dat stel uit de gemeente dat de zending in wil (zou dat ook niet iets voor mij zijn?). Verlangen, zegt René Girard daarom, is ‘mimetisch’ of imiterend van aard: wij verlangen iets omdat wij er anderen naar zien verlangen. Verlangen is aanstekelijk.

Luthers ziet het kerklied als middel waardoor verlangen naar God wordt gevoed
Waar hebben we het over bij de koffie na de dienst?

Preek en lied

Maar dan het derde gesprekspunt: hoe voedt de christelijke gemeente verlangen naar God? Hoe vormt de zondagse dienst, de catechese op maandagmiddag of de bijbelkring op woensdagavond het verlangen van gemeenteleden? Hier wordt het gesprek vaak wat ingewikkelder. Als ik predikanten vraag hoe zij verlangens van mensen willen vormen, komen zij al snel bij de prediking terecht – bij een themapreek over de rijke jongeling, bijvoorbeeld. Anderen leggen uit hoe zij tieners in hun catechisatielokaal verlanglijstjes laten opstellen als input voor een goed gesprek over verlangen.

Zelf denk ik bij vorming van verlangen vooral aan de liturgie: aan zingen, bidden en de sacramenten. Mijn boekje De slag om het hart: over secularisatie van verlangen staat dan ook uitvoerig stil bij Luthers visie op het kerklied als middel waardoor verlangen naar God kan worden gevoed. Als wij het Godsverlangen van een psalmdichter op de lippen nemen, meent Luther, kan dat verlangen in ons eigen hart gaan resoneren. Al zingend kunnen wij, als God het geeft, ons het verlangen van de dichter toe-eigenen. We zingen dus niet ‘uit’ ons hart; we zingen ‘in’ wat ons ontbreekt.

Voorbeeldfiguren

Toch verloopt het gesprek over vorming van verlangen in de kerk altijd wat moeizamer dan de discussie over misvorming van verlangen in een consumentistische cultuur. Deels komt dit doordat zowel preek als kerklied op allerlei manieren beladen kunnen zijn. Sommigen zijn slechte hoorders, maar enthousiaste zangers. Anderen daarentegen associëren het lied op zondag vooral met twisten over psalmberijmingen enOpwekking in de dienst – wat niet meehelpt om het kerklied ‘in’ te zingen.

Maar zou het kunnen dat het echte probleem nog dieper ligt? Preek en liturgie mogen theologisch gesproken de heerbanen zijn waarop God en mens elkaar ontmoeten, er bestaan ook zij-, dwars-en ventwegen, waarop soms net zoveel gebeurt als op de hoofdweg. Met andere woorden, naast de ‘officiële’ ingrediënten van de zondagse viering zijn er ‘officieuze’ elementen als die waarmee ik begon: gemeenteleden die elkaar bij een kopje koffie ontmoeten, bijkletsen over werk of kinderen en misschien nog even doorpraten over wat ze gelezen, gezongen en gehoord hebben.

Als het waar is dat verlangen mimetisch is, in de zin dat het verlangen van mijn naaste een grote impact heeft op mijn eigen verlangen, dan zouden medegemeenteleden net zo goed kunnen bijdragen aan de (mis)vorming van mijn verlangen als een mooi lied of een rake preek. Dan maken mijn peers – de mensen tot wie ik mij verhoud, omdat ze mij in het dagelijks leven omringen – verlangens in mij los door de voorbeelden die zij aan mij voorhouden. Dan klemt dus de vraag: waar hebben wij het over bij de koffie na de dienst?

Twee-onder-één-kap

Als ik sta te praten met een stel dat net een fraaie twee-onder-één-kap van zesenhalve ton gekocht heeft – de huizenprijzen in Leiden zijn niet mals – dan triggert dat iets in mij. Al ben ik volmaakt tevreden met mijn rijtjeshuis, het feit dat anderen in mijn omgeving aanzienlijk mooiere woningen betrekken, roept een zekere begeerte in mij wakker.

Iets subtieler: als ik mensen bij de koffietafel enthousiast hoor praten over hun bijbelkring, omdat die hen stimuleert actief met Gods woord bezig te zijn (‘dat komt er in mijn drukke leventje anders echt niet van’), dan blijft dat ergens haken. Die drukte herken ik; dat beknibbelen op bijbellezen ook. Zal ik dan toch weer eens aanmelden voor een kring? Ik zou ook wel zo enthousiast over de Bijbel willen zijn! Of nog iets subtieler: als ik als zovele jonge ouders mijn kroost bij elkaar roep als het tijd wordt om naar huis te gaan, kan ik mij voorstellen dat sommige gemeenteleden, zonder kinderen, dat uitgelaten jonge spul met mixed feelings bezien: een beetje vertederd, maar ook, diep van binnen, een beetje verdrietig, omdat die kinderstemmetjes onbedoeld herinneren aan een verlangen dat nooit werd vervuld.

Stilzwijgend

Het koffiedrinken na de dienst illustreert hiermee twee dingen. Het eerste is dat we niet over verlangen hoeven te praten om verlangen te vormen. Reflectie op verlangen is weliswaar zeer nuttig: het maakt ons bewust van onze verlangens en reikt ons taal aan waarmee we tussen verschillende soorten verlangens kunnen onderscheiden. Maar reflectie en vorming vallen niet samen. Als het om verlangens gaat, worden mensenlevens ook, om niet te zeggen vooral, gevormd door onbewuste invloeden en door stilzwijgend appellerende voorbeelden van anderen.

In de reclame is dit uiteraard allang onderkend: wij kopen geen parfum omdat de prijs-kwaliteitverhouding ons bevalt, maar omdat we ons, meestal onbewust, identificeren met de man of vrouw die ons dit luchtje in een reclamespotje laat zien. En ook de christelijke traditie weet hiervan. Godsverlangen wordt mede gevormd door ‘voorbeeldlevens’ van heiligen. Zoals Augustinus in zijn sermones de sanctis niet moe werd te beklemtonen: heiligen roepen ons op hen na te volgen, zoals zij Christus hebben nagevolgd.

Daaruit volgt, in de tweede plaats, dat verlangen niet iets individueels is, diep verscholen in ons innerlijk. Ons verlangen wordt gevormd door het verlangen van anderen – het verlangen van psalmdichters lang geleden, dat van heiligen uit de christelijke traditie en dat van medegemeenteleden naast ons in de rij voor de koffie – zoals het uiteindelijk ook Gods verlangen naar mensen is dat aan menselijk verlangen naar God voorafgaat. Verlangen is dus wat ons verbindt met anderen; niet wat ons van hen onderscheidt.

Ons verlangen wordt gevormd door het verlangen van anderen

Besluit

De moraal van dit verhaal is niet dat koffiedrinken na de dienst een strategische activiteit zou moeten worden, waarbij gemeenteleden zich voortdurend zouden moeten afvragen wat zij uitstralen of wat zij, verbaal of non-verbaal, van hun verlangens aan anderen laten zien. Het punt is veeleer diagnostisch. Vorming en misvorming van verlangen vinden óók plaats in de informele sfeer – daar waar mensen elkaar zonder formele verwachtingen of liturgische kaders ontmoeten.

Als we spreken over vorming van verlangen naar God in de context van de gemeente, zijn de preek, het kerklied en de catechisatie dus niet de enige werkvormen. Zolang mensen hun levens spiegelen aan die van anderen, zijn peers van niet te onderschatten invloed. Daarom is koffiedrinken na de dienst niet vrijblijvend. Hoe en waarnaar ik verlang, wordt mede bepaald door de voorbeelden die medegemeenteleden mij voorhouden.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken