Menu

Basis

Kunst & cultuur

Film

Sebastian Lelo Una Mujer Fantástica 2017

De strijd om jezelf te zijn

Wat betekent het om vervolgd te worden? Wat betekent het om steeds de strijd aan te moeten gaan omdat je anders zou zijn? Om geloofsvervolging te begrijpen, kan het leerzaam zijn om te kijken naar onderdrukking vanwege bijvoorbeeld etniciteit en gender.

Ik wil u daarom vanwege dit themanummer uitnodigen om de indrukwekkende film Una Mujer Fantástica te gaan kijken. De veelgeprezen film van de Chileense regisseur Sebastian Lelo won begin dit jaar de Oscar in de categorie ‘beste buitenlandse film’. Una Mujer Fantástica is een zeldzaam uitnodigende film om werkelijk begrip op te brengen voor de strijd die iemand moet voeren om zichzelf te kunnen zijn.

De film vertelt het verhaal van de transgender-vrouw Marina die een liefdevolle relatie heeft met de twintig jaar oudere Orlando. Wanneer hij plotseling komt te overlijden als gevolg van een hersenbloeding, krijgt ze te maken met argwanende artsen, familieleden en rechercheurs. Het ligt gevoelig, krijgt ze te horen. Haar recht op afscheid nemen wordt haar ontnomen. Marina laat zich niet zomaar buitenspel zetten, ze wil haar verlies kunnen verwerken. Maar om dit te kunnen doen, heeft ze fysieke en verbale intimidatie en vernedering te trotseren. ‘Een soldaat die vlucht wacht een nieuwe strijd’, merkt Marina op. Je voelt de eenzaamheid.

De muziek in de film is sprookjesachtig. Het decor van de grote stad is opmerkelijk zacht en vriendelijk. Het stelt je als kijker in staat om net als Marina even te kunnen schuilen voor de wereld, weg van de haat en het onbegrip. Onvergetelijk is de surrealistische scène waarin Marina trots op de dansvloer staat. Het is een geweldige vrouw, zo luidt ook de titel van de film. Kijk Una Mujer Fantástica en laat u meevoeren in Marina’s verhaal. Welke keuzes die zij maakt kunt u goed begrijpen?

– Joël Friso is theoloog, initiatiefnemer van Het Filmgesprek en lid van Interfilm.

Muziek

‘Ein neues Lied’

In tijden van onderdrukking en strijd ontstaan vaak nieuwe bewegingen en initiatieven. In de kerkmuziek zijn er een aantal duidelijk voorbeelden te vinden waar nieuwe liederen voortkwamen uit dergelijke situaties.

Kerkvader Ambrosius was in de vierde eeuw tegenover Arius en zijn volgelingen komen te staan, de Arianen, die het Godzijn van Christus ontkenden. De Arianen gebruikten in eerste instantie hymnen om hun ketterse gedachtegoed te verspreiden. Toen zij echter de kerk van Milaan met Ambrosius en zijn gemeente hadden omsingeld, gebruikte Ambrosius datzelfde wapen tegen hen.

Hier hebben we de Ambrosiaanse hymnes aan overgehouden, die tot op de dag van vandaag gezongen worden in de wereldwijde kerk. Lied 204 (‘Gij bron van tijd en eeuwigheid’) en 236 (de avondzang) uit Liedboek 2013 bijvoorbeeld worden aan hem toegeschreven. Een heel mooi voorbeeld is ‘Veni redemptor gentium’ (‘Kom, Redder der wereld’) van Ambrosius, dat Luther later heeft omgewerkt tot het alom bekende ‘Nun komm, der Heiden Heiland’.

Ook tijdens de Reformatie ontstonden liederen in een situatie van vervolging. In 1523 stierven de Augustijner monniken Hendrik Vos en Johan Van den Essen op de brandstapel in Antwerpen vanwege hun geloofsovertuiging. Hun ordebroeder Maarten Luther trok zich dit erg aan en schreef zijn eerste lied: ‘Ein neues Lied wir heben an’. In dit lied over de eerste martelaren van de Reformatie deed Luther de ware toedracht van hun dood uit de doeken, en zo functioneerde het kerklied opnieuw als wapen in de strijd. Dit was de eerste van vele liederen in de Reformatie, waaronder natuurlijk ook ‘Ein feste Burg ist unser Gott’.

Strijd en onderdrukking doen zo nieuwe stromingen in muziek en liederen opbloeien, steken een hart onder de riem en houden de lofzang gaande.

– Iddo van der Giessen, BA Liberal Arts & Sciences: Global Challenges (World Politics), is cantor-organist in de Goede Herderkerk te Rotterdam Schiebroek en student orgel, kerkmuziek en geschiedenis in respectievelijk Den Haag, Rotterdam en Leiden.

Boeken

Teunis van Kooten, Het kerkgenootschap in de neutrale staat. Een verkenning en analyse van de positie van het kerkgenootschap binnen de Nederlandse rechtsorde, Den Haag: Boom, 2017, 616 bladzijden, € 59

Op 21 december van het afgelopen jaar promoveerde Teunis van Kooten op dit omvangrijke proefschrift. Het biedt een uitstekend aanknopingspunt voor wie zich wil verdiepen in de juridische positie van het kerkgenootschap in ons land. In het eerste deel schetst hij de constitutionele kaders: de scheiding van kerk en staat die Van Kooten liever omschrijft met ‘staatsneutraliteit’. In deel twee beschrijft hij vervolgens de grenzen aan de institutionele vrijheid van kerkgenootschappen. Deel drie handelt over de financiële facilitering van kerkgenootschappen.

Met het oog op dit themanummer van TussenRuimte over godsdienstvrijheid licht ik er een conclusie uit het eerste deel uit: ‘De Staat stelt religieuze gemeenschappen niet achter ten opzichte van niet-religieuze organisaties’ (116, vgl. 489). Tijdens de promotie ging Van Kooten in dit verband kort in op de situatie in Rotterdam waar de burgerlijke gemeente kerken met hun kerkdiensten weert uit de zogenaamde Huizen van de Wijk. Hij stelt hier kritische vragen bij.

Het derde deel van het proefschrift, dat handelt over de financiële facilitering van kerkgenootschappen, geeft volgens mij aanleiding aanzienlijk voorzichtiger te zijn. Van Kooten stelt daar namelijk: ‘De grens is echter ook duidelijk: de overheid kan, uitzonderingen daargelaten, in beginsel geen activiteiten subsidiëren die een verkondigend karakter hebben, zoals evangelisatie of erediensten’ (372). En elders staat: ‘Een belangrijke randvoorwaarde voor subsidiëring is de aard van de ondernomen activiteit. Deze moet niet uitsluitend zijn gericht op godsdienstige vorming’ (408).

Nu is een van de punten in Rotterdam dat de Huizen van de Wijk door de gemeente gesubsidieerd worden en daarmee dus indirect ook de kerken die er gebruik van maakten gemeenschapsgeld krijgen toegeschoven. Daar komt bij dat de kerkelijke activiteiten volgens de gemeente niet zouden passen in het open karakter van de Huizen en daarmee niet in het gemeentelijk beleid. Ook het overheidsbeleid is een criterium waaraan in principe getoetst moet worden bij subsidieverlening (121, 363, 372, 384, 479). Wat dit betreft zou mijns inziens overigens tegengeworpen kunnen worden dat het open karakter juist pleit voor gebruik door allerlei organisaties, dus ook door kerken.

Het voorgaande laat iets zien van het karakter van het boek. Van Kooten reikt veel aan, ook als dat zijn eigen conclusies niet direct ondersteunt. Daarin ligt de kracht van dit boek, dat meer is dan een weloverwogen stellingname van de auteur, en de lezer tevens uitdaagt zelf zijn standpunt te bepalen.

– Klaas-Willem de Jong, docent kerkrecht aan de Protestantse Theologische Universiteit

Dr. A. van de Beek, Mijn Vader, uw Vader. Het spreken over God de Vader, Utrecht: Meinema, 2017, 490 bladzijden, € 37,50

De titel ‘Mijn Vader, uw Vader’ wijst op die Ene gezonden Zoon, die ons betrokken heeft in het aanbidden van onze Vader. Dat klinkt missionair. De studie laat de boodschap waaien in alle tijden, over alle plaatsen en naar alle volken. Dat nodigt uit tot intercultureel denken. De boodschap spreekt over verbinden, deelgenoot maken, die Vader dichtbij brengen. TussenRuimte mag er daarom wel wat aandacht aan schenken. De dag waarop ik wil recenseren opent voor mij met een artikel in Trouw, waarin de Theoloog des Vaderlands het Onze Vader bespreekt met andere denkers. De komende weken gaan telkens twee van hen met elkaar in gesprek. Jammer dat dr. A. van de Beek niet in het lijstje denkers staat. Zou hij gevraagd zijn? Dat zou je kunnen verwachten wanneer je in 2017 een studie met deze titel op de markt brengt en waarin je constateert dat de dogmatiek verrijkt zou kunnen worden met een patrologie naast de christologie en de pneumatologie. De studie gaat uitvoerig in op de vraag ‘Bestaat God?’. Van de Beek heeft het over God als persoon, persoon bij uitstek zelfs. ‘Hij is er en Hij is het die ‘Ik ’ zeggen kan voordat iemand anders dit kan zeggen.’ In het licht daarvan klinkt het wat kil in Trouw: ‘Net als de vader is de hemel een beeld …’. De Vader komt tot je, geeft je aan Jezus en wil dat we Hem van dichtbij mogen kennen. Als leek begrijp ik niet alles van wat Van de Beek aanreikt.

Iemand die zijn taal beter verstaat zal vast des te meer enthousiast zijn over hoe hij ons meeneemt in zijn studie, zijn spreken over God de Vader. Ook de eigenschappen van God komen ter sprake; zo ook het werk van de Vader en de Triniteit. Hij schrijft ook over de cultus in het Oude Testament en over Gods verborgenheid. Verborgen, maar Hij woont onder de mensen. In onze zoektocht naar God ‘zouden wij nooit vermoeden dat juist daar God is en dat juist deze gemeenschap staat voor een laatste onbeantwoorde vraag waarop geen antwoord mogelijk is: de vraag waarom God is zoals Hij is.’– Piet Both

Beatrice de Graaf, Heilige strijd. Het verlangen naar veiligheid en het einde van het kwaad, Utrecht: Boekencentrum, 2017, 3e druk, 142 bladzijden, € 2,99

Beatrice de Graaf, hoogleraar Geschiedenis van Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht, reikt ons in dit boek handvatten aan om na te denken over de rol van het christelijk geloof in de discussie over veiligheid en kwaad.

Het huidige veiligheidsdenken in de samenleving gaat uit van een beheersingsparadox: met moderne technologieën wordt geprobeerd angst en onzekerheid te beheersen die door diezelfde middelen ook steeds weer groter worden. Haar religieustheologische benadering van veiligheid wil deze paradox overstijgen en antwoord geven op het menselijk verlangen naar controle op of een einde aan het kwaad. Zij moedigt aan meer ruimte te geven aan reflectie. We denken dat het kwaad een onmiddellijk antwoord vraagt, maar zonder bezinning ontaardt onze reactie op het kwaad al te snel in een verergering ervan. De eigen oplossing wordt dan deel van het probleem.

Veiligheid is niet het grootste goed, het is een middel en moet in verhouding staan tot andere waarden zoals recht, vrijheid, solidariteit, ontplooiing enzovoorts. Zo zijn ook veiligheidsmaatregelen noodzakelijk voor het functioneren van een samenleving, maar niet de oplossing voor onderliggende problemen die met onzekerheid en ontheemding te maken hebben. Reflectie op die onderliggende problemen is noodzakelijk om tot rechtvaardige veiligheid te komen, Trouw, recht en nederigheid à la Micha 6:8 zijn de criteria voor het nadenken hierover. Dominees zouden meer kunnen preken over onveiligheid, angst en dreiging vanuit het geloof dat de ultieme strijd al gewonnen is door Jezus (al is het kwaad nog niet verdwenen). De kerk kan ons helpen in het doordenken van morele standpunten. Een voorbeeld hiervan: bij alle actieplannen tegen radicalisering en polarisatie, tegen vervolging en uitzetting, moeten doel en aard van de bestraffing een zichtbare uitdrukking van recht en gerechtigheid zijn, aldus De Graaf (138).

Strijd voor veiligheid moet het recht bevorderen en is daarom per definitie hoopgevend.

Dit boek leent zich uitstekend om gelezen en bediscussieerd te worden in groepsverband.

– Annemieke van den Berg

Stephen Griffiths, The Axe and the Tree. How bloody persecution sowed the seeds of new life in Zimbabwe, Monarch Books UK/USA, 2017, 368 bladzijden, als e-book € 11,71

Steve Griffiths, adjunct algemeen directeur OMF, groeide op als missionary kid op een zendingspost in Zuid-Rhodesië tijdens de burgeroorlog die leidde tot de onafhankelijkheid van Zimbabwe. Zijn ouders, Peter en Brenda Griffiths, gaven leiding aan een team zendelingen van Elim International Missions in een gebied dat uiteindelijk bijna geheel onder de controle van de vrijheidsstrijders stond. Hun werk bestond uit kerkplanting, gezondheidswerk en een middelbare (kost)school. Steve en zijn broer zaten op school in Salisbury.

Terwijl de Griffiths op verlof in Engeland waren, kort na de verhuizing van de middelbare school naar een leegstaandcomplex, werd de post overvallen en alle blanke zendingsmedewerkers en drie van hun kinderen werden op een gruwelijke wijze vermoord. Eerder werd de kerk en het medische werk overgedragen aan lokale medewerkers.

Steves schrijven getuigt van een diep respect voor zijn ouders, van liefde voor het land waar hij opgroeide en studeerde, en voor de mensen die hij kende als kind, ‘voor hen die Jezus meer liefhadden dan hun eigen leven’. En inderdaad, die liefde voor Jezus en voor de mensen naar wie zij gezonden werden spreekt uit het leven van Peter en Brenda, Wendy, Phil en Sue, Mary, Catherine, Roy en Joyce, Peter en Sandra. Uit de correspondentie tussen zendelingen en familie en het zendingskantoor in Engeland blijkt steeds weer hoe zij het belang van hun leerlingen en de lokale kerk zochten. Daarbij zaten zij klem tussen de overheid van Rhodesië en ZANU en andere rebellenof vrijheidsstrijdersgroeperingen, als tussen hamer en aanbeeld. Die liefde spreekt ook uit het verlangen van de collega’s die het overleefden en van de nabestaanden die een oproep doen de brute moordenaars te vergeven.

Griffiths heeft hetgeen gebeurd is grondig onderzocht. Tevens is het, onvermijdelijk, een heel persoonlijk verhaal over ouders en zending en leerlingen, over de prachtige natuur waarin de strijd zich afspeelt en waar de lokale kerk volhardt en wel overwogen haar weg zoekt. ‘The seeds of new life’, zie de ondertitel, zijn het best te begrijpen wanneer je bij bladzijde één begint. In een adem uitlezen lukte mij niet.

– Piet Both

Peter-Ben Smit (red.), Herbronning. 40 jaar bijzondere leerstoel ‘Oude Katholieke kerkstructuren’. Bijdragen van het symposium ‘Herbronning’ van 9 december 2016, Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie, afl. 58, Amersfoort/Sliedrecht: Merweboek, 2017, 99 blz., € 15, www.okkn.nl/webwinkel/156/nr.58_herbronning

De bundel Herbronning bevat de bijdragen van het symposium ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van de bijzondere leerstoel ‘Oude Katholieke kerkstructuren’. Sprekers op het symposium waren de vier leerstoelhouders tot dusver: Jan Visser, Jan Hallebeek, Angela Berlis en Peter-Ben Smit. Bij alle lezingen waren er twee personen die een respons gaven om zo de discussie op gang te brengen. Al deze lezingen en responsen zijn terug te vinden in deze bundel.

Het centrale thema was ‘herbronning’: wat betekenen de oude bronnen van het geloof voor de huidige theologie en kerk? De thema’s die aan de orde komen zijn: het ‘heilige’ als bron van religie, vergeten (vrouwen)stemmen uit het verleden, de receptie van het conciliarisme en contextualiteit en iconische teksten.

Elke leerstoelhouder hield een lezing vanuit zijn of haar eigen vakgebied. Dit levert een breed scala aan thema’s en gedachten op, waarbij enige voorkennis behulpzaam kan zijn om een en ander goed te kunnen volgen. De responsen zijn ondersteunend voor de verdere doordenking van de onderwerpen. In de meeste gevallen gaat het om een positief-kritische reactie, waarbij (kritische) vragen bij de lezing niet uit de weg gegaan worden.– Foka van de Beek

Tips van de Redactie

Kenneth Harrod, Jars of Clay. What the West needs to learn from the persecuted church, Orpington: Release International, 2015

Jars of Clay geeft een helder bijbels perspectief op vervolging en bevat verhalen van vervolgde christenen die de auteur heeft ontmoet tijdens zijn werk bij Release International.

Ajith Fernando, Vreugde vermengd met pijn, Vaassen: Uitgeverij Medema, 2009

Dertig eenvoudige, maar indringende boodschappen over vreugde en pijn, twee wezenlijke bestanddelen van het dienen van God. Van de Sri Lankaanse theoloog Ajith Fernando.

Hans Aage Gravaas, Christof Sauer en Tormod Engelsviken e.a., Freedom of Belief and Christian Mission, Regnum Edinburgh Centenary Series, Volume 28, Oxford: Regnum Books International, 2015

Dit boek geeft een helder overzicht van de geschiedenis, ontwikkeling en verschillende perspectieven op de rol van zending en godsdienstvrijheid en geeft een theologische reflectie hierop. Daarnaast biedt het boek vele interessante casestudies van over de hele wereld.

Wilbert van Saane, Protestant Mission Partnerships: The Concept of Partnership in the History of the Netherlands Missionary Council in the Twentieth Century, promotieonderzoek verdedigd op 11 juni 2018 aan de Universiteit Utrecht

In zijn historisch en missiologisch proefschrift beschrijft Wilbert van Saane – voorheen stafmedewerker van de Nederlandse Zendingsraad, nu studentenpastor aan de Haigazian Universiteit in Beiroet – hoe missionaire partnerschappen tussen Nederlandse en Indonesische christenen zich in de loop van de twintigste eeuw hebben ontwikkeld.

De verzelfstandiging van de Indonesische kerken in de jaren dertig, de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog in de jaren veertig en de daarop volgende dekolonisatie worden beschreven als keerpunten voor zending en oecumene.

Hij plaatst het partnerschapsbegrip binnen de NZR tegen de achtergrond van dat in de International Missionary Council en de Commission for World Mission and Evangelism en in de analyse van de relaties richt de studie zich, in navolging van Max Warren en anderen, met name op gelijkheid, gezamenlijkheid en wederkerigheid.

Van Saanes dissertatie is gebaseerd op onderzoek in de archieven van de Nederlandse Zendingsraad en de Internationale Zendingsraad en de Wereldraad van Kerken.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken