Menu

Premium

‘Mijn Zoon zijt Gij; Ik heb U heden verwekt’

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 52,7-10 en Hebreeën 1,1-12

Op Eerste Kerstdag worden elk jaar dezelfde schriftlezingen aangeboden, waardoor de bijbelteksten voor de meeste voorgangers (en hun gemeenteleden?) een zeer vertrouwd karakter hebben gekregen. Het is niet eenvoudig om door de vertrouwde klanken heen nog iets nieuws te horen. Enerzijds is dat misschien ook helemaal niet belangrijk: het Kerstfeest is een feest van dierbaar geworden tradities en daarbij horen vertrouwde teksten uit de Bijbel. Vandaar dat ik gekozen heb voor een exegese van Jesaja 52,7-10, naast Lucas 2 waarschijnlijk de bekendste Kerstbijbeltekst.

Anderzijds kan een frisse kijk op het wonder van God die als mens in de wereld gekomen is, weer nieuwe inspiratie geven. Vandaar mijn keuze voor de (mij) relatief onbekende tekst uit de Brief aan de Hebreeën als tweede tekst.

Vertrouwd en vreugdevol

De vertrouwde tekst uit het boek Jesaja staat vol woorden die vreugde wekken. Bepaalde woorden of woordstammen komen telkens weer terug: ‘(laten) horen’ (Hebr.: sjama‘, tweemaal in vers 7), ‘boodschappen’ (Hebr.: basâr, tweemaal in vers 7), ‘juichen’ (Hebr.: ranan, in vers 8 en 9), ‘zien’ (Hebr.: ra’ah, tweemaal in vers 8 en 10) en ‘ogen’ (‘ajin, driemaal in vers 8 en 10), en tot slot ‘heil’ of ‘redding’ (Hebr.: jesjoe‘ah, in vers 7 en 10). Daartussen staan woorden als: ‘liefelijk’, ‘goed’, ‘koning’, ‘vrede’, ‘terugkeren’ en ‘troosten’.

Alleen al door het woordgebruik wordt zo een vreugdevolle en hoopvolle stemming gewekt. Daarvoor hoef je nog niet eens te begrijpen wat er precies gezegd wordt. Dit geeft een intrinsieke kracht aan de tekst, waardoor je hem eindeloos kunt horen, zonder dat hij aan betekenis inboet.

JHWH zal zijn volk vrijkopen

De precieze betekenis is natuurlijk ook belangrijk. De kern van de boodschap is omraamd door al deze woordherhalingen en staat in Jesaja 52,9c-d: JHWH troost zijn volk, Hij koopt Jeruzalem vrij. Aan het volk Israël, dat in ballingschap verkeert, wordt een nieuwe exodus in het vooruitzicht gesteld, een uittocht uit de ballingschap, terug naar de ruïnes van Jeruzalem. De heilige stad zal opnieuw worden opgebouwd en het volk Israël zal weer in het eigen land wonen en zich door God laten leiden. Dan zal er vrede heersen en voorspoed.

Het ‘vrijkopen’, ‘verlossen’, ‘lossen’ (Hebr.: ga’al) van het volk door God is een belangrijk thema in het boek Jesaja en komt daar veelvuldig voor. Het gaat terug op regelingen in de Tora, zoals bijvoorbeeld die over het sabbatsjaar en het jubeljaar, waarin alles wat verpand werd, moet worden teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaar (Lev. 25,23-24). Een bekend voorbeeld voor dit ‘(ver)lossen’ is het boek Ruth, waarin Boaz het land van Naomi terugkoopt en bovendien met Ruth trouwt (Ruth 4).

Het ‘lossen’ is een vorm van gerechtigheid, waardoor ervoor gezorgd wordt dat een familie niet generaties lang moet lijden onder een beslissing van een voorouder. Wanneer iemand besluit of gedwongen wordt het geërfde land te verpachten, is met de wetgeving van het ‘lossen’ verzekerd dat een latere generatie het land weer terug in zijn bezit krijgt. God heeft zelf dit recht ingesteld voor zijn land, en Jesaja profeteert dat God zich zelf ook aan dit recht houdt. Hij treedt zelf op als losser en koopt zijn volk vrij uit de situatie (de ballingschap) waarin een vorige generatie is beland.

Vanuit deze gedachte zijn we niet ver af van de belofte van de Messias, die God stuurt om zijn volk te bevrijden of los te kopen. De verbinding met het Kerstfeest is duidelijk.

Een lofzang op Gods Zoon

De eerste verzen uit de Brief aan de Hebreeën hebben een heel eigen schoonheid. Vooral aan de oorspronkelijke lezers en hoorders, die vertrouwd waren met de Septuaginta, moeten de vele citaten (1,5-14) opgevallen zijn. De verzen 1-4, die in het Grieks samen één zin vormen, zetten de toon. Eeuwenlang heeft God tot zijn volk gesproken door de profeten, maar nu zet Hij zijn eigen Zoon in. Dit kondigt aan dat de tijd ten einde loopt. Deze Zoon heeft vele eigenschappen: Hij is de erfgenaam, maar Hij was ook aan het begin der tijden, bij de schepping, al bij God (1,2). Hij is Gods evenbeeld (letterlijk: de afdruk van Gods wezen, 1,3) en zijn woord draagt alles. Al deze eigenschappen wijzen op meer dan een Zoon alleen: Hij is God zelf, Schepper en drager van al het bestaande. Pas na deze immanente eigenschappen wordt naar de menswording van de Zoon verwezen (1,3): Hij heeft, als historische daad, de reiniging van onze zonden voltrokken. Daarna is Hij teruggekeerd en zit weer aan Gods rechterhand. Hij is ver verheven boven Gods dienaren, de engelen (1,4).

‘Hem moeten alle engelen Gods huldigen’

Dit laatste wordt vervolgens onderstreept door een lange rij van bijbelcitaten, voornamelijk uit de Psalmen. Het is aardig om deze citaten na te lezen, omdat wij met onze moderne ogen in de meeste teksten geen verwijzingen naar engelen, laat staan naar Gods Zoon, zien. Als logische redenering, want zo is de tekst bedoeld, is het niet bepaald overtuigend. Wel wordt hier, meteen aan het begin van de Brief aan de Hebreeën, duidelijk gemaakt: Jezus is de Messias naar wie al eeuwenlang werd uitgezien. Als de boodschap die de engelen brachten, de Tora, al zo belangrijk was, is het nog veel belangrijker te luisteren naar de boodschap die de Zoon ons gebracht heeft (2,1-4).

Zo wordt ons op deze Eerste Kerstdag door deze beide schriftlezingen duidelijk gemaakt waarom het gaat. Niet het schattige kindje in de kribbe is doorslaggevend, maar het heil dat aanbreekt, omdat God zelf als mens in de wereld is gekomen om ons te bevrijden.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken