Menu

Premium

Om in zijn voetspoor te kunnen gaan

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Johannes 13,1-15

Logos

In Johannes 13,1 bevinden we ons op een grens. De eerste twaalf hoofdstukken tekenen de weg die het Woord – de logos – is gegaan door de kosmos. Deze gang loopt uit op de verwerping. Aan het eind van hoofdstuk 12 is het doek gevallen.

Johannes 12,36b-37 geeft een resumerende terugblik: de logos heeft gesproken, hij gaat weg en verbergt zich, weg van hen (let op de herhaling van apo). Zovele tekenen, zegt vers 37 – daarmee de zeven sèmeia die beschreven zijn samenvattend – en zij geloofden niet. Met woorden uit Jesaja 53,1 en 6,9v wordt de balans opgemaakt: dit was het dan. Johannes 12,44-50 laat een groots slotakkoord horen, waarin de centrale motieven: licht, kosmos, crisis, gezonden zijn door de Vader en andere nog eenmaal gebundeld worden. Eindigend met ‘En Ik weet…’ (vs. 50).

Van buiten naar binnen

Wanneer we nu Johannes 13 binnentreden, is het goed die woorden uit hoofdstuk 12 in onze oren te hebben: Hij ging weg en verborg zich. Tussen hoofdstuk 12 en 13 geschiedt de passage: de overgang van buiten naar binnen. Van openbaarheid naar intimiteit, het privatissimum. Het onderricht wordt verzegeld onder de inner circle (Jesaja 8,16). Als Johannes 1-12 de voorhof is, dan komen we met Johannes 13 in het heilige.

De vierde evangelist legt de diepste gronden bloot: de ‘diepe stilten eeuwigheid’ (J.W. Schulte Nordholt, LB 561). Het vierde evangelie is dat van de peinzer, de schouwer, de adelaar, die uitziet in verten die geen oog ontdekte (H. van den Bergh van Eysinga).

Overgang uit deze wereld naar de Vader

Johannes 13 schildert de voetwassing. Maar deze wordt ingeleid met drie unieke, typisch johanneïsche verzen. Zij vormen het decor, de achtergrond. In deze verzen valt de herhaling van het motief ‘weten’ op eidoos (13,1.3), resonerend in het ‘gij weet niet’ (7), ‘hij wist’ (11) en ginooskete (12). Hiermee is de toon gezet: de hoofdstukken 13-17 vormen één grootse compositie, vanuit die ene grondtoon, het weten. Dit weten bepaalt en kleurt de gang van de Christus.

Vers 1 opent met: ‘vóór het feest van het Pascha’. Dit is meer dan een aanduiding van de tijd. De tijd wordt ‘besnéden’ (neher), dit is de beslissende incisie: pascha (pèsach) is overgang, passage. De grote overtocht staat voor de deur: van ontij naar tijd. Hij wist dat zijn ure gekomen was. Een thema dat telkens in Johannes terugkeert: de ure (zie bijv. 2,4). De ure is het tijdstip, gezien vanuit goddelijke beschikking. De verzen 13,1 en 17,1 reiken elkaar de hand: ‘Vader, de ure is gekomen’. Men zou de hoofdstukken 14-16 kunnen beschouwen als een parenthese; in hoofdstuk 17 wordt de draad van hoofdstuk 13 weer opgepakt, als in een inclusio. De gesprekken aan tafel worden omsloten door de ure. ‘Om over te gaan’: er komt een metabasis. Het woord metabainein komt drie keer voor in Johannes: ‘overgegaan uit de dood in het leven’ (5,24), de broers zeggen tot Jezus: ‘Ga over van hier [naar Judea]’ (7,3), en hier in 13,1.

Overgang uit deze wereld naar de Vader. Is dat sterven? Kosmos is bij Johannes de mensheid-in-galut (in ballingschap). De wereld van de vervreemding. De wereld van Johannes 1-12. De wereld die niet kent, niet weet. In diepste zin is er maar één zonde: de agnoia, de onwetendheid.

De priester is vanaf Johannes 1 naar buiten getreden, nu gaat hij weer naar binnen, uit de voorhof het heiligdom in (A.E. Knoch). Zo meteen komt hij bij het wasvat.

Liefde tot het einde

Dan is er nog een centraal motief in 13,1: liefde tot het einde. Hij heeft zijn eigenen die in de kosmos waren, liefgehad. In de tekst worden zij omsloten door agapèsas en ègapèsen. De agapè omvat hen: zo beeldt de tekst het uit. De idioi – we kennen hen vanuit 1,11: ‘Hij kwam tot het zijne (ta idia) en de zijnen (hoi idioi) hebben Hem niet aangenomen (ontvangen)’. Zo is 13,1 het antwoord op 1,11.

Liefde tot het einde (eis telos). Het werkwoord teleioun, voleindigen, speelt een grote rol bij Johannes; ook hier weer de verbinding met hoofdstuk 17 (vs. 4.23). We horen hierin de Hebreeuwse uitdrukking: ad tom (Flusser) of ad tummam. Mozes schreef en zong al de woorden, ad tummam (Deut. 31,24.30). Het volk, met David, maakte de overtocht, ad tom (2 Sam. 15,24). Zo maakt de Zoon van David de overtocht, ad tom: liefde tot voorbij de laatste grens.

Johannes 13,2 vertelt over de satan, ‘die Juda(s) in het hart geworpen had, dat hij Jezus zou overleveren’. Maar dit vers is omsloten door het ‘weten’ van Jezus dat de Vader Hem alle dingen in handen had gegeven (13,1) en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging (13,3). ‘Alle dingen’ – hierop werd al gepreludeerd in 1,3: ‘panta door hem geworden’, en in 3,35: ‘panta heeft Hij in zijn hand gegeven’. Panta: dat is de kosmos, dat is ook de ganse geschiedenis, dat zijn ‘al de woorden’ (14,26; 17,7), dat is derhalve ook de toekomst. Horen we er te veel in als we concluderen: vanaf nu is de logos de uitvoerder van de ganse raad Gods? Nu ligt niets meer in de handen van de leerlingen; alles ligt in handen van die Ene.

Weten en wassen

De structuur van Johannes 13,1-18 toont ons een alternering van weten en wassen (C.H. Welch): ‘Jezus wist’ (1-3); de wassing (4-6); niet weten, ‘later zult gij onderkennen’ (7); de symboliek van het wassen (8-10); ‘Hij wist’ (11); wassen (12a); ‘onderkent gij?’ (12b); de betekenis (13-16); ‘indien gij deze dingen wéét’ (17); ‘Ik weet’ (18).

Zo leidt de meester zijn ‘eigenen’ in; zij worden ingewijd in dat innerlijke weten, in de weg van de logos. Water als weg tot inzicht. In die ritmiek, in die beurtzang van weten en wassen worden zij meegenomen, ‘anders hebben zij geen deel aan Mij’. Als hun voeten gewassen zijn, kunnen zij gaan in het voetspoor van de meester. Dan zal het wezen: hoe liefelijk zijn de voeten van de vreugdebode.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Blijf in mijn liefde’

De zesde zondag na Pasen, de laatste voor Hemelvaartsdag: in de ‘oude bedeling’ (waar zijn al die mooie, veelzeggende Latijnse zondagsnamen toch gebleven?) heet deze zondag Rogate, bidt! Willem Barnard schreef ooit: ‘Na Pasen gaat het van jubelen, Jubilate, via zingen, Cantate, naar bidden, Rogate.’ Zo is het en niet andersom: van expressie naar impressie, van de uitbundige jubel om zijn daden naar het ingekeerde gebed om Gods nabijheid… juist wanneer afscheid nadert.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Nieuwe boeken