Ongevraagde hulp
Bij Jeremia 15,15-21 en Lucas 5,1-11
Ongevraagde hulp
Verhaal
Myra is heel goed in knutselen. Ze maakt de mooiste dingen met papier. Ze knipt en vouwt en plakt. Haar vriendje Timo komt woensdagmiddag bij haar spelen. Het regent, dus gaan ze binnenspelen. Timo houdt niet echt van knutselen, maar goed: als het pijpenstelen regent, dan moet je iets. Dus ze gaan samen knutselen. Ze zijn al een poosje bezig. Dan zegt Timo: ‘Myra, je doet het niet goed.’ En hij begint uit te leggen hoe het anders moet. ‘Nee,’ zegt Myra, ‘als je het zo doet als jij zegt, dan wordt het juist heel lelijk.’ Maar Timo houdt vol: ‘Toch doe je het niet goed. Kijk maar, het valt helemaal uit elkaar.’ Myra wordt boos en bijt hem toe: ‘Wie weet er nu het meeste over knutselen, jij of ik? Ik knip en plak iedere middag uit school. Jij voetbalt dan altijd, daar bemoei ik mij toch ook niet mee, als jullie aan het voetballen zijn? Jij doet het één keer en je denkt meteen dat jij het beter kunt…’
Gesprek
Kun je vertellen hoe het komt dat Myra en Timo ruzie krijgen? Waar ben jij zelf goed in? En hoe vind je het als iemand jou ongevraagd komt helpen? Luister je dan meteen naar haar/hem? Zou het helpen als het jou niet gelukt is iets te maken, om dan hulp van iemand anders aan te nemen? Vandaag horen we een verhaal over een visser; en de zoon van een timmerman zegt tegen hem hoe hij moet vissen. Is dat niet vreemd? Je zou denken van wel. Toch wordt de visser niet boos, maar hij gehoorzaamt de timmermanszoon op zijn woorden.
Leestip
Gebed/gedicht over vertrouwen (Psalmen 18) in de versie van Karel Eykman, uit: Een knipoog van U zou al helpen, Zoetermeer 2013, p. 31.