Menu

Premium

‘Mijn ziel is diepbedroefd’

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 51,12-23 en Matteüs 26,36-46

Emoties, we smullen ervan. Als er geen emoties vertoond worden, haken we snel af. Prachtig dus, dat de Jezus zoals Matteüs Hem tekent, bedroefd en beangstigd is tot de dood. Of toch niet?

Ulrich Luz besteedt in zijn commentaar op Matteüs

U. Luz, Matthew 21-28: a commentary, 2005.

ook ruime aandacht aan de reacties op de bijbeltekst door de eeuwen heen. Een groot probleem voor de antieke lezers van Matteüs 26 waren de angst en droefheid van Jezus. Jezus was niet zomaar lupros, bedroefd, maar perilupos, als in Psalm 42-43 (Septuagint). En dat nog wel: tot de dood! Hoe kan iemand die waarlijk God is, zulke emoties ondergaan? Verschilt God juist niet hierin van mensen, dat Hij niet onderhevig is aan emoties en zich in gelukzalige onverstoorbaarheid bevindt? De heiden Celsus bijvoorbeeld schimpt rond het jaar 180: ‘Het is duidelijk, dat, aangezien hij God was en bewust handelde, hetgeen hij opzettelijk deed, noch pijnlijk noch bedroevend voor hem kon zijn. (…) Waarom klaagt en weent hij dan luid en bidt hij dat hij de angst van de dood mag ontgaan?’ Luz concludeert: voor deze critici is Jezus ‘not even Socrates, much less God’ (394). Socrates ging zijn dood moedig tegemoet. Jezus is tot de dood bedroefd en beangst.

Probleem voor antieke lezers

Geen wonder dat vele christelijke commentatoren door de eeuwen heen hier een probleem zagen. De oplossing was vaak dat de emoties aan Jezus’ menselijke natuur werden toegeschreven, terwijl zijn goddelijke natuur er vrij van bleef. Of dat Jezus geen emotie (passio) had, maar slechts het begin ervan (pre-passio). Er staat immers: ‘Hij begon beangst te worden’ (Mat. 26,37). Of men zegt dat Jezus actief koos voor deze emoties en er dus niet onderhevig aan was. Vanaf de Middeleeuwen werden de emoties van Jezus steeds volmondiger erkend. Voor weinig lezers van nu zal de dodelijke angst en droefheid van Jezus een theologisch raadsel zijn dat om oplossing vraagt.

Het is moeilijk voor te stellen welk een probleem de passio van Jezus voor de antieke en middeleeuwse lezers was. Het idee dat emoties inferieur zijn, typisch iets voor stervelingen, is ons vreemd; ze staan in onze ‘emo-cultuur’ juist hoog aangeschreven. De apatheia (emotie-, passieloosheid), het ideaal van ooit, is bij ons iets negatiefs: apathie. Gevoelens hebben en erover kunnen praten wordt alom gewaardeerd. Dat Jezus als een echt mens in dodelijke angst verkeert, brengt Hem alleen maar dichter bij ons.

Emoties en emoties

En toch. Houden we misschien heimelijk toch niet vast aan het oude ideaal van de gelukzaligheid der apatheia? Was het niet mooier geweest als Jezus net zo rustig als Socrates zijn lot had ondergaan en het net zo moedig onder ogen had gezien? We waarderen emoties positief, maar zijn sommige (bijvoorbeeld angst) niet less equal dan andere (Orwell)? Gevoelens: best, maar dan liefst wel Zwitserlevengevoelens. Geen rauwe doodsangst, dan zappen we weg. Liturgisch vertaald: niet te zwaar, weinig psalmen (eentje dan, vooruit). Met een goed gevoel naar huis, gesterkt in het godsvertrouwen. Kafka zou zeggen: het ijs van het gefrorene Meer in uns weer een centimeter aangegroeid.

Nog even over het antieke probleem: het is een schijnprobleem. Wie de Schriften leest, komt niet snel op het idee dat God geen emoties kent. Zeker, het concept ‘God’ is er onverenigbaar met emoties, maar de levende Heer niet. Orthodoxie hoeft met Jezus’ emoties geen theologisch probleem te hebben. Jezus kan als vere homo én als vere Deus geëmotioneerd zijn.

Droefheid en angst dus bij Jezus; maar geen ongearticuleerde uitbarstingen. Programmamakers vinden emoties ‘echter’ naarmate ze zich minder begeven in voorgevormde beddingen. Jezelf uiten in voorgegeven woorden of rituelen is minder authentiek, heet het. Maar het gekke is dat die zogenaamd echte emoties in de praktijk juist ongelofelijk stereotiep en modegevoelig uitpakken, terwijl een door traditie gevormd mens werkelijk karakteristieke emoties vertoont. In elk geval: ook nu bedient Jezus zich van de psalmen; dit keer Psalm 42,6.12 en 43,5. In de Naardense Bijbel staan de woorden als citaat aangemerkt.

‘Mijn Vader’

Belangrijker nog is dat Jezus’ eigen gebed (Mat. 6) terugkeert. ‘Uw wil moet geschieden’ (26,39). Jezus klettert niet van de roze wolk van het ‘vertrouwen’ af en verliest zijn geloof. Hij houdt ook nu eenvoudig vast aan zijn Vader. Helpt zijn bidden? ’t Klinkt misschien vrijzinnig, maar het verandert alleen iets in Jezus zelf. Verder blijft alles onveranderd, ook het gesnurk van de leerlingen. Zijn bidden sorteert geen effect buiten Jezus’ eigen gemoed. Maar moet dat dan? Vergelijk Jezus’ eerste met zijn tweede gebed. Hij accepteert de beker, ‘met gal gevuld tot aan de hoogste rand’ om met Bonhoeffer te spreken (LbK Gez. 398:3 of LB 511:3). Na het derde gebed is Hij vastberaden. ‘Sta op, laten we gaan’ (26,46). Eenmaal voor de hogepriester staand, is elk spoor van onzekerheid bij Hem weg.

Jezus zet de beker aan zijn lippen. In Jesaja 51,12-23 komt het woord ‘beker’ vier keer voor: de beker van de Grimmglut des Heren (Buber). Er is ook een ‘beker der verlossing’ (Ps. 116,13), een ‘troostbeker’ (Jer. 16,7) en in Psalm 16,5 is de Heer het ‘deel mijns bekers’. Maar meestal gaat het over een beker gevuld met toorn. Volgens de kanttekeningen is het beeld bij de beker dat van de ‘Huisvader, die elken huisgenoot zijn beker drank toedeelde’ (zie bij Psalm 16,5). Het is niet licht onverteerbaar dat de Vader zijn Zoon deze beker toedeelt, ook niet als je theologisch verantwoorde gedachten hebt over Gods toorn als das brennen seiner Liebe (Barth). Maar: een gifbeker was het niet. Jezus is ook in dit opzicht geen Socrates. De beker van Vaderswege staat toch dichter bij een bitter, geneeskrachtig drankje dan bij een gifbeker.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken