Menu

Premium

Meditatie: Onze geliefde broeder Paulus (2 Petrus 3:15)

De apostel Paulus heeft, nadat hij volgeling van Jezus Christus was geworden, in het vroege christendom aanvankelijk een ambivalent imago gehad – en ook nu moeten sommigen binnen de kerk niet zo veel van hem hebben. Toen hij voor het eerst aansluiting bij de gemeente te Jeruzalem zocht, reageerde men daar afhoudend omdat men de oprechtheid van zijn ommekeer en doop wantrouwde. Desondanks werd hij er tot op zekere hoogte geaccepteerd, maar een hartelijke band tussen Paulus en de gemeente in die stad is nooit tot stand gekomen, hoeveel moeite de apostel zich daarvoor ook getroost heeft. We hoeven alleen maar te denken aan de collecte die hij in de door hem gestichte gemeenten voor de ‘armen’ te Jeruzalem heeft georganiseerd, zonder dat iets erop wijst dat de opbrengst daarvan ook in dank is aanvaard. Het boek Handelingen rept slechts in het voorbijgaan van giften die Paulus naar Jeruzalem was komen brengen, zonder te vermelden dat die gaven daar ook welkom waren.

Dan hadden de christenen in Antiochië meer vertrouwen in hem. Daarvandaan werd hij met Barnabas op reis gestuurd om ook in andere streken het evangelie te verkondigen. Maar toen bleek dat Paulus ervan overtuigd was dat de Grieken door in Jezus te geloven rechtstreeks toegang hadden tot God de Vader, zonder dat zij zich aan allerlei voorschriften uit de wet van Mozes hoefden te houden, toen kwam er een delegatie uit Jeruzalem naar Antiochië om duidelijk te maken dat dat zo niet kon. Volgens het boek Handelingen is de kwestie na heftige discussies in der minne geschikt, maar we hoeven Paulus’ brief aan de Galaten maar te lezen om te zien dat niet alle predikers van het evangelie op zijn lijn zaten. Hij had concurrenten die meenden dat de wet van Mozes ook voor niet-joodse volgelingen van Jezus gold. ‘Jezus had toch zelf gezegd dat hij niet was gekomen om de wet en de profeten af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen? Dat hij soms wat vrij met de wetsvoorschriften was omgegaan, was één ding, maar Paulus’ opvatting dat de wet een vloek is voor ieder die zich er niet volkomen aan houdt, gaat veel te ver.’

Zelfs wanneer Paulus het wat rustiger formuleerde en betoogde dat God God is van Joden en heidenen, en dat zij allen, zonder onderscheid, ‘gerechtvaardigd’ worden als zij geloven in Jezus Christus, dan nog was dat voor veel christenen aanvankelijk onaanvaardbaar. Toch heeft die overtuiging, dat het geloof in Jezus de toegang tot de verlossing biedt en mensen in vrede met God doet leven, in het vroege christendom de overhand gekregen. Niet dat men onbelangrijk vond hoe de gelovigen zich vervolgens gedroegen. Ook Paulus bedoelde niet dat voor christenen de hele wet afgeschaft kon worden. Hij had het over ‘werken der wet’, en dat was een code voor die voorschriften die scheiding maakten tussen Joden en de andere volken; de besnijdenis bijvoorbeeld, en de reinheidsvoorschriften, de onderhouding van de sabbat en andere joodse feestdagen. Paulus kon niet geloven dat Christus, zijn opgestane en levende Heer die aan hem verschenen was, van al die Griekse en Romeinse en Galatische mannen vroeg zich te laten besnijden, alsof zij alleen langs die weg in gemeenschap met Christus en met zijn Vader konden leven. Hij was ervan overtuigd dat die voorschriften die een barrière opwierpen voor hen die niet van huis uit joods waren, hadden afgedaan, omdat Christus door zijn dood en opstanding die barrière had geslecht. In dat opzicht was Paulus zeer liberaal. Maar allerlei geboden bleven natuurlijk van kracht: dat je elkaar moet liefhebben voorop, en al die andere goede geboden die daaruit voortvloeien; dat je geen overspel en geen moord pleegt, dat je niet steelt en niet begeert wat van een ander is. Aan wie bij Christus hoort, groeit de vrucht van de Geest, en dan ga je in vrede en zachtmoedigheid met elkaar om. Paulus aarzelt niet in dat verband van ‘de wet van Christus’ te spreken. Hij wist wel dat kwaadwilligen uit zijn prediking opmaakten dat je dan maar mooi zondigen omdat er bij God altijd wel genade te vinden is, maar die interpretatie deed hij af als laster. Wie gedoopt is en zich aan Christus en zo aan God heeft toegewijd, is een nieuw leven begonnen en er dus niet maar op los leven. Wij worden op grond van ons geloof gerechtvaardigd, zegt Paulus, dus op grond daarvan krijgen wij toegang tot Gods koninkrijk, maar op het moment waarop wij voor de rechterstoel van Christus verschijnen, zullen wij worden beoordeeld op grond van wat we in het leven hebben gedaan, of het nu goed is of slecht. Van die verwachting is in de tweede brief van Petrus te lezen dat ‘onze geliefde broeder Paulus’ daarover heeft geschreven met de wijsheid die hem geschonken is, al wordt toegegeven dat zijn brieven soms moeilijk zijn te begrijpen, met als gevolg dat zij door onwetende en onstandvastige mensen worden verdraaid.

Hoewel Paulus’ positie in het vroege christendom uiteindelijk toch vrij algemeen werd overgenomen, zijn er eeuwenlang christenen geweest die zich tegen zijn visies hebben verzet en dichter bij de joodse godsdienst zijn blijven staan. Niet dat zij in de synagogen nog welkom waren trouwens, want na verloop van enige tijd werden mensen die Jezus als de Messias beschouwden daar niet meer geaccepteerd. Maar hoewel Paulus in het ‘katholieke’ christendom lange tijd als de apostel bij uitstek is beschouwd, lijkt zijn populariteit in onze tijd weer te zijn gedaald. Die afgenomen waardering wordt bijvoorbeeld weerspiegeld in de marginale plaats die in het leesrooster van de Raad van Kerken aan zijn brieven wordt toebedeeld. Hoe komt dat?

Soms meent men dat Paulus heeft bedacht dat Jezus niet alleen de Messias was, maar ook de Zoon van God die daarom zelf ook goddelijk was – iets waar tal van hedendaagse gelovigen niets meer mee kunnen beginnen. Paulus zou ook bedacht hebben dat Jezus voor de zonden van de mensheid was gestorven – ook al zo’n onverteerbaar stuk leer. Maar deze visie op Paulus’ vermeende nieuwlichterij wordt door historisch onderzoek van zijn brieven niet bevestigd. Al vóór Paulus waren christenen tot de overtuiging gekomen dat Jezus zich als ultiem offer voor de zonden had gegeven en na zijn opstanding naast God mocht worden vereerd. Dat behoort tot de oudste tradities van het christendom, die Paulus heeft overgenomen. Een ander punt waarop Paulus weerstand oproept, is dat hij zo eenzijdig zou hebben gehamerd op de rechtvaardiging door het geloof alleen, dat volgens hem de concrete levenshouding in wezen onbelangrijk zou zijn. Maar dat is, zoals we gezien hebben, een misvatting. Of heeft Paulus afgedaan omdat hij geen ruimte gaf aan vrouwen en aan homoseksuelen? Met vrouwen werkte hij graag samen in de verkondiging van het evangelie, maar de brieven op zijn naam bevatten inderdaad passages over hun sterk ondergeschikte positie. Kritisch onderzoek wijst uit dat die hoogstwaarschijnlijk niet van hem zelf, maar van zijn latere leerlingen afkomstig zijn. Ten aanzien van homoseksualiteit deelde hij de traditionele oudtestamentische opvattingen, en had hij een afkeer van de promiscue praktijken die in de Hellenistische wereld voorkwamen. Met homoseksuele liefde die in trouw wordt beleefd was hij niet bekend.

Moderne christenen ‘uit de heidenen’ die, om welke reden ook, geneigd zijn Paulus op een zijspoor te rangeren, zagen aan de tak waarop ze zelf zitten. Paulus’ ijver voor het openbreken van de grenzen van de vroegste christelijke gemeenten heeft er, menselijkerwijs gesproken, veel aan bijgedragen dat het goede nieuws van Jezus de wereld over kon gaan zonder door onnodige hindernissen belemmerd te worden. De hindernis van Jezus’ kruisdood en opstanding is al lastig genoeg! In de gemeenschap der heiligen ‘verdient’ deze apostel een belangrijke plaats. Zelf zal hij stellig benadrukken dat hij zijn erepositie temidden van de profeten en de apostelen aan Gods genade te danken heeft.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken