Menu

Basis

Meer dan rampzalig…?

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep
Op vrijdag 13 maart 2020 kopte de Volkskrant: ‘Nederland valt stil’ en in andere landen was te lezen: ‘wij gaan op slot’ of iets vergelijkbaars. In heel veel landen werden er vergaande maatregelen genomen om het coronavirus (covid-19) tegen te gaan en sindsdien is er geen nieuwsuitzending meer geweest die niet beheerst werd door de gevolgen van het virus.

Veel eerder al had de redactie besloten een heel nummer van Schrift te wijden aan Jeremia en Klaagliederen. Van het virus was toen nog geen sprake, zelfs nog niet in China. En toen de auteurs hun bijdragen leverden was van de ontwrichting die we vandaag zien als gevolg van deze pandemie ook nog geen sprake. Inmiddels is de toestand in de wereld rampzalig en vooralsnog onvoorspelbaar. Als de situatie volslagen onoverzichtelijk wordt dan moet je die niet eens meer rampzalig noemen, maar catastrofaal. Waar gaat dit naartoe? De verspreiding van het virus wereldwijd raakt mensen fysiek en psychisch als het om hun gezondheid gaat, maar ook hier geldt dat een ongeluk nooit alleen komt. Ook sociaal en economisch wordt de hele samenleving geraakt en uit haar voegen gerukt – en weten we werkelijk nog niet waartoe dat allemaal zal leiden. Het is alsof de grond onder onze voeten is weggeslagen. Daarbij komen er als vanzelf onbeantwoordbare vragen op. Waarom? Waarom nu? Waarom wij allen? Het virus gaat zijn gang, overal, ongeacht leeftijd, rang of stand. Op internet zijn al berichten te lezen waarin beweerd wordt dat dit alles een straf van God is of dat onze planeet nu eindelijk voor zichzelf opkomt. En ook van complottheorieën is er, zoals te verwachten was, al sprake. In dit licht is het zinvol om te zien hoe er eerder in de geschiedenis op grote rampen is gereageerd, ook over vele, vele jaren heen. In dat licht blijft het als vanzelf ook zinvol om stil te staan bij Jeremia en Klaagliederen, omdat het in deze geschriften gaat om rouw, troost en hoop. Dat het woord ziekte maar een keer voorkomt in Jeremia (16,4) maakt het nog niet onmogelijk om zijn oude woorden vanuit rouw, troost en hoop in een nieuw licht te lezen.

Terug naar het virus. Is er bij zoveel ongrijpbaar leed sprake van erg, erger, ergst? Nee, leed doet zich in vele vormen voor en er is simpelweg geen enkele meetlat die op al die vormen zomaar aan te leggen is. Niettemin heeft de historicus Kyle Harper gesproken over het jaar 536 als het ergste jaar in onze hele geschiedenis*. Dat jaar begon met een of twee vulkaanuitbarstingen (misschien in El Salvador of op IJsland). Door die uitbarstingen werd de hemel lange tijd verduisterd door stof, met als gevolg extreme kou. Tevens werd men geconfronteerd met tsunami’s, droogteperioden, aardbevingen en hongersnood. Onbeschrijflijke ellende die voortduurde tot in het midden van de zevende eeuw. Hier was geen sprake van langzame veranderingen, nee, alles stond in korte tijd totaal op de kop. Oogsten was onmogelijk om dat er eenvoudigweg haast niets meer groeide. In het jaar 541 ontstond vervolgens ook nog ’s werelds eerste pandemie, de Justiniaanse pest, die met verschillende perioden aanhield tot het jaar 750. Een zekere Prokopios schreef in die dagen: In die tijd zag men nauwelijks mensen in de straten van Byzantium (Constantinopel). Alle arbeid viel stil en het was moeilijk om nog aan brood te komen. Kortom, het was meer dan vreselijk en dat is deels, helaas, nu weer herkenbaar. Toch heeft de mens het jaar 536 en de jaren die daarop volgden overleefd. Behalve een historicus heeft niemand er nog enige herinnering aan en zo is het mogelijk dat ook rampspoed in de vergetelheid raakt. Niet echter bij Jeremia en in de Klaagliederen, ook al is hun rampspoed niet virusgerelateerd. Onomwonden wordt tegenslag in deze oude teksten bij naam genoemd en niet weggepoetst of vergeten. Tegelijkertijd heeft de tegenslag niet het laatste woord. Er is ook sprake van hoop en uitzicht. Als onze huidige situatie op korte termijn beheersbaar wordt (door een vaccin bijvoorbeeld) dan zullen we (economische) pleisters plakken en de draad van het dagelijks leven weer opnemen waar die bleef liggen. Zo goed en zo kwaad als dat dan nog gaat. Rouw blijft sowieso. Lukt het ons niet de situatie het hoofd te bieden, dan kan dat leiden tot een breuk in het verloop van onze geschiedenis. Een blijvend scharnierpunt. Voor Israël was de ballingschap zo’n scharnierpunt. En de rampen die Harper beschrijft markeren de overgang van de klassieke oudheid naar de middeleeuwen. We zijn er misschien nog lang niet, al is het jaar 2020 nu al historisch.

We zien op dit moment dat de pandemie tot nu veel goeds in ons heeft losgemaakt. Mensen in de verpleging werken in tijd en inzet op de top van hun kunnen en ook in de samenleving buiten de ziekenhuizen zien we dat mensen met alle creativiteit die denkbaar is naar elkaar omzien. Historisch blijkt het helaas ook zo te kunnen zijn dat een epidemie vervolgens het slechtste in ons losmaakt (Frank Snowden). We weten niet wat ons nog te wachten staat.

Intussen kan een bezinning op Jeremia en Klaagliederen vanuit de huidige situatie nog zinvol zijn, ook al hebben de auteurs in dit nummer niet vanuit de huidige ontwrichting kunnen schrijven.

Literatuur

• Kyle Harper, ‘The fate of Rome, Climate, Disease and the End of an Empire’. Princeton University Press 2017/2018.

• Frank Snowden, Epidemics and Society. From the Black Death to the Present. (Nog niet over covid-19) Yale University Press, 2019.

* Los van dit voorbeeld zijn er in de geschiedenis vanaf 3000 voor Christus tot op de dag van vandaag maar liefst twaalf grote epidemieën aan te wijzen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken