Menu

None

Om te preken moet je ‘wörtlich’ worden

Door P.J. Visser, naar aanleiding van Predigtlehre van Rudolf Bohren

Als onze preken tenminste de geestelijke span- en slagkracht willen houden (of krijgen) die ze als ‘verkondiging van het woord Gods’ moeten hebben, schrijft dr. Paul Visser, cursusleider van Areopagus naar aanleiding van de klassieker Predigtlehre, van Rudolf Bohren.

Tijdens mijn studieverlof las ik in het kader van een Areopagus-cursus (‘De prediker in het geding’) enkele gedeelten uit het homiletische handboek Predigtlehre van Rudolf Bohren. Opnieuw werd ik verrast door wat ik daar las. Hoewel het boek gedateerd is, houdt het een blijvende actualiteit. Met recht kunnen we het dan ook a modern classic (een term van de missioloog Verkuyl) noemen. Mij trof vooral wat Bohren te berde brengt over de prediking als ‘Sprache Gottes‘. Ik wil enkele gedachten voor het voetlicht halen die ons tijdens de genoemde cursus bijzonder bezig hielden en belangrijk genoeg zijn om breder te delen. Het gaat om dingen die we ergens wel weten, maar die we ons steeds weer bewust moeten worden. Als onze preken tenminste de geestelijke span- en slagkracht willen houden (of krijgen) die ze als ‘verkondiging van het woord Gods (!)’ moeten hebben. Hierbij een bloemlezing uit het vierde deel (Der Prediger), die hopelijk inspireren en stimuleren.

Bohren valt gelijk met de deur in huis. Zum Wunder der Predigt gehört der Prediger. Was aber ist das, ein Prediger? Und was macht einer, der das Wort ergreift? Was geschieht mit dem Wort Gottes wenn es ‘genommenwird?” De vraag achter en in dit alles is: hoe komt het zover dat het wonder zich voltrekken kan dat God via een mens die het woord neemt, zelf Zijn woord spreekt? Dit klemt te meer omdat geen enkele preek louter naspreken van Gods woord is (tenzij we ons beperken tot het voorlezen van de Schrift!). Elke preek is onlosmakelijk verbonden met de persoon van de prediker. En deze staat altijd, in de voorbereiding en tijdens het preken, in een onlosmakelijke relatie tot de hoorders. Prediker en hoorders, alsook de interactie tussen die beide, doen dus altijd mee in de vertolking van het woord Gods. Dit impliceert dat er echt iets met het Woord gebeurt als het ‘genommen wird’. Maken van een preek is een heilige kunst. Waarbij we ons steeds moeten afvragen: “Was macht man da?

Wil het tot spreken komen, dan moet er eerst gehoord zijn. Vandaar dat Bohren de Meditation voorop zet, waarbij hij uitvoerig verwijst naar Psalm 1: Alleen door het Woord al murmelend dag en nacht te overdenken, worden we tot een boom die vrucht draagt. De preek is (vrucht van) het door de prediker gemurmelde Woord! Niets meer dan dat. Dat geeft de beperking aan: het is het woord van God uit de mond van die ene mens. Tegelijk zal het ook niets minder zijn dan dat: een woord van God uit de mond van een mens. Treffend verwoordt Bohren vragenderwijs het wondere proces dat hiermee gemoeid is. “Aus toten Buchstaben soll das Evangelium laut werden. Ein leben schaffendes Wort soll ergehen. ‘Gott sprach‘ heiβt es im Text, und nun soll ein Mensch dabei sein, wenn Gott wiederum spricht. Wie soll das zugehen, daβ aus einem gedruckten Text ein wirkendes Wort wird? Wie kann es zugehen daβ gedruckten Buchstaben hörbar werden?” Hij geeft zelf antwoord op die vraag door het gebeuren van het mediteren nader te omschrijven: “Die Meditation ist der Ort, wo die Sprächlosigkeit überwunden und das Wort genommen wird. In der Gegenwart des Geistes kommt das Sprachgeschehen in Gang. Die Wörter des Textes, in denen das Wort sich gibt, aufnehmend und reflektierend, findet der Meditierende das Wort in seiner Sprache. Das Wort bemächtigt sich des Predigers, der Prediger wird das Wort mächtig: das Wort, der Prediger und der Hörer kommen miteinander ins Spiel.”
De meditatie vormt het grensgebied tussen ‘hebben’ en ‘niet-hebben’ van het Woord en andersom. Het gaat om een dubbele beweging: dat wij het Woord binnengaan en daarin blijven en dat het Woord bij ons naar binnengaat en in ons blijft. Dit is ten diepste een werk van Gods Geest, dat zich overigens voltrekt waar wij er serieus werk van maken. De Geest neemt het uit Christus (het Woord) en verkondigt het ons. Langs deze weg incarneert het Woord telkens opnieuw in het bestaan van prediker en hoorders en kan als zodanig in de concrete context, waarin het wordt opgevangen en vertolkt, tot een actueel ‘spreken Gods’ worden. Ik besluit met een paar citaten waarin Bohren deze vrucht van de meditatie diepborend beschrijft. “Meditation heiβt, im Nachdenken der Schrift ins Sprechen des Geistes eintreten, der meine Existenz und meine Erde bespricht. Meditation heiβt, Kontakt suchen und Kontakt finden mit dem, der meinen Weg erkennend mich umgibt (Gott), es heiβt im Hören auf die Schrift die Prophetie des gegenwärtigen Geistes hören (..) damit die Existenzwörtlichwerde. Meditation heiβt, seinen biografischen Weg, sein Tun und Lassen umschlossen wissen von groβer Gegenwart. Dan wird Meditation zum Gespräch über göttliches Geleit, zum Wechselgespräch über Gottes und meinen Weg, damit das Wort geschehe.” En even verder op schrijft hij: “Wie der Paraklet sein Wort von Christus nimmt, so auch der Prediger in der Mittlerschaft des Geistes.” En zonder af te doen aan de eigen creativiteit van de prediker (de scheppende Geest maakt daar juist volop gebruik van en werkt daar doorheen!) sluit Bohren dit gedeelte dan als volgt af: “Das ‘Machen‘ der Predigt bedarf in erster Linie der Passivität, soll es nicht ‘Gemächte‘ werden. Von Passivität ist in Beziehung auf die Meditation – die als solche ja ein Tun istdarum zu reden, weil es in ihr um das Ereignis, um das Handeln und Herrschen des Wortes geht“.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken