Menu

Basis

Luisteren naar de marge

Missionale zelfreflectie in Zuid-Afrikaanse context

Het is een ‘trend’ in de zending om meer aandacht te schenken aan en te luisteren naar mensen ‘in de marges’. Hoe ziet dat ‘luisteren’ er dan uit? Een (beperkte) blik in de Zuid-Afrikaanse context biedt een even interessante als complexe bijdrage aan het gesprek hierover.

We moeten niet alleen luisteren, gemarginaliseerde mensen moeten ook veel meer betrokken worden, een stem hebben die niet alleen gehoord wordt, maar ook invloed heeft. Dit is niet nieuw. Er is veel geschreven over ‘missie van, met en in de marge’, over ‘contextuele theologie’ en ‘theologie van de marge’.1 Wie nadenkt over missie kan hier niet omheen.

Marges in Zuid-Afrika

Wie als ‘marge’ wordt gezien is afhankelijk van de eigen positie. Tegelijk is er in ZuidAfrika (en wereldwijd) toch ook een soort consensus over ‘dé marge’: armen, mensen die geen toegang hebben tot de basale levensbehoeften, mensen aan wie basisrechten worden ontzegd, mensen aan de ‘onderkant’ van de samenleving.

Echter, bij ‘marge’ moet men ook denken aan al diegenen die buiten de sociale normen vallen – normen van heterofilie, masculiniteit of blanke huidskleur. Een marge wordt immers altijd bepaald door uit te gaan van een bepaalde norm.

Minderheden en marge vallen daarbij niet vanzelfsprekend samen. Wie een willekeurige witte Afrikaner vraagt naar zijn of haar positie in de Zuid-Afrikaanse samenleving, heeft goede kans een antwoord te krijgen waarin angst en zelfmedelijden doorklinkt, grotendeels te relateren aan het (politieke) machtsverlies sinds het einde van de apartheidsjaren. Los van het feit dat witte Afrikaners een numerieke minderheid zijn (en altijd zijn geweest) behoren zij echter nog steeds tot de rijksten en meest bevoorrechten van de Zuid-Afrikaanse bevolking.

De echte marge ligt elders. Bij vrouwen in deze nog steeds patriarchale samenleving, bij kinderen, bij de LGBTIQ+-gemeenschap, bij de townships, bij armen, bij zwarte en coloured Zuid-Afrikanen. Recent werd in Khayelitsha, de grootste township bij Kaapstad, een lesbische Xhosa-vrouw vermoord door een van de mannelijke bewoners van de township … Het behoeft geen verdere uitleg dat hoe meer van genoemde categorieën iemand kan afvinken, hoe gemarginaliseerder die persoon is.

Voortdurende strijd

Zuid-Afrika kent sinds 1996 een van de meest liberale grondwetten ter wereld, maar het koloniale en apartheidsverleden van de ‘regenboognatie’, de decennialange diepe scheiding en ongelijkheid in het land, lijkt voor een rem te zorgen op de weg naar gelijkheid voor ieder. De hiermee gepaard gaande voortdurende strijd is ook in de kerken duidelijk zichtbaar.2

De vrijwel uitsluitend witte en nog altijd zeer rijke Dutch Reformed Church (DRC), de kerk die verantwoordelijk was voor de theologische rechtvaardiging van apartheid, heeft moeite zich te verhouden tot de marge – zowel die van armen, die voornamelijk bestaat uit zwarte en coloured Zuid-Afrikanen, als die van bijvoorbeeld LGBTIQ+.

Zo is een van de grootste kritieken op het meest recente missiedocument van de DRC (2013) dat het op afstand blijft en uitermate a-contextueel is. Het document noemt ‘nabijheid bij gemarginaliseerden’ (specifiek armen) wel als punt van aandacht, maar geeft daar geen contextuele en concrete invulling aan. Het is bovendien geschreven door slechts witte, mannelijke, vooraanstaande leden van de kerk, en dus niet vanúit nabijheid met gemarginaliseerden.3

De vrijwel uitsluitend zwarte en coloured Uniting Reformed Church (URC), een kerk die voortkomt uit diverse ‘dochterkerken’ van de DRC, ís voor een groot deel de marge. Deze kerk bestaat veelal uit mensen die in een sociaal-economisch benarde positie verkeren.

In de context van Kaapstad zijn dat met name de bewoners van wijken die geteisterd worden door bendegeweld, alcoholen drugsmisbruik. Een vicieuze cirkel van armoede en geweld die is terug te leiden tot apartheid. Maar ook gemeenten op het platteland, mensen die afgelegen wonen, van het minste moeten leven en op zichzelf aangewezen zijn. De armoede van gemeenten houdt direct verband met grote uitdagingen voor de URC, zoals vacantzijn, gebrek aan financiële middelen en aan goed leiderschap.

Luisteren zonder doel

De URC bevindt zich dus veelal zelf in de marge en heeft moeite zich staande te houden te midden van de problematiek van townships en plattelandsgebieden. De focus op genoemde interne problemen lijkt af te leiden van zaken als ‘missie bedrijven’, al gaan er tegelijkertijd vele initiatieven uit van lokale gemeenten, zoals opvang, onderwijs en goede voeding voor kinderen. Kritiek is er echter op leiderschap van de kerk, waardoor de focus niet voldoende kan liggen op ‘kerk zijn voor de context’.

De DRC realiseert zich dat de positie van witte Afrikaners nog steeds beter is dan die van vele anderen in het land. De kerk verklaart daarom nabij mensen in de échte marge te willen zijn, maar lijkt voorbij te gaan aan het onderkennen van de machtsverhoudingen die er nog steeds zijn vanwege het verschil in positie. De praktijk is dan ook vaak ‘helpen’, in plaats van luisteren. De focus ligt veelal op outreaches en kortetermijnprojecten die slechts kortstondige ‘leermomenten’ zijn, zelfs wanneer de nadruk wordt gelegd op ‘relaties’ en ‘leren van elkaar’.4

Te midden van genoemde spanning binnen de kerken is een van de belangrijkste dingen die de Zuid-Afrikaanse context leert als het gaat om luisteren naar de marge het volgende: de zendeling, de uitgezonden medewerker, de christelijke gemeenschap, ja: ieder christelijke individu, zal allereerst en bovenal moeten leren luisteren zonder doel én in de marge zelf.

Ik preekte enkele weken geleden in Langa, een township bij Kaapstad, over Marcus 9:30-37. In de voorbereiding realiseerde ik me: ík, de witte middenklasser, ben degene tot wie Jezus zich richt wanneer hij zegt: ‘Wees de minste en een dienaar van ieder.’ De mensen in Langa zijn degenen aan wiens kant Jezus staat, het kind dat Jezus in het midden roept.

Hebben zij mij niet meer te vertellen dan ik hen? De voorbereiding kon ik dan ook niet zonder hen doen – ik ben in gesprek gegaan met gemeenteleden over hun uitdagingen en hun verstaan van deze tekst.

Als het gaat om gesprekken over de kerk en LGBTIQ+ kan dat gesprek niet plaatsvinden zónder homoseksuele betrokkenen. Als een kerk nabij armen wil zijn, zal zij zich moeten bewegen onder die armen om met en naar hen te luisteren. Zij zal in haar diaconale of missionale plan haar ‘doelgroep’ moeten mee laten denken en schrijven. Anders gezegd: wat gerechtigheid en gelijkheid is kan alleen door benadeelden, door gemarginaliseerden zélf, goed gezegd worden, vanuit hún gezichtspunt.5 Wanneer we moeten toegeven dat ‘wij’ deel zijn van de gegoede middenklasse met toegang tot basisbehoeften én meer, kunnen wij wel aanwijzen wat onrecht volgens ons is, maar als het daarbij blijft zal onze positie en onze theologie nooit een geloofwaardige zijn.

In de bevrijdingstheologie wordt nadruk gelegd op ‘God’s preferential option for the poor’ – God is primair solidair met armen en gemarginaliseerden, en dientengevolge is dat ook de roeping van de kerk.6 ‘Luisteren naar de marge’ kan alleen in de marge zelf plaatsvinden. Dat in zichzelf is missie: luisteren zonder doel, en de eigen persoon zien als degene die moet leren en getransformeerd moet worden.7

Tsui//Guab is een Khoi-Khoi-woord voor God, letterlijk: ‘[de god met] de gewonde knie’. Geen God van witte kolonisten, geen God die gevangen neemt en mensen vernietigt, maar een God die naast zijn kwetsbare kinderen staat. Dit is wat ik leerde door te luisteren naar de mensen om mij heen, mensen in de marge van de Zuid-Afrikaanse samenleving. Het heeft mij veranderd, en ook mijn beeld van God.

Kritische zelfreflectie

De Nederlandse kerk (generaliserend) heeft wellicht de meeste overeenkomsten met de DRC. In christelijke kringen is er vaak een neiging naar ‘hulp bieden’ aan anderen (zendingswerk in het buitenland, hulp bieden aan vluchtelingen in eigen land), waarbij voorbij wordt gegaan aan machtsverhoudingen die daarbij een rol spelen.

Het koloniale tijdperk ligt achter ons, maar we moeten ons afvragen of er vandaag de dag niet net zo goed een systeem van machtsverhoudingen (globale economische netwerken, intellectuele structuren) in werking is dat we voor lief nemen, zonder het kritisch te bevragen.

Zelfs als de relatie tot de marge meer wederzijds is en de focus ligt op ‘luisteren’ en ‘wederzijds leren’, is het risico aanwezig datwe de ander niet in zijn of haar volle recht te zien. Onze betere positie geeft ons automatisch autoriteit boven de ander, wellicht zonder dat we ons daar bewust van zijn. Sterker nog: de Zuid-Afrikaanse context leert dat ‘de ander’ ook vaak automatisch in die rol zit, ervan uitgaand dat ‘de Europeaan’ het beter zal weten (welk beeld van God normatief is, hoe kerk-zijn werkt, etc.).

Met dit alles is niet gezegd dat onze intentie niet goed is. Vaak is dat het probleem niet. Maar ons ‘luisteren naar de ander’ kan nooit zonder kritische zelfreflectie: wie zijn wij? Welke machtsen positieverschillen spelen een rol? En waaróm willen we luisteren naar anderen? Alleen als we begrijpen wie we zelf zijn, waar we vandaan komen, ons bewust worden van verschillen in macht, dan alleen zijn we in een positie om naar anderen te luisteren en op een betekenisvolle manier autoriteit te delen.8

Wie de eigen positie onderkent kan dan wellicht, zijn of haar stem mét die van de marge verenigen. Dat kan alleen na geluisterd te hebben, na zélf veranderd te zijn door de stem van de marge.

Missionaal en missionair

Missionair (Afrikaans: missionêr) verwijst naar een koloniale manier van zending bedrijven, is in zekere zin geladen met macht, en gaat vooral over het mandaat van de kerk om mensen uit te zenden om discipelen te maken.

Missionaal verwijst expliciet naar het complete missionaire karakter van een kerk, en specifiek de plaatselijke gemeente, in haar eigen context. Het focust minder op ‘de kerk die zendt’, en meer op ‘het getuigen van een gemeente’ in alle vormen die je maar kunt bedenken (inclusief zending verder weg).

Het is wellicht net dat verschil in het Afrikaans, met daarbij de geschiedenis van zending in Zuid-Afrika in acht genomen, dat de discussie hier veroorzaakt.

Noten

1 Met name sinds de opkomst van bevrijdingstheologie, tweede helft twintigste eeuw. Zie o.a. Bosch, D.J., Transforming Mission. Paradigm Shifts in Theology of Mission, New York: Orbis Books, 2011, 442-458.

2 Ik beperk mij tot de zogenaamde Dutch Reformed Family of Churches, met name de Dutch Reformed Church (Nederduits Gereformeerde Kerk) en de Uniting Reformed Church (Verenigende Gereformeerde Kerk).

3 Zie Botha, J. & Forster, D.A., ‘Justice and the Missional Framework Document of the Dutch Reformed Church’, in: Verbum et Ecclesia, 38(1), 2017.

4 Vgl. Botha, J. & Forster, D.A., 2017.

5 Sterk betoogd door Wolterstorff, N.P., Journey towards Justice: Personal Encounters in the Global South, Grand Rapids: Baker Academics, 2013.

6 Vgl. Bosch, D.J., 2011, 445-448.

7 In mijn ervaring geeft Contextueel Bijbellezen mooie kansen tot het ‘delen van autoriteit’ – het stelt de stemmen uit en de marge in de gelegenheid zich te laten horen en invloedrijk te zijn.

8 Rieger, J., ‘Theology and Mission Between Neocolonialism and Postcolonialism’, in: Mission Studies 21(2), 2004, 201-226.

– Rineke van Ginkel is theologe en werkzaam namens Kerk in Actie bij het Beyers Naudé Centrum voor Publieke Theologie aan de Theologische Faculteit in Stellenbosch, Zuid-Afrika.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken