Menu

Basis

Levensbeschouwing in viervoud

Nederland verandert. Religie ook. Dat was zo en dat is nog steeds zo. In deze bijdrage bespreken we vier in het oog springende ontwikkelingen, die in ruim een halve eeuw het Nederlandse levensbeschouwelijke landschap behoorlijk door elkaar geschud hebben. Ze zijn goed gedocumenteerd in de grootschalige onderzoeken die het Sociaal en Cultureel Planbureau al decennia lang uitvoert onder de Nederlandse bevolking.

‘Transfiguratie’

De meest recente onderzoeken naar levensbeschouwelijke ontwikkelingen zijn samengevat in een recent rapport Christenen in Nederland, gepubliceerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau in december 2018. Het is het tweede deel in een drieluik. Het eerste deel (juni 2018) richtte zich op moslims in Nederland. Deel drie is dit jaar gepland en zal vooral ingaan op de verbreiding en impact van niet kerkelijk gebonden vormen van spiritualiteit en op de levensbeschouwing van buitenkerkelijken en expliciet niet-gelovigen.

Als er in het onderstaande enquêtecijfers worden genoemd, dan zijn die gebaseerd op het onderzoek Culturele veranderingen in Nederland, uitgevoerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (zie o.a. De Hart 2011, 2014; De Hart et al. 2013; De Hart en Van Houwelingen 2018; Huijnk 2018).

Hoewel veel geciteerd, zijn de enquêtes die zijn uitgevoerd onder de naam God in Nederland namelijk niet geschikt om directe vergelijkingen te trekken tussen jaren. Dat komt vooral omdat de methodologie van dataverzameling een drastische bijstelling onderging. In plaats van de mondelinge face-to-face interviews die tot en met de God in Nederland-editie van 2006 werden gehouden op basis van steekproeven uit de Nederlandse bevolking, maakte de laatste, die van 2015, gebruik van een web-enquête, uitgezet bij een internetpanel.

Voor het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau geldt dit bezwaar van een methodologische breuk niet. Bovendien wordt het elke twee jaar gehouden en niet slechts eens in de tien jaar, zoals God in Nederland; eigenlijk is het onverantwoord uitspraken over actuele trends te doen op basis van een onderzoek met zo weinig meetpunten.

‘Ontkerkelijkend’ land

Dan nu de vier ontwikkelingen. De eerste daarvan is de sinds decennia aanhoudende leegloop bij de grote en vrijzinnige kerken. Nederland is een in hoog tempo ‘ontkerkelijkend’ land: al sinds 2000 zeggen elke dag gemiddeld 267 mensen hun kerklidmaatschap op. Het aantal weekend-kerkgangers daalt momenteel met 37.000 per jaar. En ze vergrijzen: de gemiddelde leeftijd van kerkleden neemt jaarlijks toe met 4,5 maand.

Er wordt veel gespeculeerd, vooral door mensen die de christelijke traditie behartigen, over het beklijven van het geloof, ook buiten een kerkelijk milieu. Maar daar moeten we toch geen al te grote verwachtingen van hebben. Net zo min als appeltaarten in boomgaarden aan de bomen groeien, komt kerkelijke betrokkenheid spontaan en vanzelf tot stand. En als zij eenmaal vorm heeft gekregen, moet zij onderhouden worden, wil de fut er niet uit gaan. Er is een sterke correlatie tussen kerkelijkheid en gelovigheid, in elk geval gelovigheid in de christelijke zin van het woord. Wat betekent dat die twee niet onafhankelijk van elkaar veranderen.

De afgelopen vijftig jaar kromp het aantal kerkleden met meer dan de helft en in dezelfde periode nam het aantal Nederlanders dat in God zegt te geloven af met 70%; het aantal dat de Bijbel ziet als Gods Woord met 75%; en het aantal dat gelooft in een leven na de dood met 60% (hier zijn ook alle mensen die geloven in reïncarnatie en dergelijke bij meegeteld).

Driekwart van de Nederlanders geeft te kennen dat de kerken weinig of niet aansluiten bij de eigen visie op de zin van het leven; driekwart betwijfelt of de kerken in staat zijn antwoord te geven op de belangrijke spirituele vragen van deze tijd; twee derde zegt weinig of geen vertrouwen in de kerken of religieuze organisaties te hebben. In de ogen van heel veel Nederlanders zitten de kerken als het ware bevroren onder het ijs: goed zichtbaar maar er zit geen enkele beweging in. Religie in Nederland? Nog even en zij is net zo uitgestorven als de opa van een dodo. Of toch niet?

Migrantenreligies

Want dit is niet het hele verhaal. Een tweede ontwikkeling is de opkomst en groei van migrantenreligies in ons land. Momenteel leven er ongeveer 850.000 moslims in Nederland, maar waarschijnlijk ook zeker zoveel christenmigranten. De toestroom van christenmigranten is in elk geval al sinds langere tijd veel groter, al wordt daar in de media weinig aandacht aan besteed, zeker als je het vergelijkt met de enorme publiciteit waarmee de moslimgemeenschappen voortdurend zijn omgeven.

Tussen 1996 en 2015 arriveerden 546.000 moslims in ons land tegen maar liefst bijna 1,2 miljoen migranten met een christelijk geloof, wat betekent dat van de migranten 26% moslim was tegen meer dan de helft (54%) christen. De groep christenmigranten groeit dus aanzienlijk sneller dan de groep moslims.

Onderzoek leert overigens dat Nederlanders het aantal moslims in ons land steevast te hoog inschatten. Ze denken dat gemiddeld 19% van de Nederlanders moslim is, in feite gaat het om zo’n 5%. Enkele jaren geleden brachten we als SCP een rapport uit over politieke prioriteiten onder de Nederlandse bevolking. In dat kader belden we ook een groot aantal respondenten op met enkele vragen over hoe zij aankeken tegen de levensbeschouwelijke situatie in ons land. Daar werd gretig op ingegaan en de oordelen waren niet mals

De kerken zitten bevroren onder het ijs: goedzichtbaar, maar er zit geen beweging in
Net zo min als er appeltaarten aan appelbomen groeien, komt kerkelijke betrokkenheid spontaan en vanzelf tot stand

U denkt nu misschien aan misbruikschandalen of aan de bijbelvaste verwerping van homoseksualiteit, abortus of euthanasie, maar die kwamen nauwelijks ter sprake. De realiteit bleek dat als je in het huidige Nederland Nederlanders vraagt naar hoe zij aankijken tegen religie en de toekomst van religie, ze in grote getale van wal steken over uitsluitend de islam. Hun beeld van religie wordt blijkbaar in hoge mate gedomineerd door ideeën over moslims.

Alternatieve spiritualiteit en ongeloof

Er is nog een derde ontwikkeling. Dat is het ontstaan van een heterogeen milieu van alternatieve spiritualiteit. Allerlei noties daaruit zijn inmiddels tamelijk gemeengoed onder de bevolking. Zoals dat er in elk van ons een echte, authentieke kern is te vinden, onbedorven door cultuur, geschiedenis en maatschappij. Dat je moet vertrouwen op je innerlijke stem en je bij beslissingen het best kunt laten leiden door je intuïtie. Dat de zin van het leven ligt in jouw innerlijke ervaring en de ontwikkeling van jouw individuele vermogens. Dat je religie zelf bijeen moet zoeken in de wijsheid van allerlei tradities en ideeën. Wat betekent dat het iets is dat voortdurend verandert tijdens je leven. Het gaat hier niet om woonspiritualiteit maar om zoekspiritualiteit, om een milieu waarin vooral veel zoekers actief zijn.

Hoeveel religies kan een mens aan? Als je het goed wilt doen, eigenlijk maar één – dat was het antwoord in mijn jeugdjaren. Zoveel als je maar denkt nodig te hebben of je interesseert, luidt het antwoord dat beter in onze tijd lijkt te passen. Beide opvattingen brengen hun eigen, typerende wijze van religieuze beleving met zich mee.

In het eerste geval gaat het om nestgeur. Om herkenning en samen delen als bron van solidariteit. Om binnenwereld en buitenwereld. Om vaste grond onder de voeten, vaste rollen. Vanzelfsprekendheden en routines. Overlevering en fundamenten. Antwoorden, voorschriften, absolute waarheden. Het grote, tijdloze verhaal.

In het tweede geval ligt het accent op inspiratie, nieuwsgierigheid, vrijheid. Op individuele ontwikkeling en informele contacten, kiezen op basis van je eigen ervaring, al naargelang de levensfase waarin je je bevindt en wat daar zoal speelt. Het gaat om voorlopige waarheden en intrigerende vragen. Om poreuze grenzen, flexibele rollen en openheid. Niet om wat het ‘is’, maar om wat het met jou ‘doet’. Word je er door geraakt? Brengt het je dichter bij jezelf? Opent het nieuwe perspectieven?

De afgelopen pakweg vijftig jaar lijkt de eerste houding steeds meer concurrentie te hebben gekregen van de tweede. Wat niet betekent dat er simpelweg gesproken kan worden van vervanging. Beide opties bestaan naast elkaar. Ze hebben ook beide altijd deel uitgemaakt van de tradities van de wereldgodsdiensten.

Dient zich in de vorm van de belangstelling voor alternatieve, niet kerkelijk gebonden, ja zelfs veelal niet christelijk geïnspireerde spiritualiteit een keerpunt aan in het secularisatieproces? Daarover is veel gespeculeerd. Menig aspect van de alternatieve spiritualiteit vormt niet zozeer een tegenkracht tegen de secularisatie, maar is er eerder de uitdrukking van, een demonstratie van de verzwakte bindingskracht van de geïnstitutionaliseerde religies.

Atheïsten en zinzoekers?

Er is nog een vierde ontwikkeling. Evangelische stromingen, Wereldjongerendagen, pioniersplekken in de Protestantse Kerk in Nederland, kerkennachten, de dorpskerkenbeweging, Top2000-diensten, het jaarlijkse spektakelstuk van The Passion, initiatieven als de Preek van de Leek: het borrelt en bruist in de pan met religieus en spiritueel Nederland, dat valt niet te ontkennen. Zolang we maar niet vergeten dat er door steeds minder Nederlanders uit gegeten wordt.

De categorie die met geen van beide veel affiniteit heeft – de geïnstitutionaliseerde religie én de alternatieve spiritualiteit – is al decennialang aan een gestage opmars bezig. Het percentage atheïsten steeg in dezelfde periode van 16% naar bijna 29% (in 2018). Het percentage Nederlanders dat weinig tot geheel geen fiducie zegt te hebben in de toekomst van de kerken, nadert inmiddels de 75%.

De kloof met religieus Nederland wordt breder, de breuk met de kerk radicaler: het is vooral het percentage dat van huis uit nooit tot een kerk heeft behoord dat stijgt. De huidige buitenkerkelijken zijn, vergeleken met die van pakweg dertig jaar terug, vaker niet godsdienstig opgevoed en ze noemen zich vaker een echte atheïst of een uitdrukkelijk niet gelovig mens. De kans is klein dat deze groep ooit nog weer de weg naar de kerken zal inslaan. U weet wat ze zeggen op managementcursussen: ‘Van een omelet kun je geen doosje eieren meer maken.’

Mensen die met de kerken niets meer zeggen te hebben moeten we niet ineens gaan bestempelen als ‘zinzoekers’. Het is de vraag of ze wel zo massaal ‘op zoek’ zijn naar iets. Laten we trouwens niet vergeten dat ook binnen de kerken heel wat mensen op zoek lijken: naar meer eigentijdse vormen van beleven, naar wat in hun geloof nog wel en niet meer betekenis voor hen heeft, naar hoe het relevant te maken voor hun kinderen, naar een betere wereld misschien.

Maatschappelijke implicaties

De ontkerkelijking is de lezers van dit tijdschrift natuurlijk welbekend. Alsof ik naar u toe kom gehold om buiten adem te vertellen dat de Beatles uit elkaar zijn en Elvis is overleden. Hebben wij als SCP bijna tweehonderd pagina’s volgeschreven over een futiliteit? Ik dacht het niet.

Eén kortetermijn-gevolg van de snelle ontkerkelijking noem ik nog maar eens. Dat is dat het groeiend aantal niet-gelovigen en Nederlanders zonder enige kerkelijke affiniteit, in elk geval op korte termijn, waarschijnlijk geen goed nieuws is voor de toekomst van de maatschappelijke bewogenheid en inzet. Ik leg dat even uit.

Vergeleken met Nederlanders zonder kerkelijke affiniteit hebben kerkgangers relatief veel vertrouwen in andere mensen en geven ze in allerlei opzichten blijk van minder politiek cynisme. Zij hebben bijvoorbeeld vaker vertrouwen in instituties als de rechtspraak en de Tweede Kamer. Ze zijn al sinds jaar en dag beduidend vaker actief in het vrijwilligerswerk, ook als dit vrijwilligerswerk gericht is op niet-kerkelijke activiteiten. Kerkgangers doneren vaker en guller aan goede doelen. Ze zijn vaker aangesloten bij ideële organisaties. Ze geven eerder informele hulp en nemen vaker deel aan acties gericht op landelijke of internationale kwesties dan Nederlanders die niet bij een kerk zijn aangesloten. Bovendien blijken zij ook nog eens meer te hechten aan sociale vaardigheden bij de opvoeding van hun kinderen.

Het borrelt en bruist in de pan met religieus en spiritueel Nederland, maar er wordt steeds minder uit gegeten
Mensen die met de kerken niets meer zeggen te hebben moeten we niet ineens bestempelen als ‘zinzoekers’

Onderzoek heeft sterke aanwijzingen opgeleverd dat hier de rol van de kerken als sociale netwerken waarschijnlijk doorslaggevend is. Je ontmoet elkaar in kerkelijk verband op regelmatige basis, wat het actief worden in de geloofsgemeenschap laagdrempelig maakt.

Vanuit dit binnenkerkelijke activisme treden spillover-effecten op naar een bredere maatschappelijk betrokkenheid. De stap wordt gezet van bijvoorbeeld het participeren in een kerkelijk initiatief gericht op ouderen, vluchtelingen of ontwikkelingshulp naar bijvoorbeeld een maatjesproject in de gezondheidszorg, taallessen aan migranten, vrijwilligerswerk in een derdewereldwinkel of activiteiten voor een milieuorganisatie (meer hierover o.a. in: Bekkers 2003, 2013; Dekker en De Hart 2002, 2006; Dekker et al. 2016; Graham en Haidt 2010; De Hart en Dekker 2005).

Dat levert twee conclusies op. In de eerste plaats dat wij – of we nu zelf kerkelijk zijn of niet – niet te luchtigjes moeten doen over de snelle ontkerkelijking in ons land. In de tweede plaats dat het nog maar de vraag is of de individuele zoekers uit het alternatief spirituele milieu in de genoemde opzichten een tegenwicht zullen kunnen bieden voor de leegloop van de kerken. De organisatiegraad is daar namelijk buitengewoon diffuus, de waardeoriëntatie individualistisch. Niet de toekomst maar toekomstig onderzoek zal het moeten leren.

Ontzuiling en ‘civil society’

Er was een tijd dat de verschillende geledingen van het christelijk geloof stevig verankerd waren in vele maatschappelijke instituties. In de honderd bloeiende jaren van het verzuilde Nederland lag het land er ordelijk bij, verkaveld tussen de uiteenlopende levensbeschouwelijke richtingen. Voor het grootste deel van de bevolking was de godsdienst richtinggevend bij beslissingen in het dagelijks leven: van de krant die men las tot de school waar men zijn kinderen heen stuurde, van de wijze waarop en het verband waarin men zijn vrije tijd beleefde tot de vakbond waarbij men was aangesloten, van de instellingen waaraan men geld doneerde tot de politieke partij waarop men stemde. Via de zuilen werd de religie buiten de kerkmuren met andere middelen voortgezet.

Tot ver in de jaren vijftig van de vorige eeuw bleef ons land een soort religieuze archipel, elk eiland met zijn eigen levensbeschouwelijke biotoop. Binnen de vertrouwde beschutting van hun confessionele zuil namen rooms-katholieken op geheel eigen wijze de omringende samenleving waar; hetzelfde gold voor het gereformeerde volksdeel en de socialisten. Dat Nederland is verleden tijd.

Het Engelse ‘Good fences make good neighbours’ was gedurende honderd jaar het parool van omvangrijke bevolkingsgroepen. Maar vanaf de jaren zestig stak een nieuwe wind op, die zich in de loop van dat decennium tot stormkracht ontwikkelde. De turbulentie bracht de zuilen aan het wankelen, in hoog tempo werden de hekken neergehaald, waarna de schapen zich in alle windrichtingen verspreidden, daarbij menig herder in verwarring achterlatend. In de afgelopen halve eeuw hebben zich grote veranderingen voorgedaan in de godsdienstige beleving van de Nederlanders, waarvan de afbrokkeling van de kerkelijke deelname de meest zichtbare is.

In verschillende opzichten nemen de kerken een bijzondere positie in te midden van de vrijwillige verbanden die typerend zijn voor de vaderlandse civil society of het maatschappelijke middenveld. De kerkelijke hoofdrichtingen hebben een – vergeleken met andere maatschappelijke organisaties – lange geschiedenis, nog altijd aanzienlijke omvang en overwegend gemêleerd ledenbestand.

De kerken zijn van belang voor de maatschappelijke participatie vanwege de breedte van de onderwerpen waarop zij hun visie formuleren, de invloed die zij veelal blijken te hebben op de beslissingen van hun kernleden en de rol van moreel geweten die hun nog altijd door velen wordt toebedeeld. De meeste kerken zijn ingebed in uitgebreide sociale netwerken. Niet alleen bestaan er van oudsher tal van banden tussen de grote kerken en bestuurlijke instanties en circuits van politieke besluitvorming, maar ook plegen kerken sterk geworteld te zijn in lokale gemeenschappen en informele interactiepatronen.

Kerken en sociaal engagement

Kerken fungeren niet alleen als instituties die spirituele en praktische bijstand geven aan hun leden, maar – ik signaleerde het al – genereren ook vaak breder sociaal engagement. Ze dragen in hoge mate bij aan allerlei onbetaalde vormen van sociale dienstverlening. Iets waaraan vooral in Amerikaans onderzoek veel aandacht is geschonken: in de kerkelijke gemeenschappen worden tal van activiteiten georganiseerd die mensen kunnen scholen in maatschappelijke vaardigheden, die hen kunnen socialiseren in pro-sociale normen, die het maatschappelijk bewustzijn kunnen verruimen en de weg openen naar rekrutering voor ook niet-kerkelijke vormen van activisme. Veel mensen die, vanwege hun opleidingsniveau en beroep, anders veroordeeld zouden zijn tot politieke passiviteit, kunnen via hun kerkelijke activiteiten competenties ontwikkelen die een effectieve participatie op andere sociale terreinen mogelijk maken. Dat lijkt zeker op te gaan voor de migrantenkerken.

Tot op heden is nog maar een beperkt aantal onderzoeken beschikbaar, maar die suggereren dat migrantengemeenten en migrantenkerken een aanzienlijke rol spelen bij de opvang en integratie van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving. Zij bieden een ontmoetingsplaats voor geestverwanten in een land dat vaak nog niet vertrouwd is en zij verlenen geestelijke hulp of begeleiding bij ingrijpende gebeurtenissen (geboorte, huwelijk, rouwverwerking, ontslag, relatieproblemen). Daarnaast geven zij praktische bijstand door de migranten op allerlei terreinen wegwijs te maken in de nieuwe maatschappij (bij het aanvragen en gebruik van voorzieningen, bij medische zorg en onderwijs, bij sollicitaties en ontslag).

Migrantengemeenten en migrantenkerken spelen een aanzienlijke rol bij de opvang en integratie van nieuwkomers
Kerken dragen bij aan allerlei onbetaalde vormen van sociale dienstverlening. Dit lijkt zeker op te gaan voor migrantenkerken

Bijna allemaal zijn ze erop gespitst via netwerken van steun en hulp de participatie van hun leden in de Nederlandse samenleving te bevorderen. Zij dragen bij aan een goede sociale infrastructuur voor migranten en fungeren als communicatiekanalen – als spreekbuis voor migranten, maar ook als intermediair en aanspreekpunt van de overheid waar zij migranten wil bereiken. Bij het slechten van taal- en cultuurbarrières blijken de voorgangers van de kerken niet zelden een cruciale schakel te vormen.

Weer in het algemeen gesproken, valt vooralsnog geen duidelijke teruggang in de vrijwillige inzet waar te nemen, maar of dit zo zal blijven met een verdergaande ontkerkelijking van Nederland is onzeker. Het is mogelijk dat andere groepen de rol van de slinkende groep kerkelijk gemotiveerde Nederlanders overnemen, maar het is de vraag of dit op korte termijn, op alle genoemde punten en op dezelfde wijzen het geval zal zijn.

Wat betekenen de ontkerkelijking en het verval van de christelijke godsdienst in ons land voor het publieke domein? Een blik op alleen de aantrekkingskracht van christelijk Nederland is daarvoor onvoldoende. Het is een vraag die in een volgend rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau opnieuw aan de orde zal worden gesteld, aan de hand van de daarin verzamelde gegevens over Nederlanders die betrokken zijn bij alternatieve spirituele stromingen en Nederlanders die zich uitdrukkelijk als ongelovig bestempelen.

Met het oog op de toekomst

Het beeld dat oprijst uit longitudinale onderzoeken is dat van een geleidelijke afbrokkeling van niet alleen christelijk Nederland, maar van de religieuze dimensie over een zeer breed front. Om de schok te verzachten kun je spreken van een transformatie van de religie, maar de waarheid is dat het vaak neerkomt op het verdwijnen van religie, op secularisatie.

Kerken lijken de meeste Nederlanders hooguit nog op vakantie te bezoeken, om zich te vergapen aan het theologische Disneyland van een gotische kathedraal. De bijbelse God hebben velen inmiddels opgelucht uitgezwaaid, zodat het feestje, nu deze norse en onberekenbare bemoeial is vertrokken, eindelijk eens goed op gang kan komen en wij onbevangen onszelf kunnen zijn.

Een ontwikkeling die al langere tijd gaande is, is de toename – op allerlei religieuze terreinen – van de onzekerheid en twijfel. Daarbij moet onmiddellijk worden aangetekend dat die twijfel niet ten koste gaat van het ongeloof, maar van de geloofszekerheid.

De doorgaans laconieke reacties op de ontzuiling en het verlies aan relevantie van de christelijke godsdienst voor de Nederlandse samenleving (behalve als er in Nashville iets is bedacht), betekenen niet dat er een volstrekte onverschilligheid heerst met betrekking tot de toekomst van het christendom. In 2018 gaf nog altijd bijna twee derde van de Nederlanders aan in een bepaald geloof opgevoed te zijn.

Enigszins verrassend wellicht, ook gezien de alsmaar verder teruglopende aantallen kerkleden en kerkbezoekers: ongeveer de helft van de Nederlanders stelt dat ze het zouden betreuren als hun kleinkinderen (of eventuele kleinkinderen) in de toekomst geen christelijke feesten zouden vieren. Eveneens de helft van de bevolking zou het geen goede zaak vinden als er geen kerken meer in de buurt van hun woning zouden zijn. Gezien de desastreuze cijfers die ik noemde over de aantrekkingskracht van kerk en christendom in het hedendaagse Nederland zijn dit toch pikante uitkomsten.

Laten we wel wezen: bij secularisatie gaat het niet om een natuurverschijnsel, waarbij de kerken de dinosauriërs zijn en de moderne cultuur de meteoor. Vaak ook wordt vanuit de huidige vervaging van de christelijke traditie zonder plaspauze geconcludeerd dat er geen behoefte meer is aan religie. Maar vanuit sociologisch perspectief en misschien ook vanuit de inspiratie waarmee het ooit allemaal begonnen is, kun je de kerken in hun huidige vorm zien als maar één gestalte van religie, als maar één van de beddingen waardoor religie kan stromen. Kijk naar de klassieke muziek. Daar accepteren we met grote vanzelfsprekendheid dat elke tijd, dat elke uitvoerder zelfs, zijn of haar eigen interpretatie meebrengt.

Zoals Kwame Appiah onlangs nog eens heeft betoogd, is ook de geschiedenis van heilige teksten altijd die van hun lezers. Fundamentalisten lijden aan het Medusa-syndroom: datgene waar hun oog op valt, verandert in steen. Ze maken gefixeerd, uniform en star wat veranderlijk, pluriform en flexibel is (Appiah 2018).

Vragen op antwoorden

Religie heeft zich, door alle millennia van onze soort heen, in sterk wisselende contexten, telkens weer gemanifesteerd, wat er op duidt dat zij appelleert aan menselijke grondbehoeften. Er zijn bijvoorbeeld steeds minder kerkleden, maar daarmee is de behoefte aan verbondenheid niet verdwenen – op Koningsdag, tijdens sporttoernooien, bij rampen en herdenkingen, op internet niet te vergeten. Er wordt steeds minder deelgenomen aan kerkelijke rituelen, maar tegelijkertijd manifesteren rituelen zich op allerlei andere plaatsen (denk aan stille tochten of aan bermmonumentjes).

We willen ons leven niet meer gedicteerd hebben door de dominee, maar loop een willekeurige boekhandel in en de planken buigen door onder de gidsen die ons vertellen hoe we een tuin moeten aanleggen en ons huis bewoonbaar maken, hoe we onze kinderen moeten opvoeden en gezond kunnen leven, hoe we een bedrijf moeten leiden en het ware geluk in een relatie kunnen leren kennen.

Kerken in hun huidige vorm kun je zien als maar een van de beddingen waardoor religie kan stromen

Dat mensen sinds jaar en dag behoefte blijken te hebben aan allerlei zaken die van oudsher verbonden zijn met religie betekent overigens niet dat het om een van de kerkelijke modaliteiten moet gaan die ons in onze nationale context vertrouwd zijn. Net zo min als honger (en de universele menselijke behoefte aan voeding) automatisch tot het boeken van een tafel in een restaurant of lidmaatschap van een eetclub leidt.

De antwoorden van het traditionele christendom spreken al decennialang een krimpend aantal Nederlanders aan. Maar geldt dat ook voor de vragen waaruit zij voortkomen?

‘Misschien’, schrijf ik aan het eind van het rapport dat we even voor de Kerst uitbrachten, ‘misschien wordt er minder gevonden en al helemaal pasklaar aangetroffen, maar daarom niet minder gezocht. Misschien duiken religie en spiritualiteit in het hedendaagse Nederland steeds vaker op als in een gebroken spiegel: herkenbaar, maar in stukken en brokken en niet op de plaats waar je ze verwacht.’

Over dit zoekgedrag, vaak buiten alle vertrouwde kaders om, gaat, zoals vermeld, een volgend rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Literatuur

Appiah, K.A. (2018). The lies that bind: rethinking identity. Londen: Profile Books.

Bekkers, R. (2003). De bijdrage der kerckelijken. In: T.N.M. Schuyt (red.), Geven in Nederland 2003: giften, legaten, sponsoring en vrijwilligerswerk. Houten/Diegem: Bohn, Stafleu van Loghum, 141-172.

Bekkers, R. (2013). Geven van tijd: vrijwilligerswerk. In: T.N.M. Schuyt et al. (red), Geven in Nederland 2013: giften, nalatenschappen, sponsoring en vrijwilligerswerk. Amsterdam: Reed business education, 107-123.

Dekker, P., Hart, J. de (2002). Het zout der aarde: een analyse van de samenhang tussen godsdienstigheid en sociaal kapitaal in Nederland. Sociale Wetenschappen, 45, 1, 45-61.

Dekker, P., Hart, J. de (2006). Kerkgangers, investeerders in de civil society. In: P. Schnabel (red.), Investeren in vermogen: sociaal en cultureel rapport 2006. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 317-338.

Dekker, P., Blok, L. de, Hart, J. de (2016). Continu onderzoek burgerperspectieven: kwartaalbericht 2016-3. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Graham, J., Haidt, J. (2010). Beyond beliefs: religions bind individuals in moral communities. Personality and Social Psychology Review, 14, 1, 140-150.

Hart, J. de (2011). Zwevende gelovigen: oude religie en nieuwe spiritualiteit. Amsterdam: Bert Bakker.

Hart, J. de (2014). Geloven binnen en buiten verband: godsdienstige ontwikkelingen in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Hart, J. de, Dekker, P., Halman, L. (eds) (2013). Religion and civil society in Europe. New York: Springer.

Hart, J. de, Houwelingen, P. van (2018). Christenen in Nederland: kerkelijke deelname en christelijke gelovigheid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Hart, J. de, Dekker, P. (2005). Churches as voluntary associations. In: S. Rossteutscher (ed), Democracy and the role of associations. Londen/New York: Routledge, 168-196.

Huijnk, W. (2018). De religieuze beleving van moslims in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Joep (prof.dr. J.J.M.) de Hart is senior wetenschappelijk medewerker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. Onderzoeksthema’s: civil society, maatschappelijke participatie en religie.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken