Menu

Premium

Mozes in de film

Inleiding

Zo’n 50 jaar geleden ging ik samen met mijn vader voor het eerst naar het Colosseum, de bioscoop, waar ‘De Tien Geboden’ draaide. Naar de bioscoop gaan deed men niet in mijn kringen, want de kerk waar ik toe behoorde bekeek de film nog niet met kritische solidariteit als een moderne cultuuruiting in het licht van het evangelie en had nog evenmin een houding van evangelisatorisch utilitisme in het vertonen ervan aangenomen.

Zie hierover A. Dronkers, ‘In de ban van het filmische beeld’, Kerk en Theologie 24 (19730, 127-133, vooral p.129. Dat laatste zou overigens al snel gaan gebeuren in de zestiger jaren en ik vermoed dat films zoals ‘De Tien Geboden’ daar wel een rol in hebben gespeeld.

Mijn vader maakte echter een uitzondering voor de The Ten Commandments, gemaakt door

De ‘mount’ van het vignet van de filmmaatschappij is aan het begin van de film voor de gelegenheid vervangen door een getekende versie van de top van de (Mozesberg) in de Sinaï.

en geproduceerd door Cecil B. DeMille in 1956.

Het was eigenlijk al een ‘remake’. Cecil B. Demille had al eerder in 1923 een film uitgebracht onder dezelfde titel, beide zijn ook samen op DVD te krijgen zie www.imdb.com/title/tt0049833.

Een monumentale film met Charlton Heston als Mozes, Yul Brynner als Ramses II etc.

Sir Cedric Hardwicke als zijn vader Farao Sethi I, Anne Baxter als prinses en koningin Nefertiri (Nefertari); Nina Foch: Mozes’ Egyptische moeder, Bithiah; Yvonne de Carlo: Shepora/Sippora.

De enige echte oosterling in dit illustere gezelschap was de Egyptenaar Abbas al-Boughadly, wagenmenner van de Farao (voor mij herkenbaar aan zijn Egyptisch-Engels accent) en natuurlijk ook een regiment cavalerie met antieke Egyptische strijdwagens van de Egyptian Armed Forces. Hoewel ik had beloofd mijn uitgangspunt te nemen in de tekenfilm ‘Prince of Egypt’ (1998),

Directors: Brenda Chapman en Steve Hickner, zie www.imdb.com/title/tt0120794.

vond ik het ook nodig om eerst nog eens te kijken naar deze filmklassieker van ruim drie en een half uur (220 min). Dit is een bijdrage over Mozes in de film, meer in het bijzonder over de Bijbel in de film en over de vraag hoe (in)adequaat de film is als medium van het bijbelse verhaal, ook als men een halve eeuw later de jaren van kritisch hermeneutisch onderscheid heeft bereikt.

Vergelijking van beide films is mogelijk, omdat beide scripts voor een deel op dezelfde Bijbelse ‘roman’ zijn gebaseerd. De titel ‘Prince of Egypt’ is ontleend aan de gelijknamige roman van Dorothy Clarke Wilson (1904-2003), Prince of Egypt, 1949. Dat is nog goed te zien aan bepaalde details wanneer men beide films naast elkaar ziet. Dat wordt vooral zichtbaar bij details, die men niet onmiddellijk uit het Bijbelverhaal kent. In beide films komt Mozes in aanraking met de Hebreeërs doordat hij word aangesteld als bouwmeester van Farao’s garnizoenssteden. Hier vallen ook weer merkwaardige verschillen op. Mozes verschijnt in ‘De Tien Geboden’ ook nog als sociaal hervormer, die voor de slaven een wekelijkse rustdag invoert. Hier kruipt blijkbaar het bloed van de American dream over vrijheid en rechtvaardigheid ‘under Gods Law’ waar het niet gaan . Daarvan vinden we in de ‘Prince of Egypt’ niets terug. Hier loopt Mozes verdwaasd rond op het bouwproject, een ridder van de droevige figuur, de goede moordenaar. Dat er leentjebuur is gespeeld is zichtbaar aan de verfilming van episodes, die we wel kennen uit de Bijbel, bijvoorbeeld waarin de ‘Engel des Doods’ uit de tiende plaag door Egypte trekt en alle Egyptische eerstgeborenen doodt van mens en dier. Zoals in de roman verschijnt de ‘doodsengel’ (Exod. 12:23) als een demonisch en spookachtig verschijnsel aan de hemel, die in horrorachtige stijl op aarde afdaalt en in de duistere nacht een angstwekkend spoor van paniek en gehuil achterlaat… Tegelijkertijd is een ‘bijbelse’ tekenfilm een heel ander filmisch medium dan een ‘bijbelse’ film, een verschil dat wellicht vergelijkbaar is met dat tussen een stripverhaal, een roman en een kinderboek als vormen van ‘rewritten Bible’.

Een term die in de bijbelwetenschappen vaak gebruikt wordt om antieke hervertellingen van bijbelse stof zoals in de vroegjoodse en vroegchristelijke literatuur aan te duiden.

Kijken door de ogen van een bijbelwetenschapper

Vijftig jaar geleden keek ik als christelijk opgevoede adolescent, gewend aan de verhalen van de Bijbel thuis, in de kerk en op de School met de Bijbel. Het verbaast me dat ik me eigenlijk geen verhitte discussies over de film herinner. Ik denk dat ik het allemaal erg mooi en overtuigend vond, een soort bevestiging van ik al wist en dat ons nu nog eens als ‘historisch’ werd voorgeschoteld, echt waar gebeurd in technicolor met voor die tijd indrukwekkende special effects

Het meest spectaculair is natuurlijk de scheiding van het water in de Rode Zee. Het ‘wonder’ dat Jim Carrey in de film Bruce Almighty (2003) stiekem herhaalt in een bord tomatensoep om uit te vinden of hij inderdaad met goddelijke macht is bekleed. De daarvoor gebruikte technische truc werd overigens al toegepast in 1923!

Een film maken naar een bekend verhaal of boek is allereerst een kwestie van vertolking net zoals bij het vertalen van de Bijbel. Het is dus een hachelijke onderneming zoals elke vertolking van de Bijbel. Zo’n vertolking op verschillende manieren gebeuren, op de manier van een bijbelvertaling of een bijbelvertelling. Het eerste heeft als doelstelling getrouw aan de brontekst maar ook doeltaalgericht te vertalen. Recht doen aan de tijd, de taal en cultuur waarinhet verhaal werd geboren, maar wel bestemd voor hedendaagse kijkers en luisteraars. Men hier ook denken aan verschillende verhaalstijlen in de film, de realistische, klassieke narrative mode en de meer impressionistische mode van de artcinema. Van de drie films, die ik bestudeerde, komt de ‘Prince of Egypt’ met zijn wat softe, soms New Age-achtige benadering enigszins de artcinema nabij. Ze komt als ‘rewritten Bible’ meer in de buurt van de kinderbijbel.

Ik ben geen filmdeskundige. Ik stel mijn vragen als bijbelwetenschapper, die jaren lang in Egypte heeft gewoond en gewerkt en bij wijze van spreken het Bijbelse decor landschappelijk en cultureel als zijn broekzak kent,

Hoewel mij steeds meer het gevoel bekroop dat dit misschien ook wel eens een groot nadeel zijn. Als hermeneutische gesproken vertolking van bijbelverhalen niet slechts weergave van de verleden tijd en mag zijn, zou men ook het landschap als een ‘historisch’ gegeven kritisch moeten toepassen in de film.

én als theoloog met de hermeneutische vraagstelling of bijbelverhalen zich wel adequaat laten verfilmen. Wat voegt de film toe aan het verhaal van Mozes? Bij het lezen of horen van verhalen vult de lezer of luisteraar bewust of onbewust hiaten in verhalen met de nodige verbeelding of fantasie aan. Een film is een mooi medium om te laten zien wat verhalen niet of vaak maar ten dele kunnen vertellen: vreugde, angst, pijn, kortom: emotie. Zelfs zogenaamde ‘bijbelgetrouwe’ films zoals de NCRV-serie over de Bijbel, in dit geval de twee afleveringen ‘Mozes’ met Ben Kingsley als de stotterende Mozes ontkomen daar niet aan. Hier volgt geen lange opsomming van wat niet in overeenstemming is met het Bijbelverhaal. Ook al willen sommige verfilmingen de indruk wekken dat ze laten zien ‘wie es eigentlich gewesen ist’, soms gepaard met de claim à la het beroemde boek van Werner Keller, Der Bibel hat doch recht – toch valt zo’n pretentie betrekkelijk gemakkelijk door te prikken. Op Wikipedia vindt men bij bespreking van genoemde films ook een rubriek: de verschillen met de Bijbel. Wie het nodig vindt om mij als kijker daarop te wijzen weet ik niet. Wel is het zo dat de schrijvers ervan soms ook de klok maar hebben horen luiden…

Films over Mozes – en ik neem aan ook over andere figuren, zeker die in de klassieke narrative mode – proberen een geloofwaardige historische reconstructie te bieden.

In de aftiteling van ‘De Tien Geboden’ wordt de kijker erop gewezen dat de film is gebaseerd op bronnen als Philo, Josephus, Eusebius, Talmoed en Midrasj en vooral de “Holy Scriptures; a divinely inspired story from 3000 years ago …” Dat diverse bronnengebruik verklaart het soms wat vreemde gebruik van namen zoals Joschabel (voor Jochebed). Toch is er soms ook diep in de Bijbel gegraven. De naam en gestalte van Bithia, dochter van de Farao (Ramses I in dit geval) bleek tot mijn verrassing echt te bestaan, althans in de Bijbel (1 Kron. 4:17).

‘De Tien Geboden’ wordt voorafgegaan door een soort Prolog im Himmel, waarin de producer Cecil deMille, niet zozeer als God zelf, als wel als de alwetende verteller vanachter de coulissen te voorschijn treedt en aan het begin van de film uitlegt waar het in het verhaal van Mozes om gaat en op welke bronnen het verhaal berust.

Zie op de DVD vooral ook de informatieve trailer van 1956.

Alle drie films die ik zag, geven ongevraagd een antwoord op de vraag die in het Bijbelverhaal zelf als irrelevant wordt beschouwd: wie is de Farao van de uittocht? Drie films bieden drie verschillende antwoorden. In ‘De Tien Geboden’ krijgt de oude Ramses I, grootvader van de beroemde Ramses II, een voorspelling over een ster die de verlosser der Hebreeërs voorspelt en geeft opdracht tot de kindermoord. Sethi I is de broer van de dochter van de Farao Ramses I, Bithia, die Mozes heeft gered. Mozes en Ramses II zijn dus eigenlijk neven. Terwijl zijn grootvader en vader al op hoge leeftijd zijn, is Ramses II nog betrekkelijk jong, wanneer hij na de vlucht van Mozes en de dood van zijn oude vader, Sethi I, Farao wordt. Ramses II is dus de Farao van de Uittocht.

In ‘Prince of Egypt’ is het Sethi zelf die opdracht geeft tot de kindermoord, terwijl zijn niet met name genoemde vrouw de moeder van Ramses II is en Mozes redt en adopteert. Ook hier wordt Ramses II de Farao van de Uittocht. In de film met Ben Kingsley als Mozes is Farao Ramses II al heel oud (hij werd 96!) evenals Ptira, zijn zuster en de moeder van Mozes, Ramses’ zoon Merenptah de troonopvolger, die niets moet hebben van zijn stotterende neef Mozes, is ook al van middelbare leeftijd. In deze versie wordt Merenptah na de 60-jarige regering van zijn vader, Mozes’ grote tegenstander en de Farao van de Uittocht.

Geen van deze historische constructies is echter sluitend. Ramses I en zijn zoon Sethi I waren beide al op leeftijd toen ze de 19e dynastie stichtten, zoals we in ‘De Tien Geboden’ te zien krijgen. Samen regeerden ze echter maar zo’n 14/15 jaar. Niet lang genoeg dus om Mozes te zien opgroeien tot een volwassen man. Sethi I in de film echter overlijdt pas veel later, na Mozes’ vlucht. Inderdaad sterft in de Bijbel de Farao voor wie Mozes op de vlucht gaat, pas vele jaren later (Exod. 2:23), maar dat strookt dus niet met de Egyptische chronologie. Kortom, de eigen chronologie van het Bijbelse verhaal laat zich niet inpassen in het ons bekende Egyptische chronologische raamwerk zonder een van beide geweld aan te doen…

Ook de keus voor Merenptah bevredigt niet echt. Wel past hij eigenlijk nog het beste in het Bijbelse verhaalschema. Merenptah was de 17e zoon van Ramses II, een zoon, die lang genoeg leefde om zijn vader op te volgen. De film ‘Moses’ lijkt met zijn keus voor de veel minder bekende en tot de verbeelding sprekende Farao Merenptah, grotere historische betrouwbaarheid te willen suggereren. In dit geval wordt men echter weer geconfronteerd met een ander historisch probleem, namelijk dat Merenptah op zijn veldtocht naar Kanaan (5e jaar 1208 volgens de bekende Israël-stele) in het Noorden van Kanaan in conflict komt met een bevolkingsgroep, die Israël heet. Als men dit Israël wil identificeren met de Hebreeërs van de Uittocht, moet Mozes na de dood van Ramses II in minder dan vijf jaar zijn volk hebben bevrijd, langs de berg Sinai hebben gevoerd en naar Kanaan (eigenlijk het Overjordaanse) hebben geleid. Dat alleen als de veertig jaar woestijn overgeslagen worden.

Kortom: geen film op basis van historische gegevens zoals we die kennen een adequate verfilming van het Bijbelse verhaal bieden. Dat verhaal heeft namelijk zijn eigen tijdschema. Misschien is een goede verfilming dan ook beter gediend met een anonieme Farao zoals in het Bijbelverhaal zelf. Eigenlijk lukt dat nog het beste in ‘Prince of Egypt’, waarin men als enige historische concessie Mozes’ broeder en tegenstander de naam Ramses geeft. Hij is echter een soort cliché farao, een ongeleid projectiel, een stuurloos figuur, een karikatuur, die op zich weinig meer van doen heeft met de historische gestalte van Ramses, de Grote. Ondanks de vele historische details die men aan het verhaal toevoegde om de kijker te overtuigen van het tegendeel, is ook ‘De Tien Geboden’ op de keper beschouwd onhistorisch. Ramses II ontpopt zich in deze film steeds meer als een wrede, gevaarlijke dictator die weinig gemeen heeft met de krachtdadige, succesvolle politicus Ramses II de Grote, die naast Cyrus de Grote, Alexander de Grote, en Karel de Grote, mijns inziens volkomen terecht met die bijnaam de geschiedenis is ingegaan. Ik weet mij daarin gesteund door de Engelse Egyptoloog en Ramses-kenner Prof. Kenneth A. Kitchen,

K.A. Kitchen, On the Reliability of the Old Testament,, Michigan 2003.

die als conservatief Bijbellezer zich wijselijk onthoudt van een identificatie! Op die manier laten geschiedenis en bijbel zich immers niet met elkaar verzoenen (voor wie dat perse nodig vindt), net zomin als creatie en evolutie.

Ik ga nu maar voorbij aan het feit dat alle verfilmingen soms keuzes moeten maken om een oplossing te bieden voor inconsequenties in het Bijbelse verhaal zelf, bijvoorbeeld de kwestie of Zippora nu wel of niet met Mozes mee terug ging naar Egypte. (Exod. 4:20) en of hij nu wel of niet van haar was gescheiden en met een andere Nubische vrouw getrouwd (Exod. 18:2, Numeri 12:1). Hetgeen ook nog de vraag oproept waarom in alle films die merkwaardige episode uit Exodus 4:24-26 waar de HEER Mozes aanvalt en wil doden, is weggelaten.

Is een ‘historische verfilming’ van een bijbelverhaal mogelijk?

Aan de wetenschappelijke adviseurs van ‘De Tien Geboden’ zal het niet gelegen hebben.

Zelfs voor een film als ‘Prince of Egypt’ zijn 600 godsdienstige experts geraadpleegd om een accurate verfilming mogelijk te maken. Inderdaad, men goed zien wat er misgaat als men zoveel theologen vraagt om een bijbelverhaal te helpen verfilmen!

Om maar twee te noemen: William Hayes van het , bekend van zijn archeologisch huzarenstukje: de reconstructie van de troon van Ramses II uit zijn paleis te Raämses, de nieuwe hoofdstad waaraan de Hebreeërs moesten meebouwen (Exod. 1:11). En vooral niet te vergeten: de Egyptische Egyptoloog Labib Habachi, die al ver voor de Tweede Wereldoorlog de eigenlijke plek en de resten van deze hoofdstad in de Delta van Egypte ontdekte. Lang voordat Westerse bijbelwetenschappers, op verkeerd spoor gezet door grote Egyptologen als Sir Alan Gardiner en Pierre Montet, hieraan wilden.

Het viel me nu pas op hoe adequaat en geloofwaardig het verhaal is neergezet in zijn landschappelijke en Egyptisch-Faraonische culturele decor. Eigenlijk is hier weinig op aan te merken. Zelfs de nabijheid van de woonplek van de Hebreeërs, nabij de plek van het paleis en de nieuwe hoofdstad Pi-Ramese Meri-Amun (= Raämses) – het biezen mandje hoefde dus eigenlijk alleen maar de Nijl over te steken – lijkt wonderwel te passen in het archeologisch onderzoek dat de afgelopen veertig jaar ter plekke is uitgevoerd. En toch, alleen het decor is historisch, het verhaal niet.

Wie zich wat wil verdiepen in de ‘historische’ Mozes, de man Gods uit het Overjordaanse land, zie M.Dijkstra, ‘Mozes van de geschiedenis en Mozes van de herinnering. De ontwikkeling van de mozaïsche religie in en na de ballingschap,’ Schrift 212 (2004), 49-53; M. Dijkstra, ‘Moses, the Man of God,’ in: R.Roukema e.a. (red.), The Interpretation of Exodus. Studies in Honour of Cornelis Houtman, Leuven 2006, 17-36.

Tenminste niet zo historisch als te lezen op dat bordje, te vinden op een granieten beeld van de dochter van Ramses II, Bint-Anat in het Museum te Alexandrië, een bordje dat ons mededeelt dat “de gestalte voor u de Egyptische moeder is van Mozes, die hem heeft gered uit de Nijl.”

Het probleem begint al met de erkenning van Cecil deMille in zijn ‘proloog’ dat we, afgezien van de episode van Mozes’ redding uit de Nijl door de dochter van de Farao, over de eerste dertig jaar van Mozes’ leven bitter weinig horen. De vrome fantasie wist daar in de loop der eeuwen wel raad mee, zoals we even gewaar worden in het verhaal van de eerste christelijke martelaar Stefanus, die zegt dat Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren. Alle verhalen erover zijn echter apocrief gebleven, behalve dan dat verhaal van Mozes’ mandje op de Nijl en zijn adoptie door Farao’s dochter. Maar dat verhaal lijkt verdacht veel op soortgelijke verhalen van te vondeling gelegde baby’s, zoals koning Sargon meer dan duizend jaar daarvoor en het verhaal van de geboorte van koning Cyrus, zo’n zeshonderd jaar later. “It ain’t necessarily so the things yo’ liable to read in the Bible”, zingt Sports in ‘Porgy and Bess’:

Li’l Moses was found in a stream,
he floated on water ‘til ole Pharaoh’s daughter,
She fished him – she says – from that stream.

Sigmund Freud had er net zoals Sports zijn eigen gedachten bij. Maar zoals ook K.A. Kitchen opmerkt, Mozes was niet de eerste Aziaat die opgroeide aan het van Farao, afgezien van de vraag hoe hij daar terecht kwam: “… the story could in fact be true, but not provable.”

Kitchen, The Reliability of the Old Testament, p. 296.

In zijn prachtig essay Moses, the Egyptian doet de Egyptoloog Jan Assmann de intrigerende uitspraak: “Moses is a figure of memory and not of history, while Akhenaton is a figure of history, but not of memory.”

J.Assman, Moses, the Egyptian. The Memory of in Western Monotheism, Massachusetts, 1997, 2.

Het gebeurt wel vaker dat zo’n figuur als ketterkoning Echnaton, oudste en eerste zelfverklaarde monotheïst ter wereld, die wij nu als een deel van ons algemeen cultureel erfgoed beschouwen, ons eigenlijk door archeologisch toeval bekend geworden is. De traditie heeft namelijk zijn uiterste best gedaan om hem te vergeten. Anders is dat gegaan bij Mozes. Alles wat er zo’n beetje historisch over hem te zeggen valt: zijn Egyptische naam, zijn Levitische afstamming, zijn graf bij Nebo, zijn wonderstaf (de Nechustan), zijn familieband met de priesterschap van de tempel te Dan, is vernietigd of min of meer verdonkeremaand of terzijde geschoven in de traditie.

De zoektocht naar Mozes met de tradities zoals wij die kennen, geen speurtocht meer zijn naar de historische Mozes in de Delta van Egypte en de Sinaï aan het einde van de Late Bronstijd. In zekere zin is zo’n speurtocht net zo zinloos of misschien nog zinlozer dan die naar de historische Jezus omdat men nog veel verder terug in de tijd moet. Het zoeken naar Mozes in Egypte is tamelijk vergeefs, niet omdat er geen Mozes in Egypte te vinden zou zijn, maar omdat er zoveel personen rondlopen met deze gangbare, verkorte Egyptische naam. Regelmatig worden er pogingen gedaan om de Mozes Rabbenu van de schriften met een of andere Egyptische Mozes te identificeren. Dat neemt echter niet weg dat de enige historische Mozes die echt bestaat de Mozes van de herinnering is, de Mozes van de verhalen. De vraag dus alleen maar zijn: wat te doen in de film met deze Mozes van de traditie, van de mnemohistory zoals Jan Assman dat noemde. Wat is de meest adequate vorm om dat te doen?

Welke Mozes laat zich verfilmen en welke niet?

Voor ik daarop een antwoord probeer te geven, wil ik nog even iets kwijt over wat Bijbelse films toch vaak de moeite van het maken en het bekijken waard maakt. Daarbij moet vooral gedacht worden aan de rol van de bijfiguren, de echte mensen van vlees en bloed, die helpen het verhaal in menselijke proporties te vertolken. Ik denk bij ‘De Tien Geboden’ o.a. aan de tragische vrouwen Menmet (dienares van Bithia), Bithia, de moeder van Mozes tegen wil en dank en de moeder, die geen moeder mocht zijn, Joschabel. Maar de meest sympathieke en sterke gestalte, die mij werkelijk vermocht te ontroeren was de oude, ietwat cynische Farao Sethi I ingeklemd tussen de liefde voor twee zonen: Mozes en Ramses. Sethi I werd gespeeld door Sir Cedric Hardwicke, een magnifiek Shakespeare-vertolker. Onnavolgbaar mooi is de scene waarin hij op zijn sterfbed tegen de orerende priester mompelt: “Old Windbag” (ouwe zemelaar), en sterft met de naam van zijn geliefde zoon Mozes op de lippen, de naam waarvan hijzelf nota bene de opdracht gaf hem overal te vernietigen. Het zijn juist zijn figuur en ook de andere bijfiguren die je nooit laten vergeten, zoals een reviewer ergens zegt, in wat voor harde wereld gebeurtenissen als deze plaats vinden: ze zorgen voor de realiteit van de fictie!

“Divinely inspired story from 3000 years ago…” noemde Cecil deMille zijn film. Verdient zijn Shakespeariaans koningsdrama wel die naam? Want Sir Cedric heeft dit verhaal tot een machtig koningsdrama verheven en waarachtig hij niet alleen, vooral ook door de prachtige tale Kanaans van de King James Version, die in de film wordt gesproken. Waarom ook niet? Als eenmaal is geaccepteerd dat het alleen kan gaan over de Mozes van de herinnering, is het universele drama van de uittocht naar de vrijheid en eigenlijk elke vorm van ‘rewritten Bible’ in de film acceptabel. Als het maar een overtuigend verhaal is, zoals het verhaal van de Bijbel zelf wil zijn. Toch moet het me van het hart dat naast de echte mensen in de film, de hoofdfiguren Farao Ramses en Mozes vaak meer een karikatuur zijn dan een overtuigende karakterrol. Vooral als Mozes zijn rode profetenmantel krijgt omgeworpen en de woestijn in trekt, krijgen de beelden in de tenten van Midjan een hoog Lawrence of Arabia gehalte, of misschien moet ik wel zeggen, wordt hij de tot de typische kinderbijbelgestalte gedegradeerd, gekleed volgens de bekende Palestijnse mode van de 19e eeuw n. Chr. Clichés net zoals de Jezus onveranderlijk gekleed in smetteloos wit, zoals in de meerderheid van Jezusfilms.

Dronkers, Kerk en Theologie 24 (173), 130, zie ook de bijdrage van Freek Bakker.

Blijkbaar moeten we leren leven met het feit dat de traditie onze voorstellingen van de hoofdfiguren als Mozes en de Farao al zo heeft vervormd dat er niet echt leven meer in is te krijgen!

Wat laat zich wel en niet verfilmen?

Het onderdeel van het ‘Braambos’-gebeuren is mijns inzien in alle films een van de zwakste, minst overtuigende scenes. In ‘De Tien Geboden’ is ze veel te statisch en kitscherig met die flakkerende gaslamp achter de boom en die wat verdwaasde kinderbijbel-Mozes. Nergens merkt men of voelt men iets van de fundamentele ervaring die aan het woord komt, in deze verbeelde bijbellezing. Het wordt mij niet duidelijk waarom Mozes zijn schoenen uit moet doen, want er is geen heilige grond, die de heilige taal in de ontmoeting tussen Mozes en het mysterium tremendum: ‘Ik ben.’ markeert. In de ‘Prince of Egypt’ lukt dat al iets beter, meer overtuigend, maar het voelen aan de vlammen komt wat geforceerd, zo niet flauw en kinderachtig over.

Het zou inderdaad de moeite zijn om te onderzoeken hoe het ultieme moment van de godservaring, de ontmoeting die mensen verandert, te verfilmen. Soms denk ik dat zo’n moment eigenlijk alleen maar in een terugblik, in een verhaal grijpbaar is, maar ik weet niet of de kijker daarmee genoegen neemt. Dezelfde vraag doe zich ook voor bij de verfilming van het woestijnverhaal na de Exodus. Zeker, de dans om het gouden kalf levert nog wat woest Simson en Delila-drama op, maar nergens wordt echt duidelijk wat die episode in het verhaal doet. Dat komt vermoedelijk ook omdat de quintessens ervan: namelijk de juichkreet: “Dit is uw God, o , die u uit Egypte voerde…,” dus dat het kalf eigenlijk de bevrijder-God uit Egypte zou moeten voorstellen, wordt verdonkeremaand. Dat het dus niet gaat over afgoderij, maar om de vraag hoe God gediend wil zijn. Dat is evenwel theologie en die laat zich zoals heel veel theologie en ideologie in het woestijnverhaal niet verfilmen. Vandaar dat het beter is, zoals in ‘Prince of Egypt’, te stoppen op het moment van de doortocht door de Rode Zee, bij de poort van de vrijheid. Het verhaal van de woestijn is zo onsamenhangend en weinig dynamisch dat het eigenlijk filmisch niet meer te vertolken valt, zelfs niet in de verkorte vorm van ‘De Tien Geboden’, laat staan in de slaapverwekkende vertoning van Ben Kingsley. Nee, die laatste zin van ‘De Tien Geboden’: “Proclaim liberty throughout all the land, unto all the inhabitants thereof” (Leviticus 25:10) had wat mij betreft meteen mogen klinken bij de uittocht en doortocht door de zee.

In feite is ‘De Tien Geboden’ nog echt een christelijke verfilming, althans typisch Amerikaans christelijke verfilming. Elementen uit het geboorteverhaal van Jezus zijn teruggeprojecteerd in het Mozesverhaal, de voorspelling van zijn komst door een ‘evil star’ (vanuit het gezichtspunt van de Egyptenaren natuurlijk), de verwijzing naar de kindermoord en zelfs tot twee keer een soort Nunc dimittis (lofzang van Simeon). Eerst uit de mond van Mozes oude moeder: “Nu laat gij Heer uw dienstmaagd gaan in vrede naar uw woord, want mijn ogen hebben uw heil/verlossing gezien.;” maar ook in de negatieve vorm van de stervende Hebreeër, die zegt dat hij vergeefs zijn hele leven gebeden heeft om de verlosser zelf te mogen aanschouwen en op dat moment Mozes diep in de ogen kijkt. Dat is in ‘Prince of Egypt’ en ook in de Bijbelfilm ‘Moses’ al heel anders.

Als ik zou moeten kiezen tussen Cecil deMille’s indrukwekkend Shakespeariaanse koningsdrama over Mozes, en de getekende versie van ‘Prince of Egypt’, zou ik toch kiezen voor de laatste als een in essentie overtuigende verbeelding van een existentieel, archetypisch drama. Ik zou zelfs willen beweren dat een tekenfilm misschien wel het meest geëigende medium is om bijbelse verhalen te vertolken. Een tekenfilm tenslotte ook doen wat het bijbels verhaal doet: accenten leggen, inkleuren, uitvergroten en verkleinen, de werkelijkheid geweld aan doen en toch in zijn totaal eigen vormgeving de boodschap van de Bijbel adequaat vertolken. ‘Prince of ’ laat mij een universeel, existentieel drama van alle tijden zien. In contrast daarmee is ‘Mozes’ met Ben Kingsley uit 1996 hooguit een indrukwekkende verkleedpartij, die misschien wel een verhaal vertelt, maar nauwelijks een boodschap brengt. De makers daarvan hebben te veel hun best gedaan om mij van een gebeurtenis in het verleden op de hoogte te brengen: het ontstaan van het volk Israël. Ze kunnen me nog meer vertellen! Ik hoef in een film niet te zien hoe het geweest is, tenminste niet volgens de bedoeling van de makers. Ik wil het verhaal horen en zien van binnenuit, horen en zien met de dynamiek, the drive waarmee het is verteld van generatie op generatie.

Er bestaan duidelijke parallellen tussen ‘De Tien Geboden’ en ‘Prince of Egypt’, soms tot in de beelden toe omdat ze deels op hetzelfde script zijn gebaseerd. Ook de ‘Prince of Egypt’ begint het eigenlijke verhaal met de rode en bruine beelden van talloze slaven, trekkend, stampend, soldaten rennend door smalle straatjes, de kindermoord in volle gang. Maar het landschap is nu een fantasielandschap, de reliëfs en hiërogliefen in de tempels en paleizen zijn nep. Mozes en Ramses zijn dikke vrienden en geen rivalen. Ook staat er geen Nefertari als een soort femme fatale met haar eigen ambities en intriges tussen hen in. “Two brothers, united by friendship, divided by destiny” zegt de tagline.Het verhaal loopt oneindig veel sneller dan in ‘De Tien Geboden’, omdat het plot in de persoonlijke sfeer sterk is vereenvoudigd.

Ramses en Mozes zijn broeders, maar er bestaat geen moment twijfel dat Ramses de troonpretendent is en Mozes een vondeling en aangenomen broer, Sethi, Ramses’ vader, is opnieuw de oude, wat cynische Farao die gebukt gaat onder de last van zijn koninkrijk en de tradities en niet goed weet wat hij met zijn recalcitrante, blasfemische twee zonen doen moet. Toch is voor de goede waarnemer het optreden van Mozes en meeloper Ramses significant: Mozes maakt de goden, de tempels en het Egyptische ritueel belachelijk en daarmee schaart de film zich ook in de traditie van veel apocrief joodse Mozesverhalen. Zoals men mag verwachten zijn in dit verband de twee hogepriesters Hotep en Huy, een komisch duo, de Egyptische equivalenten van de Egyptische tovenaars Jannes en Jambres uit de apocriefe overlevering. Een leuke quote is het verlies van de neus van de sfinx door toedoen van Mozes (Asterix en Cleopatra).

De impliciete spot in ‘Prince of Egypt’ is niet toevallig. Ze valt mij des te meer op omdat zulke godsdienstkritiek, of eigenlijk moet ik zeggen godsdienstbespotting, in ‘De Tien Geboden’, behoudens een enkele opmerking van Mozes’ moeder, weinig voorkomt. Integendeel, eigenlijk is er, ondanks de fundamentele kritiek op de slavernij, toch een zekere bewondering voor de antieke Egyptische cultuur. Die cultuur wordt in ‘Prince of Egypt’ bewust belachelijk gemaakt. Dit zal waarschijnlijk ook te maken hebben met de theologen die hier de adviseurs zijn geweest. Het is eigenlijk ook het grootste bezwaar dat ik heb tegen de verfilming van ‘Prince of Egypt.’ Hier wordt van het bijbelse verhaal soms wel heel erg een stereotiep modern joods-christelijk leerhuisverhaal gemaakt, compleet met het dansen van moderne Israëlische Hora en navenante liederen (afgezien van het Bijbelse Asirah, de lofzang van Myriam). De Hebraica Veritas moet het verhaal nog een extra stempel van echtheid en originaliteit verschaffen. Dat gebeurt blijkbaar als men zich door theologen laat adviseren in plaats van door Egyptologen.

Die geringe waardering voor de Egyptische cultuur is overigens ook opvallend in de Mozesfilm met Ben Kingsley. Of het een kwestie van geld, theologie of politieke ideologie was valt moeilijk te zeggen, maar enige verwijzing naar landschap en culturen van de Bijbel is tot een minimum beperkt. Daar zijn slechts de kostuums van de Egyptenaren een uitzondering op. Wat aan zgn ‘authentieke’ architectuur, landschap e.d. ontbreekt wordt goedgemaakt door de realia van de aankleding, waarbij het me overigens opvalt dat men wel goed heeft gekeken naar Egyptische kostuums, maar bijzonder slecht naar het ‘imago’ van vreemde volken zoals we die uit Egypte kennen. Dat is best jammer, want daardoor vervalt de aankleding van de Hebreeërs al snel in het bekende patroon van de Palestijnse mode uit de 19e eeuw, die men voor Hebreeuwse kleding laat doorgaan. Zeker jammer vergeleken bij de Egyptische moeder van Mozes, die een directe, levende kopie is van knappe koningin Teye, de vrouw van Amenophis III. En de jonge Mozes zelf is geheel gekleed volgens de fashion van de Amarna-periode. Eigenlijk honderd jaar te vroeg allemaal voor het mooi, maar een kniesoor die daarop let.

Wat zich niet laat verfilmen…

Een paar opmerkingen tot besluit over wat zich niet laat verfilmen. ‘Prince of ’ eindigt op een dramatisch hoogtepunt, de uittocht, de doortocht en de intocht. Niet in het beloofde land, maar op de weg naar de vrijheid. Dat is denk ik de kracht van deze film. Dat men helaas niet zeggen van het slot van ‘De Tien Geboden’ op de berg Nebo. Hier stoort meteen al het wonderlijke feit dat dit, voor zover ik weet, de enige scene is die niet op locatie is gefilmd.

Eigenlijk begrijp ik niet dat de film ‘Moses’, die een poging doet zo getrouw mogelijk het bijbelverhaal te volgen niet op locatie is opgenomen. Mensen die in Egypte, Israël, de Sinai en Jordanië zijn geweest zien dat de landschappen niet authentiek zijn. De film is in Marokko (Agadir, Atlasgebergte etc.) opgenomen.

Ik blijf erbij dat ook als men de Bijbel niet meteen als een historisch waar gebeurd verhaal wil verfilmen, het verhaal zich toch zou moet afspelen in het oorspronkelijk landschappelijke en geografische decor. Het is namelijk de enige zinvolle link die men met het verleden kan leggen, want het Meer van Tiberias is doorgaans hetzelfde meer gebleven, ook al staat het niveau ervan vandaag een stuk lager en is de bebouwing er omheen veranderd.

Ander dan de Dode Zee, die als er niet wordt ingegrepen, binnenkort niet meer zal bestaan.

Maar dat is misschien mijn eigen wensdroom als bijbelwetenschapper, die juist zoveel Bijbelse grond heeft bewandeld aan gene zijde van de grens van het beloofde land.

Eerder merkte ik op dat ‘De Tien Geboden’ begint met een soort Prolog im Himmel. Mozes en de bevrijding der slaven uit Egypte wordt geïntroduceerd als een universeel verhaal, altijd navolgbaar en reproduceerbaar in zijn eeuwige Wirkungsgeschichte. Vandaar dat ik denk dat het verhaal met zijn slotzin: vrijheid afkondigen in het land voor al zijn bewoners, niet bij de intocht, maar bij de uittocht uit de slavernij had moeten klinken. Tenslotte hoort de oproep thuis in de proclamatie van het jubeljaar! Anders gezegd: niemand het verhaal exclusief historisch claimen. Het is in zekere zin de kracht van zowel de verfilming van ‘De Tien Geboden’ als van ‘Prince of Egypt’ dat er sympathie ontstaat voor zowel de Hebreeërs als de Egyptenaren. Ons wordt voortdurend gevraagd aan de kant te staan van de Hebreeërs, maar het is moeilijk geen mededogen te hebben met de Egyptenaren, vooral niet met die tragische, oude Farao, de verloren vader van twee kinderen!

Het is een illusie om te geloven dat een bijbelse film altijd meer zeggen dan een bijbels verhaal. Toen ik ‘Prince of Egypt’ had gezien, vond ik het jammer dat er in het verhaal op het moment waarop de Egyptenaren in zee verdrinken, Ramses van de overkant om zijn verloren vriend roept en Mozes en de Hebreeërs hun loflied zingen, geen epiloog volgde. Ik bedoel een epiloog in de hemel zoals te vinden in een mooie joodse Midrasj over de uittocht uit Egypte. Op het moment dat de zee de Egyptenaren, die Israël achtervolgen, dreigt te verzwelgen, daagt Oeza, de engel van Egypte, Michaël, de engel van Israël, uit voor Gods troon. Hij vindt het onrechtvaardig dat de Egyptenaren moeten verdrinken. “Ik weet dat de Egyptenaren schuldig zijn,” zegt hij tegen God. “Maar waarom bent u, die anders met erbarmen recht spreekt, nu zo streng?” Op dat ogenblik trad de engel Gabriël voor de troon met de zielen van de vele joodse jongetjes, die door de Egyptenaren levend waren begraven. Toen overwon het recht het medelijden en sloot de zee zich over de Egyptenaren en de kinderen Israëls zongen: “Loof de Heer, want hij is hoog verheven, het paard en zijn ruiter stortte hij in zee.” Het lied steeg op naar de hemel en de engelen juichten mee, maar God legde hun boos het zwijgen op en zei: “Hoe kunnen jullie voor mij een loflied zingen, terwijl mijn schepselen ondergaan?” De kinderen Israëls zongen, maar God stond op en scheurde zijn kleed, gooide stof op zijn hoofd en weeklaagde. Maar zo eindigt de Midrasj: er komt een dag dat het kleed weer heel zal worden; dat zal zijn als de Messias komt. Zo’n verhaal valt niet te verfilmen.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken