Menu

Basis

Orgaandonatie

Geen plicht, maar denk er wel over na

Op 13 september besloot de Tweede Kamer om orgaandonatie in te voeren volgens het Geen Bezwaar Systeem. Tot dusverre is er sprake van ‘nee, tenzij’ – iemand is geen donor tenzij hij zich als donor laat registreren – terwijl in de toekomst iedereen donor is, die zich niet afmeldde: ‘ja, tenzij’ dus.

Dr. Th. A. Boer is universitair docent ethiek aan de Protestantse Theologische Universiteit te Groningen en bijzonder hoogleraar op de Lindeboom Leerstoel Ethiek van de Zorg aan de Theologische Universiteit te Kampen

Na dit besluit, dat er kwam door het initiatief van D66-parlementariër Pia Dijkstra is de discussie in alle hevigheid losgebarsten. Dat is wellicht ook omdat weinigen hadden verwacht dat de Kamer dit zou aannemen, met als saillant detail dat de treinvertraging van één parlementslid mede de oorzaak voor deze uitkomst was.

Vragen en protesten

Sommigen zullen door dit resultaat misschien net zo verrast zijn als door de uitkomst van het Brexitreferendum. Opvallend is dat, hoewel veel kerken en christenen in het algemeen voor donatie zijn, de christelijke partijen gesloten ‘tegen’ hebben gestemd. Journalist Gerbert van Loenen trok zijn toestemming terug en verdedigde deze keuze publiekelijk bij Pauw; ethicus Erwin Kompagne van het Erasmus MC betoogde dat zich op de Intensive Care in de toekomst mogelijk zeer emotionele taferelen gaan voordoen. Als iemand op het punt staat te overlijden die zich niet als donor heeft afgemeld, kan de transplantatiecoördinator het donatieprotocol in gang zetten. Weliswaar zal men, als de familie heftig bezwaar heeft, niet door roeien en ruiten gaan, maar de Wet zet de toon: in beginsel heeft de familie geen say meer, tenzij zij overtuigend duidelijk kunnen maken dat de stervende zèlf tegen donatie was. Vele duizenden Nederlanders die zich in het Donorregister als donor hadden laten inschrijven, hebben zich uit protest inmiddels als nietdonor laten herregistreren.

Een lichaam is geen gebruiksvoorwerp

Denken over het ‘lichaam’

Als christen ben ik een voorstander van orgaandonatie; tegelijk ben ik van mening dat de omdraaiing van een ‘nee tenzij’ naar een ‘ja tenzij’ een brug te ver is. Ik begin met een statement dat misschien heel vanzelfsprekend is, maar dat ik toch maar gezegd wil hebben: een lichaam is geen gebruiksvoorwerp waarvan je naar behoefte en vermogen onderdelen kunt uitwisselen. Dat zou een dualistische visie op de verhouding lichaam-geest inhouden (lichaam en geest die los van elkaar staan) die ik bijbels zowel als emotioneel onhoudbaar vind. Ik heb niet alleen een lichaam, ik ben er ook een. Het lichaam is niet alleen een vervoermiddel voor mijn persoonlijkheid maar is er ook een expressie van. Dat is de reden waarom we het lichaam van overledenen met respect behandelen. Dat we ‘onderdelen’ van het lichaam soms vervangen of toevoegen – orgaantransplantatie, kronen, prothesen, hartkleppen – is een uitzondering op een regel, geen opheffing ervan. En die regel behelst dat een ieder van ons het in beginsel moet doen met zijn eigen, onvervangbare lichaam waarmee hij zichzelf in het leven aantreft en waarmee de één langer en de ander korter leeft.

Bij transplantatie zullen we ons steeds bewust moeten zijn van de risico’s, de kosten en het niet-vanzelfsprekende ervan. Alleen dat gezegd hebbende, kunnen we zeggen dat transplantatie een zegen kan zijn.

Is donorschap dan geen plicht?

Slachtoffer

In een artikel in het Nederlands Dagblad van 15 september verdedigt theologiehoogleraar Gijsbert van den Brink het wetsvoorstel. Hij stelt: ‘Ondanks alle campagnes heeft het “nee, tenzij” systeem jammerlijk gefaald, met jaarlijks vele tientallen slachtoffers als gevolg’. Hoewel ook ik het tragisch vind wanneer iemand die op de wachtlijst voor een orgaan staat, overlijdt, heb ik met die redenering moeite.

Om te beginnen vinden er jaarlijks 1250 transplantaties wél plaats en worden daardoor vele honderden mensen voor een vroegtijdige dood behoed. Het aantal donaties neemt af, maar paradoxaal genoeg wordt dit ‘jammerlijk falen’ mede veroorzaakt door successen op het terrein van de verkeersveiligheid: van 3000 doden in de 1970er jaren naar 600 nu. En als het Ministerie voor Verkeer succesvol blijft in zijn pogingen om het verkeer nog veiliger te maken, is te verwachten dat het aantal donoren verder zal dalen. Natuurlijk is het vreselijk als mensen desondanks sterven, ook omdat er nog altijd wel verkeersslachtoffers vallen die donor hadden kunnen en misschien wel willen zijn, maar die als zodanig niet waren geregistreerd. Maar de terminologie ‘slachtoffers’ die in de aanloop naar de acceptatie van deze wet regelmatig is gebruikt, wekt de suggestie dat er sprake is van daders of op zijn minst schuldigen: mensen die zich niet als donor hebben aangemeld, een overheid die niet heeft gezorgd voor voldoende donors.

Sprekend voor mezelf: als, wat God verhoede, op enig moment één van mijn organen het opgeeft zonder dat er tijdig een donororgaan ter beschikking was, huil dan om mij, beklaag mijn nabestaanden, maar laat niemand mij een slachtoffer noemen. Een slachtoffer ben ik alleen dan als iemand geweld tegen me gebruikt of me ten onrechte niet helpt terwijl hij daar wel toe verplicht is. Zoals wanneer een geoefende zwemmer mij laat verdrinken of een arts weigert om mijn ziekte te behandelen.

Plicht?

Maar is donorschap dan geen plicht? Ik zou zeggen: op dezelfde wijze als liefde, muziek en humor plicht zijn: mét dat ze plicht worden, vervliegt hun essentie. De beste kwaliteiten van mensen bestaan juist dankzij het feit dat ze niet verplicht zijn. Nog voordat er een donorregister bestond, droeg ik al een verklaring dat men in noodgevallen mijn organen mag gebruiken. Dat was een uit volle overtuiging genomen beslissing. Als alles gaat zoals D66 dat wil, hoeven we zo’n afweging geeneens meer te maken. Wie niet reageert op de oproepen van de overheid is volautomatisch donor. Volgens alle woordenboeken die ik daarop heb nageslagen, is donorschap daar niet de juiste term voor. De overheid confisqueert die lichamen zonder op onze toestemming te wachten. Zoals gezegd kunnen familieleden proberen daar een stokje voor te steken, maar zij zijn het dan die de bewijslast moeten leveren. Dat legt, zoals Kompagne en anderen opmerken, een enorme druk op de arts-familieleden relatie.

Maar de overheid dwingt ons toch ook om belasting te betalen en boetes te voldoen? Zeker. Maar dat zijn dan ook geen donaties. Vele voorstanders van de nieuwe wet spreken kritisch over mensen die beweren dat zij onder alle omstandigheden heer en meester zijn over hun eigen lichaam, tot na hun dood toe. Toenmalig CDA-Tweede Kamerlid Ad Lansink verwoordde deze kritiek in 1995 met de woorden: ‘Wij zijn niet van onszelf, we zijn van elkaar’. (Reden waarom Lansink ook nu, tegen het huidige CDA-standpunt in, blijft pleiten voor een Geen Bezwaar Systeem.)

Ik zou daar tegenin willen brengen dat ik over alles wat de onaantastbaarheid van mijn lichaam aangaat – denk aan seksualiteit, intimiteit en medische behandelingen – wel degelijk het laatste woord heb. Denk aan de storm die opstak toen de Canadese premier Justin Trudeau een vrouwelijk parlementslid een duw gaf. Iemands lichamelijke integriteit is namelijk wel degelijk heilig.

Iemands lichamelijke integriteit is wel degelijk heilig

Welnu, de uitname en het hergebruik van een orgaan is bij uitstek een intiem gebeuren. Vanwege het mogelijk levensreddende effect mag de overheid mensen best tot nadenken daarover stimuleren. Ik heb nooit enige moeite gehad met campagnes van die strekking. Maar de nieuwe wet steekt een Rubicon over en gaat van een dringende naar een dwingende campagne toe. Wie weigert om over dit onderwerp zelfs maar na te denken, geldt automatisch als potentiële donor. Mijn punt is dat een mens niet alleen een recht heeft om ‘nee’ te zeggen maar ook eenrecht om er niet over na te willen denken. Aanvechtbaar als dat is, mogen mensen om hen moverende redenen de dood tot taboe verklaren, net zoals zij hun eigen redenen kunnen hebben om te roken, overmatig te drinken of geen sociale contacten te onderhouden. Dat betekent ook dat zij enveloppen over donatie zonder opgaaf van redenen terzijde mogen leggen. Precies deze mensen dreigt de overheid nu ruw bij de kladden te grijpen. ‘Als u niet nadenkt, is uw lichaam na uw dood van ons’.

Maatschappelijk gesprek

Weliswaar hoop ik als christen dat mensen zich vrijwillig met vragen rondom donatie bezig houden. Wij mogen ons gesteund weten door het Bijbelse denken, waarin Christus zijn leven vrijwillig geeft voor zijn vrienden. Maar laten we donatie wel laten in de ca-tegorie waarin hij hoort: in de categorie van het nietvanzelfsprekende. Evenmin als de overheid – zelfs een christelijke overheid niet – de taak heeft om de normen uit de Bergrede aan zijn burgers op te leggen, mag zij het recht nemen om onwillige, onbegrijpende of nonchalante burgers tot orgaandonors te verklaren. Dat christelijke partijen zo gesloten tegen de wetswijziging hebben gestemd, is dan ook niet omdat die partijen zo tegen orgaandonatie zijn. Het is omdat zij als geen ander het vrije karakter van donatie begrepen hebben, en het is omdat zij als geen ander beducht zijn voor een overheid die over het geweten van haar burgers gaat heersen. Het is te hopen dat de Eerste Kamer (en eventueel de Raad van State) deze principiële punten nog wel eens heel goed tegen het licht houden.

En het goede van de hele situatie? Dat het onderwerp ‘orgaandonatie’ maatschappelijk weer bovenaan op de agenda staat.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken