Menu

Premium

Liefhebben ten einde toe

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Deuteronomium 6,1-9 en Johannes 13,31-35

In het evangelie van Johannes (hoofdstuk 13) is Jezus met zijn leerlingen bijeen. In vers 13 brengt Jezus ter sprake hoe de leerlingen hem noemen: ‘meester’ en ‘Heer’. Hoe zou Hij zijn leerlingen noemen? In vers 33 noemt Hij zijn leerlingen ‘kinderen’. Volgens Rashi worden in Deuteronomium 6,7 leerlingen evenzo als ‘kinderen’ aangesproken. Dat kun je niet alleen opmaken uit het feit dat in vers 6,1 de opdracht wordt gegeven om te leren, maar ook uit het feit dat je dit steeds kunt lezen in de Bijbel zodra er sprake is van onderwijs. Neem bijvoorbeeld Hizkia. Hij heeft de heilige leer onderwezen aan geheel Israël en spreekt tot hen als volgt: ‘Welnu, mijn kinderen, dwaalt niet’ (2 Kron. 29,11). Als de leraar de leerlingen ‘kinderen’ noemt, dan mogen de leerlingen de leraar ‘vader’ noemen. Dat gebeurt ook. Elisa bijvoorbeeld noemt zijn leraar Elia ‘vader’. Dat gebeurt juist op het moment dat er scheiding tussen hen komt door een wagen en paarden van vuur en hij Elia ziet opklimmen ten hemel. Dan roep Elisa uit: ‘Vader, vader van mij, wagens van Israël, en ruiters van hem!’ (2 Kon. 2,12).

Ook Jezus komt te spreken over de relatie met de leerlingen als een vader tot zijn kinderen, nadat Judas naar buiten is gegaan (Joh. 13,31). Juist op dit moment wordt duidelijk dat zijn heengaan betekent dat weldra ook Jezus van hen zal heengaan naar een plek ‘waar jullie niet kunnen komen’ (13,33). Dat betekent: er komt scheiding tussen hen. Zoals bij Elia de scheiding samenviel met zijn opklimmen ten hemel, zo valt deze bij Jezus samen met zijn verheerlijking.

In het uur van de scheiding

Er valt niet overheen te lezen dat Jezus aan de leerlingen duidelijk maakt, dat de verheerlijking van de Mensenzoon niet langer een zaak is van de toekomst, maar van het heden. Achtereenvolgens klinken woorden als ‘nu’ (13,31), ‘nu onmiddellijk’ (13,32), ‘nog maar kort’ (13,33), ‘nu’ (13,33). Belangrijk om te beseffen is dat dit beslissende ogenblik, waarin Hij zijn leerlingen ‘kinderen’ noemt, is aangekondigd in vers 13,1: ‘Vóór het feest van Pasen, toen Jezus wist, dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar de Vader, heeft Hij de zijnen die in de wereld waren, en die Hij steeds had liefgehad, ten einde toe liefgehad’ (Oud-Katholieke Vertaling 1953).

Wanneer die woorden als ‘nu’ en ‘onmiddellijk’ klinken, weten we dat het beslissende moment is aangebroken, waarop voor de leerlingen in zijn overgang naar de Vader niet alleen de grootheid van God in Hem zichtbaar wordt – dat is zijn verheerlijking – maar ook zijn liefde, waarmee Hij hén heeft liefgehad die in de wereld aan Hem toebehoorden. Het is als bij het sterven van een mens, wanneer juist op het ogenblik van scheiding, bij de laatste woorden of de laatste blik, zichtbaar kan worden met welke grote liefde die mens de zijnen in de wereld heeft liefgehad.

Met het oog op het beloofde land

In de lezing van Deuteronomium spreekt Mozes vlak vóór de intocht in het beloofde land. Hij leert de geboden die de Heer had gegeven, nu met het oog op het land dat zij op het punt staan te betreden. Het moment van spreken geeft de geboden een actuele lading mee en maakt de leerlingen scherp om te beseffen: wat onderweg is geleerd, al die geboden en inzettingen en wetten, die zullen we nu nodig hebben. Want ze zijn geboden ‘om ze te doen in het land waarheen je zult overgaan om het te beërven’ (6,1). Zoals in het evangelie kort voor het Pesachfeest, het moment van de overgang van Jezus naar de Vader, voor Jezus het moment is om nú de leerlingen het gebod van het liefhebben te leren, zo is in de lezing van Deuteronomium kort voor de overgang naar het land voor Mozes het moment om nú de kinderen van Israël het gebod van het liefhebben te leren.

Van alle geboden geef ik je nu déze

Wie er niet gespitst op is valt het niet op, maar er treedt in de lezing van Deuteronomium een verschuiving in aandacht op van de geboden die de Heer heeft geboden om ze te leren (6,1), naar de geboden die ik (dat is Mozes) je gebied (6,2), naar de woorden die ik je ‘heden’ gebied (6,6). Wat wil dit zeggen? Wetend dat alle geboden door de Heer zijn geboden om te doen, dringt met het noemen van ‘heden’ – dat is het moment om over te gaan naar het land om dat te beërven – het besef door, dat het in het land dagelijks op deze woorden aankomt: Hoor Israël! De Heer is onze God, de Heer is de enige! Liefhebben zul je de Heer, je God, met heel je hart, met heel je ziel en met al je macht.

Gaat het in Deuteronomium om het liefhebben van de Heer, je God, in het evangelie gaat het om het liefhebben van elkaar. Het ‘nieuwe’ van het gebod (in het Grieks: entolèn kainèn, 13,34) betekent niet dat het gebod uit Deuteronomium niet langer in acht genomen moet worden. Van al de geboden die Mozes leerde, leerde hij er één in het bijzonder, die hij geeft met het oog op de overgang van de kinderen van Israël naar het land. Het nieuwe is dat Jezus van al de geboden die Hij leerde, er één in het bijzonder leerde, die Hij geeft met het oog op zijn eigen overgang naar de Vader, waarbij zij achterblijven.

Liefhebben – en hoe!

‘Liefhebben met heel je hart’ betekent: laten zien hoe sterk onze liefde voor God is, door alle verleidingen die tegengesteld zijn aan zijn wensen, te bedwingen. ‘Liefhebben met heel je ziel’ betekent: God liefhebben, zelfs wanneer het je je leven kost. ‘Liefhebben met al je vermogen’ betekent: geld minder liefhebben dan de geboden. Of je een gebod vervult, moet niet afhankelijk zijn van de vraag hoeveel je dat kost.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Blijf in mijn liefde’

De zesde zondag na Pasen, de laatste voor Hemelvaartsdag: in de ‘oude bedeling’ (waar zijn al die mooie, veelzeggende Latijnse zondagsnamen toch gebleven?) heet deze zondag Rogate, bidt! Willem Barnard schreef ooit: ‘Na Pasen gaat het van jubelen, Jubilate, via zingen, Cantate, naar bidden, Rogate.’ Zo is het en niet andersom: van expressie naar impressie, van de uitbundige jubel om zijn daden naar het ingekeerde gebed om Gods nabijheid… juist wanneer afscheid nadert.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Nieuwe boeken