Menu

Basis

Moreel beraad als een speelveld van het goede leven

Ethiek is de systematische reflectie op het vraagstuk van het goede leven. We kunnen op diverse wijzen ‘aan ethiek doen’. Moreel beraad, de methodische dialoog van professionals over een ethische kwestie, is een van die manieren. Met name in de zorg is moreel beraad over het algemeen gangbare praktijk.

In de literatuur over moreel beraad is veel aandacht voor methodologische aspecten ervan. Minder aandacht is er voor de vraag naar de relatie van moreel beraad als praktijk tot het goede leven als zodanig. Daarover gaat deze bijdrage.

Ik onderscheid drie niveaus waarop moreel beraad en ethiek zich tot elkaar verhouden:

• het niveau van de in het moreel beraad geobjectiveerde ethiek

• het niveau van het moreel beraad als instrument dat gebruikt wordt binnen een bepaalde praxis

• dat van het moreel beraad als praxis zelf

Ik zet uiteen hoe met name op dit laatste niveau het goede leven in het moreel beraad zichtbaar kan worden.

Ethiek in het moreel beraad

Moreel beraad is een dialogische gespreks-vorm, waarin een kleine groep betrokken professionals (casusinbrenger, deelnemers, gespreksleider) een ethische puzzel bespreekt. In deze gespreksvorm stellen professionals ethische kwesties methodisch aan de orde, en zoeken naar een manier om adequaat, dat wil zeggen ethisch verantwoord, in de praktijk met een ethische kwestie om te gaan. Met behulp van moreel beraad ‘doen’ professionals ‘aan ethiek’.

Ethiek brengt de kwestie van het goede leven ter sprake, en de betekenis van ons handelen hierbij; zij thematiseert de verantwoordelijkheid voor het goede leven van onszelf en dat van de ander(en). In het moreel beraad doet zij dat in de vorm van een casus, een beschrijving van een praktijksituatie waarbij sprake is van handelingsverlegenheid, die beschreven wordt in de ethische vraag, die leidend is voor het moreel beraad. Op dit niveau is ethiek, in de vorm van een casus en een bijbehorende ethische vraag, het object van moreel beraad.

Ethiek van het moreel beraad

Doordat we in het moreel beraad ‘aan ethiek doen’ door in deze gesprekvorm een casus en een ethische vraag ter sprake te brengen, is moreel beraad dienend aan het goede leven, zoals dat vorm kan krijgen in de professionele praktijk.

Moreel beraad is een instrument, dat voor een bepaald doel dient te worden ingezet. Het helpt bij de realisatie van systematische, vrije en hygiënische reflectie in een veilige omgeving, met het oog op het goede leven.

Instrumenten kunnen echter ook voor andere doelen worden ingezet, dan waar ze primair toe dienen. Moreel beraad, als instrument, vormt hierop geen uitzondering. Bijvoorbeeld wanneer het moreel beraad wordt ingezet om een bepaald beleidsdoel te bereiken, de visie van de opdrachtgever te bekrachtigen, fouten weg te moffelen, en wanneer, bijvoorbeeld met het oog op een van deze doelen, deelnemers verplicht worden om aanwezig te zijn. Doel van het moreel beraad lijkt dan weliswaar de realisatie van een goed gesprek over een ethische kwestie, maar in werkelijkheid wordt het beraad ingezet voor andere doelen, bijvoorbeeld bepaalde managementdoelen, die niet noodzakelijk samenvallen met de realisatie van het goede leven. Bovendien zal men over deze werkelijke doelen zelden transparant zijn.

In gevallen van oneigenlijke (en niet-transparante) inzet van moreel beraad is de ethiek van het moreel beraad (De Bree & Veening 2016, 61) in het geding. Dit brengt aan het licht dat het in het moreel beraad dus niet alleen over ethiek gaat, maar dat moreel beraad zelf ook een ethiek heeft. Het kent principes, zoals veiligheid en vrijheid, die bedreigd worden wanneer de doelstelling waarmee het moreel beraad wordt ingezet, niet strookt met het doel van het moreel beraad zelf: door middel van reflectie en dialoog bijdragen aan de realisatie van het goede leven.

Moreel beraad als praxis

Het moreel beraad kent dus principes, of morele waarden. Hierboven beschreef ik, hoe deze betrekking hebben op het instrumentele gebruik van moreel beraad. Daarnaast hangen ze samen met de kwaliteit van het moreel beraad als praxis, los van zijn instrumentele toepassing.

Daarbij gaat het om waarden als gelijkwaardigheid (van de deelnemers), vrijheid (in het gezamenlijke onderzoek en in het spreken) (Van Dartel & Molewijk 2014, 33-34). Zoals De Bree en Veening het verwoorden: ‘Morele beraden zijn principieel vrije en open gesprekken, waarin alles wat relevant is, gezegd moet kunnen worden.’ Vrijmoedig spreken is in dit verband een belangrijke deugd (cf. Foucault 2004).

Deze waarden zijn bepalend voor de wijze waarop het gesprek dient te worden gevoerd, dat wil zeggen voor de kwaliteit van het moreel beraad. Deze kwaliteit wordt geborgd door de methode en de rolopvatting van de gespreksleider, en uiteindelijk al dan niet gerealiseerd in het moreel beraad als gezamenlijke praxis.

Uitgangspunten

Niet ieder gesprek over een ethische kwestie is een moreel beraad. Duidelijk is inmiddels, dat dit gesprek aan bepaalde criteria, of uitgangspunten, moet voldoen.

Door reflectie en dialoog bijdragen aan de realisatie van het goede leven
Vrijmoedig spreken is in dit verband een belangrijke deugd

• Ten eerste vindt moreel beraad plaats op basis van een methode (stappenplan). De laatste decennia werden diverse methoden voor moreel beraad ontwikkeld. Deze methoden bestaan grosso modo uit dezelfde elementen: presentatie van de casus, verzameling van feitenmateriaal, formuleren van de ethische vraag, analyse (aan de hand van morele waarden), afweging, en advies of besluit.

• Ten tweede wordt het moreel beraad gemodereerd door een getrainde gespreksleider. Zijn of haar taken zijn tweeledig. In de eerste plaats ziet hij of zij toe op het ordelijk verloop van het moreel beraad conform het gekozen stappenplan. In de tweede plaats draagt hij of zij zorg voor de principes die leidend zijn voor het moreel beraad.

Moreel beraad is immers geen wilde discussie of een pittig debat, maar een constructieve dialoog – een ontmoeting met de ander en zijn of haar opvattingen. Die ontmoeting dient plaats te vinden in een veilige, vrije ‘ruimte’, dat wil zeggen een gespreksomgeving waarin je je eigen opvattingen niet hoeft prijs te geven, maar deze vrijmoedig met elkaar kunt uitwisselen. In deze dialogische ruimte, die in het moreel beraad als praxis dient te worden gerealiseerd en gehoed, komen uiteenlopende perspectieven samen, zonder dat daarbij gestreden wordt om een winnend perspectief.

• Het derde niveau waarop moreel beraad en ethiek zich tot elkaar verhouden, komt dus in het moreel beraad zelf aan het licht, als reflexieve en dialogische praxis, waarin een veilige, vrije ruimte tot stand kan worden gebracht. In het moreel beraad wordt gereflecteerd over de ethische aspecten van de praxis (eerste niveau), voorts is het moreel beraad een instrument (tweede niveau), en ten derde is het moreel beraad zelf eveneens praxis – en als zodanig kan het moreel beraad zelf object van ethische reflectie zijn. Ook in het moreel beraad wordt het goede al dan niet gerealiseerd.

Komt het goede in het moreel beraad in gevaar, bijvoorbeeld wanneer de deelnemers elkaar niet laten uitspreken, en de gespreksleider hierop geen passende interventie doet, dan betekent dit, dat de kwaliteit van het moreel beraad te wensen overlaat. Kwaliteit hangt in dit verband dus samen met het moreel goede.

De gespreksleider

Dat moreel beraad als zodanig een ethisch relevante praxis is, heeft implicaties voor de rol en de taakopvatting van de gespreksleider. Hij of zij dient onafhankelijk te zijn, ondersteuning te bieden aan de groep, en borg te staan voor het vertrouwelijke en veilige karakter van het moreel beraad (De Bree & Veening 2016, 67). Hij of zij hoedt en behoedt; in de meest letterlijke zin van het woord is de taak van de gespreksleider pastoraal. Zorgzaamheid, ten dienste van het goede leven, is een kernwaarde.

De gespreksleider is de hoeder van het dialogische karakter van het moreel beraad. Weliswaar komt dialoog tot stand in de interactie van de deelnemers, maar het is aan de gespreksleider om de voorwaarden voor deze dialoog te helpen creëren, en hier borg voor te staan door middel van passende interventies.

Bijvoorbeeld wanneer in het moreel beraad een deelnemer met relativerende opmerkingen op een zijspoor wordt gezet; dit mag een gespreksleider niet laten passeren. Immers, dit is een vorm van machtsvertoon, die een bedreiging vormt voor het dialogische en veilige karakter van het gesprek. De Bree en Veening zijn hier dan ook helder over: ‘Wees daar zeer op gespitst, en neem de eventuele outsider direct in bescherming’ (2016, 81).

Aldus blijkt het moreel beraad een praktijk te kunnen zijn van rechtvaardigheid, zorgzaamheid, en mogelijkheid van heling.

Object van ethische reflectie

Als praxis kan het moreel beraad dus object van ethische reflectie zijn. Bijvoorbeeld door het stellen van de vraag naar de ethische aspecten van de taakopvatting van de gespreksleider: doet de gespreksleider er al dan niet goed aan, om macht aan te wenden – bijvoorbeeld door een dominant persoon in het moreel beraad ‘in de wacht’ te zetten, of door de deelnemer die in het bovengenoemde voorbeeld op een zijspoor wordt gezet in bescherming te nemen, terwijl het moreel beraad zelf toch een machtsvrije dialoog beoogt te zijn? Wat betekent het vanuit ethisch perspectief, wanneer een gespreksleider de vrijheid van de deelnemers behoedt en waarborgt, door in zijn of haar handelen onvrijheden op te werpen? En wat is de morele rechtvaardiging van dit handelen?

Praxis van zorgzaamheid

Moreel beraad is een relationele praktijk. Door middel van het moreel beraad (tweede niveau) dienen de deelnemers en de gespreksleider de casusinbrenger te helpen bij handelingsverlegenheid. Deze praktijk heeft een helpend karakter. Maar ook op andere niveaus komt dit helpende karakter aan het licht. De Bree en Veening formuleren interventies van de gespreksleider bijvoorbeeld op de volgende wijzen: ‘In deze fase help je [als gespreksleider] de deelnemers om verschillende antwoorden te formuleren op de kernvraag’ (De Bree & Veening 2016, 49), of: ‘als een deelnemer het lastig vindt om een kernvraag te formuleren, neem dan [als gespreksleider] deze verantwoordelijkheid niet te snel over, maar vraag andere deelnemers om te helpen’ (45).

Een kwalitatief en ethisch goed moreel beraad vereist dus een zorgzame houding, zowel van de gespreksleider als van de deelnemers onderling. Het feit dat elk moreel beraad trekken van een socratisch gesprek heeft (Van Dartel & Molenwijk 2014, 57; De Bree & Veening 2016, 117) brengt ons bij het maïeutische aspect van het moreel beraad als relationele praxis. Deelnemers, casusinbrenger en gespreksleider helpen elkaar, op de manier van vroedvrouwen (Grieks: maieus), bij de geboorte van inzichten omtrent de kwestie van het goede leven in een concrete praktijksituatie. Dit betekent dat de kwestie van het goede leven in het moreel beraad zelf dus reeds, als relationele praxis, een zorg-ethisch relevant antwoord vindt.

Zorgzaamheid, ten dienste van het goede leven, is een kernwaarde

Verschillende ‘uitkomsten’

In en rondom het moreel beraad wordt dus op meerdere wijzen ‘aan ethiek gedaan’. Dit toont zich eveneens in het feit, dat het resultaat van een moreel beraad (de ‘uitkomst’, het antwoord op de ethische vraag) vanuit het oogpunt van kwaliteit ondergeschikt is aan de weg waarlangs dit resultaat tot stand komt.

Afhankelijk van de samenstelling van een moreel beraad-groep kan dezelfde ethische kwestie tot verschillende ‘uitkomsten’ leiden. Dit betekent niet, dat in zulke gevallen het ene moreel beraad in kwaliteit voor het andere onderdoet. De kwaliteit van het moreel beraad doet zich immers voor in het beraad als praxis, niet in haar resultaat. Het moreel beraad is, als relationele gesprekspraktijk, een speelveld van het goede leven.

Literatuur

Bree, M. de & Veening, E. (2016). Handleiding moreel beraad. Praktische gids voor zorgprofessionals. Assen: Koninklijke Van Gorcum.

Dartel, H. van & Molewijk, B. (red.) (2014). In gesprek blijven over goede zorg. Overlegmethoden voor ethiek in de praktijk. Amsterdam: Boom.

Foucault, M. (2004). Parrèsia. Vrijmoedig spreken en waarheid. Amsterdam: Parrèsia.

Angeline (dr. A.) van Doveren-Kersten is theoloog en filosoof. Ze is werkzaam als ziekenhuisethicus bij ziekenhuis Rijnstate, en als adviseur ethiek voor Spaarne Gasthuis Haarlem. Daarnaast is ze voorzitter van de Raad van Toezicht van SeneVita GGZ te Eindhoven.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken