Menu

Premium

Looft den Heer gaat nooit verloren!

Wat hebben Georg Friedrich Händel, de popgroep Milk & Honey en de zanger Leonard Cohen gemeen? Zij scoorden alle drie een hit onder de titel Halleluja! Een welbekende uitroep uit de christelijke liturgie, nogal eens in breder dienstverband genomen.

Niet toevallig heette in , waar ik geboren ben, de helft van alle (christelijke) fanfarekorpsen ‘Looft den Heer’. Op een concours konden de eigen fans vol overgave hun brassband aanmoedigen met het lied ‘Looft den Heer gaat nooit verloren, falderalderiere!’. Halleluja, een overbekende liturgische uitroep. Toch is de eigenlijke oorsprong minder bekend.

Het woord, liever de exclamatie, stamt uit het boek der psalmen, uit de joodse liturgie dus. Daar komt het 24 maal voor, vrijwel altijd aan het begin en/of het einde van een psalm. Daardoor heeft het de functie van een roep om instemming, mogelijk gedaan door een of enkele stemmen. De beste uitleg van het woord wordt aangedragen door Psalm 117.

Psalm 117

Deze psalm vormt het hart van het cluster psalmen dat de naam Hallel draagt, Psalm 113-118, behorend bij de vaste liturgie voor de Pesachviering op de seideravond. Daarnaast kent het jodendom ook nog het Groot-Hallel, Psalm 136, waarin het zijn telkens weer bevrijdende geschiedenis met JHWH bezingt. De terugkerende beaming, bij wijze van refrein na elk ‘heilsfeit’, is daar: ‘Want zijn goedertierenheid zal bestaan in eeuwigheid.’ Een zin die ook het hart vormt van deze Psalm 117. De psalm is uiterst kort, maar krachtig. De beste bijbelse praisesong die je je maar kunt denken. Het is Israël dat zingt, maar het is geen ‘binnenkerkelijk’ lied. Het roept al de volken op om in te stemmen met de lof van Israëls God. Wat in deze psalm zo bondig uitgezegd wordt, wordt in de volgende Psalm 118 nader uitgewerkt en ingevuld: hoor de mens (of misschien de Mens) die op zijn weg de bevrijding heeft ervaren, en die gegaan is met de naam van JHWH, en gezegend wordt als een pelgrim die zijn einddoel heeft behaald. Psalm 118 begint dan ook met dezelfde regel, die ook het weerkerend refrein van Psalm 136 vormt: ‘Want zijn goedertierenheid (vriendschap, trouw, solidariteit) zal bestaan in eeuwigheid!’

Het eerste woord van Psalm 117 is halleloe, de algemene oproep op tot lofprijzing. Als object wordt daarbij de Naam genoemd. De Naam, die de volken als het ware nog moeten leren kennen, en die te kennen valt als zij maar goed naar Israëls geschiedenis kijken. Het laatste woord is halleloeja, beter nog halleloejah! Wie moet er geprezen worden? De onuitsprekelijke Naam! Het woord is in wezen dus een contractie en is als zodanig een eigen leven gaan .

Het ‘halleloeja’ is dus een oproep om in te stemmen met de lofzang op Gods goedertierenheid, zijn solidaire betrokkenheid op zijn kinderen.

Waarom onvertaald gebleven?

De kerk is de eersteling uit al die volken, waar aan deze oproep gehoor is en wordt gegeven. Zij stemt in met het Halleluja. Misschien realiseren we ons wel veel te weinig dat we hier Hebreeuws zingen! Door dit woord onvertaald te zingen stemmen we rechtstreeks in met het koor van Israël. In de nazitijd schrapten de Duitse christenen het woord uit hun gezangboeken en vervingen het door ‘Gelobt sei Gott’. Dat is geen vertaalkwestie, maar een loochening van de joodse wortels van het christendom.

Er zijn in de kerk zo van die korte exclamaties die haar gedurig ( zouden moeten) terug voeren naar haar wortels: het Halleluja uit Israëls mond, het Kyrie van de eerste christengemeenten uit de volken, en bijvoorbeeld het Gloria uit de vroege Kerk.

Al de Statenvertalers kozen voor het onvertaald laten van de uitroep. Mogelijk vanwege vertaalproblemen: de Hebreeuwse oproep baruch werd al vertaald met ‘looft’ de HEER, omdat men de eigenlijke betekenis ‘zegent’ minder gepast vond. Hoe een mens God zegenen? Een gewichtiger reden vinden we in het Nieuwe Testament, in het boek Openbaring. Daar – maar dan ook alleen daar! – heeft het woord een prominente plaats in hoofdstuk 19, waar de hemelse liturgie klinkt en de bruiloft van het Lam wordt gevierd. De Griekse tekst heeft daar steeds het welluidende en klinkerrijke allêloeia. Ook in veel nieuwere bijbelvertalingen is het woord doorgaans onvertaald gebleven. Uitzondering is de psalmvertaling van Gerhardt en Van der Zeyde. Zij kozen voor de weergave Godlof!, een goedgekozen exclamatie. Ook het project Psalmen voor Nu kiest standaard voor het ‘Alle eer aan God’ als weergave, om zo meteen ook de betekenis weer te geven.

De plaats in de liturgie

In een oecumenische kerkdienst valt de waterscheiding ogenblikkelijk op, wanneer een liedtekst het woord Halleluja bevat. De aanwezige katholieken hoor je zoetgevooisd ‘alleloeia’ zingen, de protestanten een flink aangeblazen ‘halleluja’. De Grieks/Latijnse variant biedt met zijn overdaad aan stemhebbende klinkers een grote mogelijkheid tot welluidende versieringen.

Veel componisten hadden en hebben een voorliefde voor deze lofroep. Een uitnodiging om, niet gehinderd door tekst, bladzijden jubelende muziek mee te vullen.

In het protestantisme bleef het vooral klinken in de – ook vaak in huiselijke kring – gelezen en gezongen psalmen. In de meer charismatische kringen, aanvankelijk vooral onder de zwarte Amerikaanse bevolking, is het geworden tot een spontane uitroep van enthousiasme, een soort verbaal applaus, waarmee ingestemd worden.

Maar in de vroegste traditie, die van de oude Kerk, kreeg het zijn vaste plaats in de paastijd en op de zondag (het wekelijkse paasfeest), buiten de ‘paarse’ tijden. Zo is de roep direct verbonden met het bericht van Christus’ opstanding. Daaruit blijkt in het bijzonder immers Gods solidariteit.

In de vaste zondagse liturgie wordt het Alleluia aangeheven na de gradualepsalm en/of de epistellezing, en fungeert zo als aankondiging van het evangelie, van de blijde boodschap. In zijn oorspronkelijke vorm is het ook steeds in voor- en nazang gezongen, als oproep die wordt beantwoord door de gemeenschap. Tussen deze Alleluia’s wordt dan een per keer verschillend alleluiavers aangeheven, passend uitgezocht bij de zondag. Tegenwoordig afkomstig uit de breedte van de Schrift, maar oorspronkelijk enkel uit de psalmen, die natuurlijke habitat van het Alleluia.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken