Menu

Basis

Op zoek naar betaald werk,op zoek naar zin

Werk, met name betaald werk, heeft een relatie tot een collectieve zingeving. Is er geen werk (meer), dan kan ‘aan de kant staan’ of ‘niet meer van betekenis zijn’ worden ervaren.

Dr. T. Hoekstra is werkzaam als diaconaal specialist bij Kerk in Actie

‘Een betaalde baan kan in één klap iemands zingevingsvraag beantwoorden, terwijl iemand zonder betaald werk dat antwoord uit zichzelf moet halen.’ Deze regel uit een ingezonden brief in het dagblad Trouw van begin februari legt de problematiek bloot rond de zingevende betekenis van betaald werk in onze samenleving. Werk, met name betaald werk, heeft een relatie tot een collectieve zingeving. Daarbuiten kan men de ervaring opdoen dat men ‘aan de kant staat’ en dat men ‘niet meer van betekenis.is’. Het gaat daarbij om de ervaring, van de ‘zin’ of van het ontbreken daaraan, die men opdoet aan het zich bevinden buiten de wereld van het betaalde werk. In dit artikel gaat het dan ook om de ervaring van werkloosheid in zijn economische en politiek-maatschappelijke context. Het onderkennen van die context is een belangrijk element van de aandacht in kerken voor werkloosheid en voor de vragen die het oproept. In dit artikel neem ik u graag mee in een verkenning van die context.

Werkloosheidsituatie

Begin dit jaar stond de werkloosheid bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) genoteerd op een percentage van 5,4% van de beroepsbevolking. Dat is weliswaar aanzienlijk beter dan de 7,9 % in 2014, maar eind 2008 lag het percentage op slechts 3,6%.

Op grond van recente prognoses van het Centraal Planbureau (CPB) is de verwachting dat dit percentage in verband met een lage economische groei maar langzaam af zal nemen. We blijven dus te maken houden met een relatief hoge werkloosheid. Op het moment zijn vooral ouderen de dupe hiervan. Wanneer 50-plussers hun werk verliezen, vinden ze maar moeilijk een nieuwe baan. Als ze al een nieuwe baan vinden, gaat het vaak om tijdelijk werk. Tegelijkertijd moeten ouderen in verband met de verhoging van de AOW-enensioengerechtigde leeftijd langer doorwerken. De langdurige werkloosheid (langer dan een jaar) is dan ook het hoogst onder deze groep. Onder jongeren is de werkloosheid met meer dan 10% ook nog steeds hoog. Vinden jongeren een baan, dan komen ook zij vaak terecht in tijdelijk werk. Het kenmerk van de huidige werkloosheid is dan ook dat deze anders dan tijdens een eerdere periode van hoge werkloosheid zoals in de jaren ’80, gepaard gaat met een toenemende onzekerheid op de arbeidsmarkt. Deze onzekerheid wordt veroorzaakt enerzijds door een afgenomen recht op een WW-uitkering waar-

Er zou in 2011 een structureel tekort op de arbeidsmarkt ontstaan

door men sneller in de bijstand terecht komt. Anderzijds is er de flexibilisering van arbeidsrelaties. Want in toenemende mate nemen mensen als flexkracht of als zelfstandige zonder personeel (zzp’er) deel aan de arbeidsmarkt. De laatste heeft als zelfstandige al helemaal geen recht op een WW-uitkering. De gevolgen van deze onzekerheid zijn te bespeuren in een toename: van het aantal werkende armen in Nederland, van mensen in situaties met hoge schulden en van mensen die voor hun levensonderhoud een beroep moeten doen op voedselbank en noodhulp.

U kunt het rapport ‘Naar een toekomst die werkt’ downloaden via www.rijksoverheid.nl

‘Naar een toekomst die werkt’?

Een belangrijke verklaring voor de huidige arbeidsmarktsituatie ligt in het arbeidsmarktbeleid dat in 2008 vlak voor de kredietcrisis en de daarop volgende economische crisis werd ingezet. In dat jaar presenteerde de commissie-Bakker het rapport ‘Naar een toekomst die werkt’. De voorzitter van de commissie, de TNT-topman Peter Bakker, sprak toen de gevleugelde woorden: ‘Er is werk voor iedereen’. De kern van het rapport was de waarschuwing voor een komende structurele schaarste op de arbeidsmarkt. Men verwachtte op grond van het pensioen van de babyboomgeneratie en bevolkingsafname een begin van een structureel tekort aan werknemers op de arbeidsmarkt in 2011.

Iedereen, ook mensen met een beperking en mensen in de bijstand, moest op een verhoogd flexibele wijze beschikbaar komen voor de reguliere arbeidsmarkt. Met de Participatiewet die in 2015 is ingevoerd heeft dat geleid tot het wegbezuinigen van sociale werkplaatsen. Het gevolg was veelal dat mensen met een beperking kwijt raakten wat men aan werk nog had. Ouderen moesten langer doorwerken. Het heeft geresulteerd in de huidige verhoging van de AOW-en pensioengerechtigde leeftijd. Een verhoging die nu overigens in plaats van als arbeidsmarktmaatregel meer als begrotingsmaatregel wordt gehanteerd. Bij dat laatste gaat het vooral om de betaalbaarheid van AOW-uitkeringen en pensioenbetalingen. Daarnaast gaat het met een lagere premie-inleg voor pensioenen om het opvijzelen van de actuele koopkracht. In 2008 was de aanname dat mensen bij arbeidsmarkthervormingen misschien wel baanzekerheid zouden verliezen, maar daar tegenover stond werkzekerheid vanwege de verwachte krapte op de arbeidsmarkt. Ten gevolge van een economische crisis zijn de verwachte tekorten op de arbeidsmarkt uitgebleven. Tegelijk is de arbeidsmarkt wel verder geflexibiliseerd en is de nadruk op participatie in betaald werk toegenomen.

De ambivalente positie van betaald werk

Betaald werk bevindt zich in de op groei gerichte cyclus van de consumptiemaatschappij in een ambivalente positie. Die cyclus bestaat achtereenvolgens uit consumptie, productie, werkgelegenheid, arbeidsproductiviteit en weer consumptie. De stabiliteit van het systeem wordt uitgemaakt door groei in alle onderdelen van de cyclus, maar vindt zijn basis in groei van de consumptie. Het geld dat betaald werk mensen oplevert is van cruciaal belang als koopkracht voor de consumptieve vraag. Met deze koopkracht kunnen mensen hun rol als consument spelen en de productie aanjagen. Het voortbestaan van de consumptiemaatschappij staat met het kunnen spelen van deze consumptieve rol op het spel. Zo werd uitblijvende consumptie de afgelopen jaren ook herhaaldelijk als belangrijke reden voor het aanhouden van de economische crisis genoemd.

Betaald werk kost evenwel ook geld. Echter hoe productiever de arbeid, des te minder is er van nodig. In die zin is verhoging van de arbeidsproductiviteit gericht op het uitstoten van arbeid en daarmee op het besparen van kosten in het productieproces. Dat laatste resulteert in lagere productiekosten en dus goedkopere en qua prijs meer aantrekkelijke goederen en diensten. Als nu de groei van de consumptie de groei van de arbeidsproductiviteit maar voor blijft, behoudt het systeem zijn stabiliteit. Zwakt echter de consumptieve vraag af, dan leidt een hogere arbeidsproductiviteit achtereenvolgens tot werkloosheid, verminderde koopkracht, verlies nconsumentenvertrouwen en tot vermindering van vraag. Economische krimp, we hebben het de afgelopen jaren kunnen zien, stelt de consumptiemaatschappij voor het probleem van economische en daarmee van maatschappelijke instabiliteit. Deze ambivalente positie van betaald werk (het levert geld op voor consumptie, maar het kost ook geld in de productie) brengt een dubbelzinnig economisch ‘moreel’ effect met zich mee.

… toenemende onzekerheid op de arbeidsm arkt… flexibilisering van arbeidsrelaties…

Betaald werk ‘broodnodig’ én ‘overbodig’

Betaald werk is in onze samenleving vanuit het oogpunt van consumptie letterlijk ‘broodnodig’. Tegelijk is er in het kader van de productie, naast de duidelijke behoefte aan arbeidskracht in het productieproces, ook een zekere behoefte aan de letterlijke ‘overbodigheid’ ervan. Op de Nederlandse arbeidsmarkt wordt momenteel in het kader van een fenomeen als flexibilisering van arbeidsrelaties in sterke mate tegemoet gekomen aan deze dubbelzinnige behoefte. Door middel van flexwerkers en zzp‘ers is er, ten opzichte van nood aan arbeidskracht én nood aan de overbodigheid ervan, de mogelijkheid geschapen van een zogenaamde ‘ademende schil’. Al naar gelang de behoefte in het productieproces kan arbeid bij wijze van spreken door ondernemingen en organisaties ‘ingeademd’ en ‘uitgeademd’ worden.

Met het aandeel tijdelijk werk heeft Nederland één van de hoogste scores gevestigd in de Europese Unie.

Vanwege de onzekerheid die het voor mensen met zich mee brengt, is er voor de Europese Commissie reden om hier met zorg op te wijzen. In het Landverslag 2017 spreekt de Commissie van een keerzijde van de toename van werkgelegenheid in Nederland. Evenwel, de groei van onze economie legt het geen windeieren. Die groei wordt gemeten als het Bruto Binnenlands Product (BBP). In termen van het BBP is economische groei de toename van de totale financieel-economische waarde van via de markt verhandelde goederen en diensten. Werk is voor het BBP alleen in beeld als het via de markt verhandeld wordt en derhalve om betaald werk gaat. Vrijwilligerswerk, mantelzorg of activiteiten in het kader van vrije tijd als huishoudelijk werk, zorg en aandacht voor kinderen, worden door het BBP genegeerd. Het BBP bevordert, door in beeld te brengen wat wij als samenleving economisch belangrijk vinden, dat mensen aan betaald werk status, aanzien, respect en zelfrespect ontlenen. In een situatie van werkloosheid echter val je hier buiten, ondanks wat je aan vrijwilligerswerk en zorg ook verricht. Het is precies dit ‘er buiten vallen’ wat mensen in een situatie van werkloosheid ondergaan als de keerzijde van een zingevend effect van de economische en politiekmaatschappelijke orde ten aanzien van betaald werk.

Betaald werk levert geld op voor de consumptie, maar kost ook geld in de productie
zie voor meer uitleg over het BBP op de website Wikipedia

Tot slot – fundamentele vragen

De directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), Kim Putters, bepleitte begin vorig jaar in een themanummer van het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken een vermindering van de overwaardering van betaald werk. Hij wees er toen op dat het daarbij om niet minder dan een cultuurverandering zal gaan. Volgens Putters is een dergelijke cultuurverandering mede vanwege het aanbreken van de participatiesamenleving geboden. Want in deze samenleving wordt naast participatie in betaald werk ook participatie verwacht in onbetaald werk. Denk bijvoorbeeld aan mantelzorg en vrijwilligerswerk. Volgens Putters zal, gezien wat we van mensen verwachten in de participatiesamenleving, onze perceptie van werk drastisch moeten veranderen.

Veel nadrukkelijker dan nu gebeurt, moeten we volgens Putters een aantal fundamentele vragen beantwoorden. In de eerste plaats of er voor iedereen, gezien de huidige en de komende jaren relatief hoog blijvende werkloosheid, betaald werk moet en kan zijn? In de tweede plaats wat we onder ‘zinnig werk’ verstaan en hoe we dat waarderen? En in de derde plaats of we het combineren van betaald en onbetaald werk niet veel meer moeten accepteren?

In de kern gaat het volgens Putters om het centraal stellen van ‘zinvolle participatie’, zinvol zowel voor mensen zelf als voor het grotere verband van de samenleving.

Nederland heeft één van de hoogste scores aan tijdelijk werk in de EU

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken