Menu

Premium

Met de kinderen: Blindemannetje

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Marcus 8,22-26

Verhaal

‘Laten we blindemannetje spelen, op het plein,’ zeggen de kinderen. ‘Bartje is ’m.’

Bartje krijgt een doek om z’n hoofd. Hij wordt drie keer rondgedraaid. En dan moet hij de kring rond om te raden wie hij heeft beetgepakt. Ze lachen hem uit, want Bartje kan het niet raden. Hij loopt maar wat rond. Hij kan niemand vinden. Waar zijn ze allemaal?

Opeens hoort hij een stem die zegt: ‘Wat zoek je?’

‘Ik kan die blinddoek niet afkrijgen,’ zegt Bartje.

‘Kom maar hier,’ zegt de stem. ‘Ik help je.’

Opeens kan Bartje weer zien. Het plein is leeg. De stem blijkt van een oude mevrouw met een rollator. ‘Zo,’ zegt ze, ‘nu zie je weer wat.’

‘Maar ik zie niemand,’ zegt Bartje. ‘Ik zie alleen maar bomen, geen kinderen.’

Maar als hij goed kijkt heeft een boom een arm, en daar een boom een been. En daar een paardenstaart. Twee bomen giechelen. Bartje loopt zachtjes naar de boom met de paardenstaart toe en trekt er eens flink aan. ‘Au,’ zegt de boom. Het is Elsje die erachter zit.

‘Waar waren jullie?’ roept Bartje. ‘Jullie hadden je verstopt. Dat mag niet bij blindemannetje. Je moet de blinde altijd een beetje helpen.’

Daar is de mevrouw met de rollator weer. Ze moet naar de dokter. De kinderen lopen mee. ‘Mevrouw, mevrouw, is het vervelend om met zo’n karretje te lopen?’

‘Nou,’ zegt ze, ‘dat is niet altijd zo leuk.’

‘Speelt u weleens?’ vragen ze dan.

‘Altijd,’ antwoordt ze. ‘Ik speel dat ik een zielig oud dametje ben, maar eigenlijk ben ik een prinses. Ja, en dit is mijn koets. Jullie zien dat niet, want jullie hebben geen sprookjesogen.’

‘O, ik zie het,’ roept Elsje.

‘Ik ook,’ roept Marcel.

Ik zie niks, denkt Bartje, maar dat zal wel aan mij liggen.

Daar gaan ze, naar de dokter. ‘O, o,’ zegt de mevrouw, ‘wat een toestand, de dokter zal me zien aankomen.’

Ze heeft mij geholpen, denkt Bartje. Ze is een goed mens, misschien is ze echt wel een prinses. Wie weet. Maar hij zegt het tegen niemand.

Kijken

Ik kan kijken, ik vind het normaal.

Alle kinderen kijken, bijna allemaal.

Maar als je eens blind was, zoals die man,

dan kan je niet veel, dan was er niks an.

Dan kreeg je een hond, dat lijkt me wel fijn,

die helpt je op straat om zelfstandig te zijn.

Als je niet kijken kan, kun je niet lezen,

en geen tv kijken, wat saai zou dat wezen.

Die blinde man zegt: met mij gaat het goed.

Als er maar eentje is die je helpt als het moet.

Bij Marcus 8:22-26

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken