Menu

Basis

Nomen est omen

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

4e zondag van Advent (Jesaja 7:10-17 en Matteüs 1:18-25)

Je kunt het iemand nog weleens horen verzuchten: ‘Als het beestje maar een naam heeft.’ Het Engelse What’s in a name? komt op hetzelfde neer: ‘Ach, het is maar een naam.’ Het heeft er alle schijn van dat wij westerlingen er toch niet veel van begrijpen. Dat een naam veelzéggend is en iets uitdrukt. In de antieke wereld wist men wel beter. Daar kende men nog de uitdrukking nomen est omen, de naam is een (voor)teken en be-teken-t iets.

Een naam is een programma. Dat geldt zeker voor de naam die vandaag een en andermaal klinkt in de profeten- en de evangelielezing. Matteüs vertelt hoe Jozef na enige aarzeling toch bij zijn zwangere vrouw Maria blijft, hoewel hij met zijn verstand niet kan doorgronden wat er eigenlijk speelt. En ook hoe hij de opdracht krijgt om het kind dat geboren zal worden de naam Jezus te geven, waarmee hij het in feite aanneemt (Matteüs 1:21).

Werking van de Geest

In dit evangelie wordt duidelijk gemaakt dat Maria zwanger is door de heilige Geest. Dat mogen we niet verkeerd opvatten en interpreteren als informatie van biologische aard. Hier is vooral een contrast aan de orde met de geslachtslijst van Jezus, waarmee het Matteüsevangelie opent. In die lijst wordt een opsomming gegeven: wie door wie verwekt werd en hoe de stamboom van Jezus eruitziet. Dat lijkt wel wat op een biologische reeks, hoewel Matteüs er op sommige plaatsen wel degelijk een theologische draai aan geeft. Maar als de lijst dan eenmaal geëindigd is bij ‘Jezus, die Christus genoemd wordt’ (Matteüs 1:16b), dan bezigt Matteüs vanaf Matteüs 1:18 een ander idioom en gaat hij verder met theologie: ‘De afkomst van Jezus Christus was als volgt.’ In het Grieks staat er letterlijk genesis, het woord dat in het openingsvers van dit evangelie (Matteüs 1:1) ook al zo prominent figureert. Kan natuurlijk geen toeval zijn! Dat welgekozen woord op déze plaats in verband met de afkomst of oorsprong van Jezus zet ons hiermee op het spoor van de Geest: ‘(…) duisternis lag over de oervloed, maar Gods Geest zweefde over het water’ (Genesis 1:2b) – beginwoorden van het scheppingsverhaal. Zoals de Geest over de wateren zweefde en de schepping op gang kwam, zó zweefde de heilige Geest over Maria en werd zij zwanger. ‘Zwanger van de heilige Geest’ wil toch vooral dit zeggen: de identiteit of het wezen van dit kind is niet het resultaat van menselijke potentie, van macht en kracht, maar van God alleen. Bij Hem ligt de oorsprong van dit leven. Om het leven van Jezus te begrijpen, zo zegt Matteüs met deze woorden, is een andere verklaring nodig dan dat Hij voortgekomen zou zijn uit de fysieke en seksuele vereniging van een man en een vrouw. Van de unieke persoonlijkheid Jezus wordt verkondigd dat Hij uit God geboren is.

Theologisch perspectief

De theologie van Matteüs, dát is wat hier aan de orde is. De evangelist speelt creatief met namen om zijn visie te ontvouwen. Om het in één zin te zeggen: tussen oorsprong en bestemming. Over die oorsprong of afkomst mochten we al wat mediteren: over de oorsprong bij God vandaan. Matteüs verduidelijkt het nog eens aan de hand van het citaat uit Jesaja 7, waarbij het hem te doen is om die naam Immanuël. Bij het gebruik van dit citaat valt de verschuiving van ‘jonge vrouw’ bij Jesaja naar ‘maagd’ bij Matteüs op. Het Hebreeuwse ‘almah betekent ‘jonge vrouw’ of ‘meisje’, terwijl het Griekse parthenos ‘maagd’ betekent. Daarmee komt er meer nadruk te liggen op de woorden ‘zwanger van de heilige Geest’ (Matteüs 1:18). Is het een literaire ingreep van Matteüs? Naar alle waarschijnlijkheid niet, want de geciteerde tekst komt exact overeen met de weergave in de Griekse Septuagint. Met ‘maagd’ in plaats van ‘jonge vrouw’ is de profetie natuurlijk nog sterker gericht op de betrokkenheid en het ingrijpen van God. Theologische draai of niet, het is volgens Matteüs God zelf die op een bijzondere wijze aan het begin staat van de afkomst en de geboorte van Jezus door tussenkomst van de heilige Geest.

‘God met ons’

Waar het de naam Immanuël betreft, vermeldt Matteüs expliciet de betekenis van de naam. In onze taal betekent die naam: ‘God met ons’. Dáár komt Jezus vandaan, dáár ligt het prilste begin van zijn bestaan: bij God. Maar Matteüs gaat nog verder, want Immanuël is niet de enige naam die hier klinkt. Jozef krijgt de opdracht om het kind dat uit Maria geboren zal worden, een naam te geven (Matteüs 1:21). Of eigenlijk staat er: hij zal de naam ‘roepen’ (Gr.: kaleoo – Matteüs 1:21.25). Dan adopteert Jozef het kind, dan ‘eigent’ hij het kind. Dat het Jozef is die het kind de naam moet geven, is niet zonder reden. Het was in de bijbelse tijd gebruikelijker dat de moeder de naam van het kind zou ‘roepen’. Maar hier moet Jozef het doen, want het is daarmee een daad van geloof en overgave (vgl. de positie van Maria in Lucas 1:38a).

‘De Heer bevrijdt’

De naam ‘Jezus’ gaat terug op de Hebreeuwse naam Jesjoe‘ah (of Jehosjoe‘a). Die naam kan maar één ding betekenen: ‘de Heer brengt bevrijding’. Dat is de bestemming van het kind dat uit Maria geboren zal worden, zoals Matteüs het expliciet onder woorden brengt: ‘Geef hem de naam Jezus, want Hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden’ (Matteüs 1:21). In die naam Jezus ligt besloten wat Hij in zijn latere leven zal doen en zó zullen wij Hem leren kennen, als de belichaming van dit geloof: de Heer bevrijdt! Het is de roeping van Jezus, doel en zin van zijn leven: de verkondiging van de vergeving van de zonden, de bevrijding uit de macht van de boze.

Deze exegese is opgesteld door Harry Tacken.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken