Menu

Basis

Overheersing, rentmeesterschap of holisme?

Een wandelaar op pad

Levensbeschouwing en de relatie tussen mens en water

In veel culturen heeft water een religieuze of spirituele betekenis. Voor een goed waterbeheer is het dan ook belangrijk dat we ons bewust zijn van het bestaan van verschillende ontologische visies op water (Jepson et al. 2017). Water speelt als oerelement een belangrijke rol in de scheppingsverhalen van vele culturen en tradities. Het leven is voortgekomen uit het water, en water symboliseert zowel leven, wedergeboorte als vernietiging (Peppard 2016, 286).

Water komt voor in 514 verzen van de Nieuwe Bijbelvertaling, waar het zich in allerlei facetten toont: als oerkracht, als zuiverend en reinigend element, als overrompelende, dreigende of vernietigende kracht en als levengevend beginsel. Water boetseert ons landschap, vormt ecosystemen, bevordert of belemmert het leven van flora en fauna en is onmisbaar voor onze samenlevingen, economieën en culturen (Peppard 2016, 285).

Omdat de waterproblematiek waar we mondiaal voor staan niet alleen een kwestie is van technologische oplossingen maar ook van principiële keuzes, kan onze levensbeschouwing een belangrijke rol spelen bij het aanpakken van deze problemen (Chuvieco 2012). Onze levensbeschouwing is verbonden met de wijze waarop we omgaan met de natuur. Geertz (1973, 89, 126-127) stelt dat religies een betekenisvolle relatie demonstreren tussen de waarden van mensen (ethos) en hun beeld van hoe de dingen zijn in de onversneden realiteit; hun meest omvattende idee van orde (world view). Enerzijds biedt onze levensbeschouwing een model van de werkelijkheid, omdat deze een beknopte formulering geeft van de aard van de werkelijkheid. Onze levensbeschouwing biedt een kosmologie die ingaat op het ontstaan van het universum en een ontologie die inzicht biedt in ons zijn ten opzichte van het zijn van andere levende wezens.

Anderzijds biedt onze levensbeschouwing een model voor de werkelijkheid, omdat deze ons als het ware een sjabloon aanreikt om daadwerkelijk een werkelijkheid met een zodanig karakter voort te brengen (Geertz 1973, 95, 123). Onze levensbeschouwing biedt een waardeleer (axiologie) die richtlijnen verschaft voor ons handelen. Onze levensbeschouwing biedt dus niet alleen een model van onze relatie tot het ons omringende water, maar ook een model voor hoe we ten opzichte van dit water dienen te handelen.

Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: Welke relatie tussen mens en water volgt uit onze levensbeschouwing, en hoe weerspiegelt zich dat in onze omgang met water? Dit artikel presenteert vier levensbeschouwelijke modellen van de relatie tussen mens en natuur, die vervolgens zijn toegespitst op water. Daarna is aan de hand van empirisch onderzoek geëvalueerd in hoeverre deze modellen van de werkelijkheid ook dienen als modellen voor de werkelijkheid en dus in verband staan met een bepaalde omgang met de natuur. Ten slotte is het Nederlandse waterbeheer geëvalueerd vanuit het gezichtspunt van deze modellen.

De relatie tussen mens en natuur – vier modellen

De relatie tussen mens en natuur zoals die volgt uit onze levensbeschouwing kan worden beschreven aan de hand van vier modellen. Deze zijn geïnspireerd door acht modellen van Chuvieco (2012), waarbij de eerste twee modellen overeenkomen en de andere twee verwantschap vertonen met modellen van Chuvieco. Drie van de modellen vertonen bovendien overeenkomst met de dimensies van de Humans and Nature Scale zoals beschreven door de Groot (2010).

Overheersing

Al in 1967 stelde historicus Lynn White dat het christendom, dat de mens niet voorstelt als onderdeel van de natuur maar als geschapen naar Gods beeld, een dualisme propageert tussen de mens en de natuur. God schiep de aarde en de andere schepselen voor de mensen en die zijn er daarom om de mens te dienen; een visie die uitnodigt tot exploitatie van de natuur. Dit model van overheersing is onder andere gestoeld op Genesis 1:26-28, waarin de mens wordt opgeroepen te heersen over de aarde. De islam beschouwt de natuurlijke wereld als onderworpen aan Gods wil. Mensen hebben echter een speciale positie in de schepping, omdat ze openbaringen hebben ontvangen van God. Ook verschillende koranverzen stellen dat de natuur er is om de mens te dienen (Bagir & Martiam 2016; Chuvieco 2012).

Wanneer dit model wordt toegespitst op de omgang met water, zou dit de nadruk leggen op waterbeheersing door de mens en watergebruik voor landbouw, consumenten en industrie.

Rentmeesterschap

Uit de Bijbel volgt ook een model van rentmeesterschap. De encycliek Laudato Si’, waarin paus Franciscus betoogt dat het onze heilige plicht is als goede rentmeesters de tuin van de wereld te verzorgen, geeft hier duidelijk uitdrukking aan. In deze encycliek stelt Franciscus dat het model van overheersing stoelt op een verkeerde interpretatie van de Bijbel, en dat het scheppingsverhaal juist een relatie van onderlinge verantwoordelijkheid impliceert tussen mens en natuur (Francis 2015, 49).

Waar Genesis 1 vaak wordt aangehaald als onderbouwing voor het model van overheersing, verwijst Franciscus naar Genesis 2:15: ‘God, de heer, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken’ (NBV). Franciscus interpreteert dit ‘bewerken’ als cultiveren, en het ‘waken’ als zorgen voor de ‘tuin van de wereld’, deze beschermen, bewaken en bewaren voor het nageslacht.

Genesis 2 limiteert de overheersende rol van de mens in twee opzichten: niet alleen omdat de mens de opdracht krijgt voor de aarde te zorgen, maar ook omdat de mens in dit scheppingsverhaal zelf uit de aarde is geschapen (Genesis 2:7; Chuvieco 2012).

Franciscus verwijst ook naar Leviticus 25:23, dat duidelijk maakt dat de aarde behoort aan God en niet aan de mensen. Tevens noemt hij bijbelverzen waaruit de zorg voor dieren blijkt, zoals Exodus 23:12, dat stelt dat de rust op de zevende dag ook tot doel heeft dat de runderen en ezels kunnen uitrusten.

Uit voorschriften in Deuteronomium die verbieden dat moedervogels gedood worden met hun nakomelingen (Deuteronomium 22:6) en dat boomgaarden gekapt worden tijdens belegeringen (Deuteronomium 20:19) blijkt aandacht voor het voortbestaan van schepselen. Hieruit leidden de rabbi’s de principes af ‘Gij zult niet vernietigen’ (bal tashchit) en ‘Gij zult dieren niet onnodig laten lijden’ (tza’ar ba’aley hayyim) (Tirosh-Samuelson 2016).

Ook in de islam is aandacht voor rentmeesterschap of khalifa. Rentmeesterschap is één van de pijlers van de huidige beweging van de ‘Groene Islam’ of ‘eco-islam’ (Bagir & Martiam 2016; Vincenti 2016). Er is echter geen consensus binnen de islam over hoe rentmeesterschap opgevat dient te worden (Bagir & Martiam 2016). Centrale waarden voor groene moslims zijn gematigdheid, balans en het beschermen van Gods gaven (Vincenti 2016).

Wanneer dit model zou worden toegespitst op de omgang met water, zou dit de nadruk leggen op duurzaam waterbeheer. De grondgedachte voor duurzaam waterbeheer is ‘meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten’ (Stumpe 2009, 5).

Het boek der natuur

De natuur kan ook worden beschouwd als manifestatie van Gods scheppingskracht. Waar veel Nederlandse geleerden de natuur aanvankelijk bestudeerden en interpreteerden aan de hand van de Bijbel, vond in de loop van de zeventiende eeuw een kentering plaats en werd het ‘Boek der natuur’ in toenemende mate gezien als een autonome openbaring van God die naast de Schrift bestudeerd moest worden (Jorink 2006, 9). De natuur was een wonderboek Gods, dat klaarlag om gelezen, begrepen en overdacht te worden.

Volgens dit model leidt ieder facet van de natuur tot bespiegelingen over de Schepper (Jorink 2006, 21-22). Ook in de Bijbel komt een dergelijke visie tot uitdrukking, bijvoorbeeld in Wijsheid 13:5 (NBV): ‘Uit de grootheid en de schoonheid van de schepping is immers af te leiden wie de schepper is.’

Omdat dit model benadrukt dat elk wezen, groot of klein, een openbaring is van God, lijkt het logisch dat een dergelijke opvatting respect voor de natuur, en daarmee duurzaam gedrag, zal bevorderen. Wanneer dit model zou worden toegespitst op de omgang met water, zou het de nadruk leggen op de esthetische schoonheid van water. De indruk die watervallen, de branding van de zee, stille vennetjes en lenteregens op ons maken, kan een gevoel van openbaring teweegbrengen.

Holisme

Het vierde model gaat uit van een holistische relatie tussen mens en natuur. Hedendaagse spiritualiteit benadrukt de verbondenheid van mensen onderling en van mensen met de natuur (Hedlund-de Witt 2011). Holisme benadrukt het ‘grote plaatje’, zonder de uniciteit van ieder individu te ontkennen (Liang & Luo 2012). Erkenning van onze fundamentele verbondenheid met de natuur wordt vaak gezien als belangrijke inspiratiebron om de natuur met respect te behandelen. In veel hedendaagse spirituele stromingen leeft bovendien de gedachte dat in de hele natuur (inclusief de mens) een hogere kracht aanwezig is.

Dergelijke gedachten motiveren vegetarisme en een groene leefstijl (Hedlund-de Witt 2011). Andersom kunnen diepgaande spirituele ervaringen die mensen opdoen in de natuur hen overtuigen van de verbondenheid en sacraliteit van al het leven, wat hen vervolgens kan motiveren tot duurzaam gedrag (Sponsel 2016).

Ook het confucianisme, taoïsme, boeddhisme (Liang & Luo 2012) en hindoeïsme gaan uit van een holistische visie. Zo gaat de confucianistische deugdethiek uit van het gegeven dat we ‘in één lichaam zijn met de tienduizend dingen’; dat wil zeggen dat het hele universum verbonden is met of aanwezig is in ons lichaam (Huang 2016).

De boeddhistische doctrine van afhankelijk ontstaan toont verwantschap met het moderne concept van ecologie (Ives 2016; Lennerfors 2015). Het boeddhisme wordt dan ook gezien als meer milieuvriendelijk en diervriendelijk dan het christendom, en blijkt in landen zoals de Verenigde Staten, Thailand en Vietnam een inspiratiebron te zijn voor duurzamer leven.

Er zijn echter ook critici van een dergelijke, westerse interpretatie van het boeddhisme. Boeddhistische bronnen zelf blijken een veelvormig en soms zelfs tegenstrijdig beeld te laten zien (Lennerfors 2015). Bovendien streefden de monniken en asceten die schreven over afhankelijk ontstaan, er juist naar om los te komen uit dit web van verbondenheid (Ives 2016).

Waar in het klassieke boeddhisme verlichting werd opgevat als het loskomen van de fysieke wereld, wordt verlichting in het Mahayana boeddhisme (de boeddhistische stroming waarop het eco-boeddhisme meestal geënt is) gezien als een onthecht leven in de fysieke wereld (Ives 2016). Overigens geldt het gevaar van een eenzijdige, westerse interpretatie ook voor andere nietwesterse religieuze tradities.

Devotionele hindoeïstische stromingen benadrukken dat alles deel uitmaakt van een onderling verbonden geheel, wat theologisch vaak uitgedrukt wordt als ‘God is alles, en alles is God’. In de Bhagavadgita wordt het universum gezien als het lichaam van Krishna (Haberman 2016, 37). Alhoewel God of Brahman in alles aanwezig is, geloven hindoes dat het goddelijke extra benaderbaar is in bepaalde natuurlijke entiteiten zoals rivieren, heilige bomen en gebergten; een geloof dat kan bijdragen aan milieubewust gedrag. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak van een Indiër dat mensen die de godin in de rivier aanschouwen, haar niet meer vervuilen maar juist aanbidden (Haberman 2016, 38).

Ook in de joods-christelijke traditie wordt de onderlinge verbondenheid tussen de mensen en de aarde benadrukt, omdat het land vruchtbaar is wanneer de mensen deugdzaam leven, maar haar vruchtbaarheid verliest wanneer de mensen zondigen (Tirosh-Samuelson 2016). Het land wordt vervloekt als gevolg van de erfzonde (Genesis 3:17-19) en het land, met de wilde dieren, de vogels en de vissen, kwijnt weg als gevolg van menselijke zonden (Hosea 4:1-3; Chuvieco 2012). Ook Franciscus van Assisi benadrukte de verbondenheid tussen mens en natuur. In zijn Zonnelied spreekt hij de zon, de maan, de wind, het water, het vuur en de aarde aan als broeders en zusters.

Tegenwoordig is ook een syncretische joodse ecospiritualiteit opgekomen, die een holistische opvatting van de werkelijkheid aanhangt waarin, vanuit de principes van de Kabbalah, alle levende wezens en ecosystemen als uitingen van God worden gezien (Tirosh-Samuelson 2016, 66).

Wanneer het holistische model wordt toegespitst op de omgang met water, benadrukt het de onlosmakelijke verbondenheid tussen mensen, dieren, planten en het water in ons en om ons heen. Waar duurzaam waterbeheer, met het oog op het behoud van schoon water voor toekomstige generaties, past bij het model van rentmeesterschap, past integraal waterbeheer bij het holistische model. Bij integraal waterbeheer worden wateropgaven en -maatregelen in samenhang beschouwd met andere opgaven en maatregelen en worden problemen zo min mogelijk afgewenteld (Stumpe 2009).

De vier modellen en onze omgang met de natuur

De verschillende levensbeschouwelijke modellen presenteren een model van de relatie tussen mens en natuur. Aan de hand van empirisch onderzoek wordt nu geëvalueerd in hoeverre ze ook een model voor de relatie tussen mens en natuur bieden. Met andere woorden: in hoeverre hangt onze visie op de relatie tussen mens en natuur samen met onze omgang met de natuur?

Onderzoek naar ‘overheersing’

Op basis van een onderzoek onder bewoners langs grote rivieren in Frankrijk, Duitsland en Nederland vond De Groot (2010) dat mensen die uitgaan van een model van overheersing positiever zijn over dijkverzwaringen (d.w.z. waterbeheersing).

Eckberg en Blocker (1989) vonden dat Amerikanen die geloven dat de Bijbel letterlijk het Woord van God is, minder geneigd zijn de natuur te beschermen en meer geneigd zijn economie belangrijker vinden dan ecologie. Dit zien zij als bevestiging van het model van overheersing. Op basis van grootschalig Amerikaans onderzoek vinden Eckberg en Blocker (1996) dat religieuze fundamentalisten minder milieubewust gedrag vertonen, een minder groene leefstijl hebben en de economie belangrijker vinden dan het milieu.

Leary, Minton en Mittelstaedt (2016) vonden dat religieuze Amerikanen meer uitgaan van een model van overheersing, terwijl niet-religieuze Amerikanen meer uitgaan van een model van rentmeesterschap. In deze studie werd rentmeesterschap echter op een niet-religieuze wijze omschreven (bijvoorbeeld: ‘mensen moeten in harmonie leven met de aarde om te overleven’). Leary et al. vonden ook dat niet-religieuze Amerikanen een grotere bereidheid hebben om meer te betalen voor duurzame alternatieven en meer duurzame aankopen doen dan religieuze Amerikanen. Verder vonden ze dat aanhang van het model van overheersing gerelateerd is met een lagere bereidheid te investeren in duurzame producten. Ze vonden bovendien dat hogere kerkgang gerelateerd is aan een sterker geloof in overheersing, terwijl religieuze conservatieven sterker geloven in overheersing dan religieuze progressieven. Ten slotte vonden ze dat conservatieve religieuze mensen producenten verantwoordelijk stellen voor duurzaamheid, terwijl niet-religieuze mensen juist vinden dat consumenten het meest verantwoordelijk zijn voor duurzaamheid.

Onderzoek naar ‘rentmeesterschap’

De Groot (2010) vond op basis van semigestructureerde interviews en een kleinschalig survey in Canada dat bijna alle protestanten en moslims een eigen interpretatie van rentmeesterschap aanhingen, waarin de mens niet boven, maar in de natuur is geplaatst. Bovendien vond De Groot op basis van een survey in Frankrijk, Duitsland en Nederland dat mensen die de mens zien als ‘beschermer van de natuur’ (een variant van rentmeesterschap waarin de mens niet boven de natuur staat, maar er deel van uitmaakt), positiever zijn over het ‘Ruimte voor de Rivier’-beleid (dat uitgaat van waterbeheer i.p.v. waterbeheersing). Leary et al. (2016) vonden bovendien dat aanhang van het model van rentmeesterschap gerelateerd is met een hogere bereidheid te investeren in duurzame producten, groener koopgedrag en betere afvalscheiding.

Shin en Preston (2019) vonden dat christenen die uitgaan van rentmeesterschap meer bezorgd zijn over klimaatverandering, terwijl christenen die uitgaan van een model van overheersing juist minder bezorgd zijn over klimaatverandering. In deze studie was rentmeesterschap christelijker gedefinieerd dan in de studie van Leary et al. (‘voor de aarde zorgen is onze heilige plicht als mensheid’). In experimenteel onderzoek vonden Shin en Preston dat mensen die een bijbeltekst hadden gelezen over rentmeesterschap, zich verantwoordelijker voelden voor klimaatverandering en een sterkere intentie hadden tot milieuvriendelijk gedrag, dan mensen die een neutrale bijbeltekst hadden gelezen. Overigens bleken mensen na het lezen van een bijbeltekst over overheersing niet minder verantwoordelijkheid te voelen voor klimaatverandering.

In een ander experiment vonden ze dat mensen die passages uit de encycliek Laudato Si’ hadden gelezen waarin paus Franciscus rentmeesterschap voor de natuur bepleit, zich sterker verantwoordelijk voelden voor klimaatverandering dan een controlegroep; een effect dat sterker was als deelnemers positiever waren over paus Franciscus. Dit laat zien dat religieuze autoriteitsdragers de potentie hebben om mensen te motiveren tot duurzamer gedrag.

Onderzoek naar ‘het boek der natuur’

Tarakeshwar, Swank, Pargament en Mahoney (2001) vonden in een Amerikaans onderzoek dat meer conservatieve presbyterianen minder duurzaam gedrag vertoonden, terwijl presbyterianen die meer geloofden in de heiliging van de natuur juist meer duurzaam gedrag vertoonden. De heiliging van de natuur werd hier opgevat als de visie dat de natuur heilig is, omdat deze geschapen is door God (en niet dat de natuur spiritueel of heilig is in zichzelf ). Deze opvatting vertoont verwantschap met het model van het boek der natuur, waarin de natuur wordt gezien als manifestatie van Gods scheppingskracht. Het onderzoek van Tarakeshwar et al. lijkt daarom enige empirische onderbouwing te geven voor de verwachting dat het opvatten van de natuur als manifestatie van Gods scheppingskracht duurzaam gedrag bevordert.

Onderzoek naar ‘holisme’

In het Canadese onderzoek van De Groot (2010) zagen boeddhisten en de inheemse bevolking zichzelf als spirituele participanten in de natuur (het holistische model). Zij beschouwden de natuur als spiritueel (en de oorspronkelijke bewoners zagen de natuur ook als heilig).

De Witt, De Boer, Hedlund en Osseweijer (2016) onderzochten de relatie tussen levensbeschouwing en duurzaam gedrag aan de hand van vier conceptueel onderscheiden levensbeschouwingen: een traditionele, moderne, postmoderne en integratieve levensbeschouwing. Ze vonden dat mensen met een integratief en een postmodern wereldbeeld meer bezorgd zijn over klimaatverandering en duurzamer gedrag vertonen dan mensen met een traditioneel of modern wereldbeeld (De Witt et al. 2016).

Het integratieve wereldbeeld, dat de nadruk legt op holisme, zelftranscendentie en synergie, sluit aan bij een holistische visie op de relatie tussen mens en natuur. Het onderzoek van De Witt et al. geeft dus empirische bevestiging van de verwachting dat aanhang van het holistische model gekoppeld is aan het vertonen van duurzaam gedrag.

De vier modellen in het Nederlandse waterbeheer

Nu we hebben gezien dat onze levensbeschouwing niet alleen een model biedt van de relatie tussen mens en natuur, maar ook een model voor onze omgang met de natuur, wordt geëvalueerd hoe de vier modellen terug te vinden zijn in het Nederlandse waterbeheer.

De vroegste hydrologische ontwikkelingen in Nederland lijken te volgen uit het model van overheersing. Ze hangen samen met de strijd die Nederlanders door de eeuwen heen met het hen omringende water hebben gevoerd en leidden tot kennis over rivierbeteugeling, aanleg van waterkeringen en afwateringswerken. Waar voor de Tweede Wereldoorlog de nadruk van hydrologisch onderzoek lag op waterwinning en waterbeheersing, ging na de Tweede Wereldoorlog meer aandacht uit naar de watervoorziening in de landbouw en het gebruik van water voor de bevolking en industrie (De Vries 1982, 1-2).

Tegen het einde van de twintigste eeuw vond in het waterbeheer een omslag plaats van een model van overheersing naar een model van rentmeesterschap. Het toenemende milieubewustzijn zorgde ervoor dat milieuvraagstukken de belangrijkste drijvende kracht werden achter de ontwikkeling van de hydrologie. Het bestrijden van vervuilingen, de beoordeling van watervoorraden en natuurbehoud werden, en zijn nog steeds, centrale kwesties.

Tegenwoordig zijn daar verschillende sleutelwoorden bijgekomen: de impact van klimaatverandering, een geïntegreerde benadering in het beheer van stroomgebieden, duurzaam beheer van rivierbekkens en het terugdringen van onzekerheid bij het voorspellen van hydrologische fenomenen (Rosbjerg & Rodda 2019).

Een voorbeeld van de omslag van beheersen naar beheren is het programma ‘Ruimte voor de Rivier’ dat in 2006 van start ging en in 2019 officieel werd afgerond. Waar lange tijd gedacht werd dat we steeds hogere dijken moeten bouwen om het Nederlandse rivierwater te beheersen, leidde onderzoek dat werd gedaan als gevolg van alarmerende waterstanden tot de opvatting dat de rivieren juist meer ruimte moeten krijgen om de grotere hoeveelheden water af te kunnen voeren.

Waar tegen het einde van de twintigste eeuw een omslag waarneembaar was van beheersen naar beheren, zien we nu steeds meer aandacht voor een integrale aanpak, niet alleen in het waterbeheer maar ook in de hele omgang met de fysieke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie van 2020 stelt:

‘Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. […] Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee we keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter kunnen maken. […] De opgaven zijn groot, veelzijdig en veelal met elkaar verweven. […] Dit vraagt om het vinden van oplossingen, waarbij ruimte voor economische ontwikkeling, mobiliteit, reductie van stikstofemissies, wonen en herstel van biodiversiteit zoveel mogelijk hand in hand gaan, én waarbij ook onder ogen moet worden gezien dat niet alles kan in ons land, zonder dat dit beperkingen voor iets of iemand oplevert.’ (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2020, p. 9-10)

Dit suggereert dat we onderweg zijn naar een meer holistische kijk op de relatie tussen mens en water.

Conclusie

Onze levensbeschouwing biedt een model van de werkelijkheid en presenteert een visie op de relatie tussen mens en natuur die gegrond is in een specifieke kosmologie en ontologie. Ten tweede biedt onze levensbeschouwing een model voor de werkelijkheid in de vorm van een axiologie, een geheel van waarden waarop ons gedrag is gebaseerd. In dit artikel zijn vier levensbeschouwelijk gefundeerde modellen besproken van de relatie tussen mens en natuur en is geëvalueerd in hoeverre deze modellen ons gedrag ten opzichte van de natuur beïnvloeden. Mensen die uitgaan van het model van overheersing blijken minder duurzaam gedrag te vertonen en waterbeheersing te verkiezen boven waterbeheer. Mensen die uitgaan van het model van rentmeesterschap blijken daarentegen duurzamer gedrag te vertonen en waterbeheer te verkiezen boven waterbeheersing. Mensen die de natuur zien als manifestatie van Gods scheppingskracht lijken – op basis van slechts beperkt empirisch onderzoek – een groenere leefstijl te hebben dan mensen met een meer conservatieve levensbeschouwing. Ten slotte blijken mensen die uitgaan van een holistische relatie tussen mens en natuur ook duurzamer gedrag te vertonen.

Empirisch onderzoek lijkt dus de samenhang tussen een bepaalde visie op de relatie tussen mens en natuur en bepaald gedrag ten opzichte van de natuur te bevestigen. Wanneer we het waterbeleid in Nederland beschouwen, blijkt tegen het einde van de twintigste eeuw een overgang plaatsgevonden te hebben van waterbeheersing richting waterbeheer. Dit duidt op de verschuiving van een model van overheersing naar een model van rentmeesterschap. Bovendien duidt de steeds sterkere nadruk op integraal waterbeheer en geïntegreerde gebiedsvisies, die we tegenkomen in het huidige Nederlandse wateren omgevingsbeleid, op een verschuiving richting een meer holistische visie.

Op basis hiervan kunnen we stellen dat in het Nederlandse waterbeleid zowel ons model van de werkelijkheid (dat meer holistisch is geworden) als ons model voor de werkelijkheid (dat uitgaat van geïntegreerde oplossingen) significant verschoven is gedurende onze historische strijd met het water.

Literatuur

Nienke Fortuin is universitair docent Empirische en Praktische Religiewetenschap aan de Radboud Universiteit. Eerder is ze aan de Vrije Universiteit Amsterdam afgestudeerd als hydrogeoloog.

Bagir, Z.A. & Martiam N. (2016). Islam: Norms and practices. In: W. Jenkins, M.E. Tucker & J. Grim (red.), Routledge Handbook of Religion and Ecology (pp. 79-87). Londen: Routledge.

Chuvieco, E. (2012). Religious approaches to water management and environmental conservation. Water Policy 14, 9-20.

Eckberg, D.L. & Blocker, T.J. (1989). Varieties of religious involvement and environmental concerns: Testing the Lynn White thesis. Journal for the Scientific Study of Religion 28, 509-517.

Eckberg, D.L. & Blocker, T.J. (1996). Christianity, environmentalism, and the theoretical problem of fundamentalism. Journal for the Scientific Study of Religion 35, 343-355.

Francis, Holy Father (2015). Laudato Si’: On care for our common home. Vaticaanstad: Vatican Press.

Geertz, C. (1973). The interpretation of cultures: Selected essays. New York, NY: Basic Books.

Haberman, D.L. (2016). Hinduism: Devotional love of the world. In: W. Jenkins, M.E. Tucker & J. Grim (red.), Routledge Handbook of Religion and Ecology (pp. 35-42). Londen: Routledge.

Groot, M. de (2010). Humans and Nature: Public visions on their interrelationship (Doctoral dissertation). Radboud University, Nijmegen. Retrieved from https://edepot.wur.nl/151135

Hedlund-de Witt, A. (2011). The rising culture and worldview of contemporary spirituality: A sociological study of potentials and pitfalls for sustainable development. Ecological Economics 70, 1057-1065.

Huang, Y. (2016). Confucianism: Confucian environmental virtue ethics. In: W. Jenkins, M.E. Tucker & J. Grim (red.), Routledge Handbook of Religion and Ecology (pp. 52-59). Londen: Routledge.

Ives, C. (2016). Buddhism: A mixed Dharmic bag: Debates about Buddhism and ecology. In: W. Jenkins, M.E. Tucker & J. Grim (red.), Routledge Handbook of Religion and Ecology (pp. 43-51). Londen: Routledge.

Jepson, W., Budds, J., Eichelberger, L., Harris, L., Norman, E., O’Reilly, K. & Young, S. (2017). Advancing human capabilities for water security: A relational approach. Water Security 1, 46-52.

Jorink, E. (2006). Het ‘Boeck der Natuere’: Nederlandse geleerden en de wonderen van Gods schepping 1575-1715. Leiden: Primavera Pers.

Leary, R.B., Minton, E.A. & Mittelstaedt, J.D. (2016). Thou shall not? The influence of religion on beliefs of stewardship and dominion, sustainable behaviors, and marketing systems. Journal of Macromarketing 36, 457-470.

Lennerfors, T.T. (2015). A Buddhist future for capitalism? Revising Buddhist economics for the era of light capitalism. Futures 68, 67-75.

Liang, J. & Luo, B. (2012). Toward a discourse shift in social gerontology: From successful aging to harmonious aging. Journal of Aging Studies 26, 327-334.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2020). Nationale Omgevingsvisie. Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Den Haag.

Peppard, C.Z. (2016). Water. In: W. Jenkins, M.E. Tucker & J. Grim (red.), Routledge Handbook of Religion and Ecology (pp. 285-293). Londen: Routledge.

Rosbjerg, D. & Rodda, J. (2019). IAHS: A brief history of hydrology. History of Geoand Space Sciences 10, 109-118.

Shin, F. & Preston, J.L. (2019). Green as the gospel: The power of stewardship messages to improve climate change attitudes. Psychology of Religion and Spirituality. Advance online publication. http://dx.doi.org/10.1037/rel0000249

Sponsel, L.E. (2016). Spiritual ecology and radical environmentalism. In: W. Jenkins, M.E. Tucker & J. Grim (red.), Routledge Handbook of Religion and Ecology (pp. 220-228). Londen: Routledge.

Stumpe, J. (red.) (2009). Nationaal Waterplan 2009-2015. Den Haag: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Tarakeshwar, N., Swank, A.B., Pargament, K.I. & Mahoney, A. (2001). The sanctification of nature and theological conservatism: A study of opposing religious correlates of environmentalism. Review of Religious Research 42, 387-404.

Tirosh-Samuelson, H. (2016). Judaism. In: W. Jenkins, M.E. Tucker & J. Grim (red.), Routledge Handbook of Religion and Ecology (pp. 60-69). Londen: Routledge.

Vincenti, D. (2016). Sustainability transitions in Arab-Islamic countries: Egypt as a case study. Agriculture and Agricultural Science Procedia 8, 135-140

Vries, J.J. de (1982). Anderhalve eeuw hydrologisch onderzoek in Nederland. Overzicht van de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis van het water in Nederland tussen 1830 en 1980, beschouwd vanuit een geohydrologische gezichtshoek. Amsterdam: Rodopi.

White, L. (1967). The historical roots of our ecologic crisis. Science 155, 1203-1207.

Witt, A. de, Boer, J. de, Hedlund, N. & Osseweijer, P. (2016). A new tool to map the major worldviews in the Netherlands and USA, and explore how they relate to climate change. Environmental Science & Policy 63, 101-112.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Blijf in mijn liefde’

De zesde zondag na Pasen, de laatste voor Hemelvaartsdag: in de ‘oude bedeling’ (waar zijn al die mooie, veelzeggende Latijnse zondagsnamen toch gebleven?) heet deze zondag Rogate, bidt! Willem Barnard schreef ooit: ‘Na Pasen gaat het van jubelen, Jubilate, via zingen, Cantate, naar bidden, Rogate.’ Zo is het en niet andersom: van expressie naar impressie, van de uitbundige jubel om zijn daden naar het ingekeerde gebed om Gods nabijheid… juist wanneer afscheid nadert.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Nieuwe boeken