< Terug

Kom, geest van onbevangenheid

De Geest uit het Pinksterverhaal trekt zich niets aan van grenzen. Moed om elkaar te kunnen verstaan, schenkt ze, ook als mensen verschillende talen spreken. En onbevangenheid, waardoor je achter de muren van je eigen huis vandaan kruipt.

Ooit had ik een buitenlandse collega die al geruime tijd als priester in Nederland werkte, maar bleef worstelen met de taal. Bovendien had hij de pech dat hij in een omgeving woonde waar veel mensen dialect spreken. Vaak kon hij zijn parochianen moeilijk verstaan. Zij op hun beurt konden hem niet altijd volgen. In gesprekken wisselden ongemakkelijke en humoristische situaties elkaar af.

Ik merkte dat er in die spraakverwarring ook iets anders mee resoneerde. Taal is meer dan alleen een communicatiemiddel. Ze hangt nauw samen met onze leefwereld, met wat ons eigen is, en met onze gehechtheid daaraan. Dat kan ertoe leiden dat we ons op ons erf terugtrekken als we iemand ontmoeten die een andere taal spreekt. Niet alleen de woorden uit iemands mond bevreemden ons dan, ook de leefwereld die daarin doorklinkt wekt bevreemding. Dan zijn we geneigd onze eigen taal te gebruiken om ons af te schermen voor wat ons niet eigen is.

MOEDERTAAL

Die verknooptheid van taal en leefwereld vinden we terug in het Pinksterverhaal in het bijbelboek Handelingen. Daarin wordt de Geest vaardig over de leerlingen van Jezus, waardoor ze de mensen op straat kunnen aanspreken in hun eigen moedertaal. In het Grieks staat er letterlijk: ‘onze eigen taal, waarin wij zijn geboren’ (vers 8). Treffender is niet samen te vatten hoe sterk taal samenhangt met komaf, hoe mensen opgroeien in een taal. Dat taaleigene, dat mensen enerzijds verbindt en anderzijds afgrenst van wat niet eigen is, wordt doorbroken door de Geest. Die trekt zich niets aan van grenzen, lezen we in het Pinksterverhaal. Noch de muren van het huis waarin ze zich bevinden, noch de grenzen van taal en komaf kunnen Jezus’ leerlingen ervan weerhouden om mensen aan te spreken in de taal waarin zij mens zijn geworden.

VEELKLEURIGE GEMEENSCHAP

Dat is opmerkelijk. De Geest laat de leerlingen en hun toehoorders dus niet dezelfde taal spreken. Ze creëert ook geen nieuwe taal, ze legt de leerlingen geen spiritueel esperanto in de mond. Nee, ze respecteert de eigenheid van al die verschillende talen en leefwerelden. Maar te midden daarvan laat ze iets nieuws ontstaan: een gemeenschap van mensen die ondanks hun verschillen in taal en leefwereld elkaar vinden in een gemeenschappelijke inspiratie, die tegelijk veelkleurig is.

MOEDIG EN ONBEVANGEN

Om elkaar te kunnen verstaan, is moed nodig. Dat heb ik altijd in mijn voormalige collega bewonderd: de moed om het eigene achter zich te laten om in den vreemde als priester te gaan werken -en tegelijk trouw te blijven aan de taal en de leefwereld van zijn geboorteland, zijn familie en vrienden. Maar naast moed is er vooral behoefte aan onbevangenheid. De onbevangenheid die de Geest de leerlingen van Jezus schonk, waardoor ze vanachter de muren van hun huis tevoorschijn kropen: het huis van het ons-kent-ons, van angst voor het vreemde en voor verlies van het eigene.

VERWARMEND EN VERBINDEND

Voor die Geest blijft er volop werk aan de winkel. De gretigheid waarmee we ons tegenwoordig uiten, is omgekeerd evenredig aan de onwil om elkaar verstaan. Wie is in de maalstroom van lukraak geventileerde meningen nog in staat onbevangen te luisteren en te spreken? Schreeuwende behoefte is er aan een Geest die mensen gloedvol, verwarmend en verbindend doet spreken. De woorden van de aloude Pinksterzang Veni, Sancte Spiritus (Kom, heilige Geest) blijven brandend actueel: Flecte quod est rigidum, / fove quod est frigidum, rege quod est devium -‘Maak soepel wat star is, verwarm wat koud is, leid wat afgeweken is.’

Kom, Geest van onbevangenheid, haast je.

Victor Bulthuis is priester van het Aartsbisdom Utrecht en parochievicaris in de parochie H. Maria Magdalena.

Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hen door de Geest werd ingegeven. In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen?’

HANDELINGEN 2: 1-8 UIT DE NIEUWE BIJBELVERTALING, © NEDERLANDS BIJBELGENOOTSCHAP 2004.

< Terug