Menu

Premium

Palm en Passie

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 50,4-7 en Matteüs 21,1-11

Dubbelheid

Palm- en Passiezondag: ‘Heden Hosanna, morgen kruisigt Hem’ (LB 556); ‘Uw statie, dat is toorn en pijn: er zal een kroon van doornen zijn. / Zoudt Gij daartoe geboren zijn? Hosanna – de zoon van David?’ Je zou er bijna een vraagteken achter zetten, al staat dat er niet in de originele tekst van dit lied van Barnard (dat helaas niet in het Liedboek staat; Oud Katholiek Gezangenboek [1990] 622). Toorn en pijn, een doornenkroon als teken van zijn majesteit, hoort dat van nature bij de zoon van David?

Die vraag tekent de dubbelheid van Palmzondag, ieder jaar opnieuw. Palmzondag: dat is het feestelijke van de intocht, het zwaaien met de palmtakken, de optocht, de opgetogen vreugde: HIJ is er, Hij komt! En direct daarna in dezelfde dienst op Palmzondag is het: de passie, het lijden, twee evangeliehoofdstukken lang (Matteüs 26-27) – bij voorkeur integraal gelezen of gezongen en op deze zondag niet nog eens uitvoerig uitgelegd: laat het maar over je komen. Het is het verhaal van de toorn en de pijn, in de woorden van Jesaja (50,6): ‘Mijn rug gaf ik prijs aan wie sloegen, mijn kaken aan wie mijn baard uitrukten – mijn aanschijn heb ik niet verborgen voor beschimping en bespuwing.’

Uit het leven gegrepen

Het lied dat Barnard voor Palmzondag schreef, doet denken aan de straatzangers die met een spandoek en een aanwijsstok voor de mensen op de straat hun meestal treurige lied zongen. De smartlappen van het Museum Speelklok tot Pierement in Utrecht herinneren daaraan, en in het populaire NCRV-tv-programma Farce Majeure uit de jaren zestig/zeventig deed de groep van cabaretiers hetzelfde: zij verzamelden mensen op straat om zich heen met behulp van een groot doek, waarop het refrein van hun lied stond: ‘Dat is uit het leven gegrepen…’ De vrolijkheid en de ernst van het leven tegelijkertijd. Op Palmzondag zwaaien we vrolijk met palmtakken, terwijl we duvels goed weten wat er komt: het ondergaan van lijden en mateloze spot door dezelfde persoon die hier zo koninklijk wordt ingehaald, zo extatisch wordt toegezongen en toegewuifd.

Citaten uit Tenach

Het verhaal van de intocht kan eenvoudig in drie delen worden ingedeeld: de voorbereiding (Matteüs 21,1-5), de intocht (21,6-9) en het eerste effect van deze intocht (21,10-11). Bij de voorbereiding zijn alleen Jezus en twee van zijn discipelen de hoofdpersonen, bij de intocht treden ook de scharen handelend op en in het derde deel is het zelfs de gehele stad Jeruzalem. Hoe dichter de Heer haar nadert, hoe meer mensen er in actie komen. Elk onderdeel wordt besloten met een citaat uit Tenach: in vers 4 is dat het citaat uit Zacharia 9,9 over de koning op een ezel; in vers 9 wordt uit Psalmen 118,26 geciteerd: ‘gezegend die daar komt in de naam van de Heer’; in vers 13 is het Jesaja 56,7: ‘huis van aanbidding’ en Jeremia 7,11: ‘hol van rovers’; en in vers 16 ten slotte Psalmen 8,3: ‘uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij u een lofzang bereid’.

Een zachtmoedige koning?

Het citaat uit de profeet Zacharia 9,9 is een van de bekendste: ‘Jubel luide, dochter Sion, / schal het uit, dochter Jeruzalem: / zie, je koning komt naar je toe, / een rechtvaardige, een bevrijder is hij –, / een ootmoedige, rijdend op een ezel, / op een veulen, het jong van een ezelin’ (NB). ‘Ootmoedig’ – in de NBV: ‘zachtmoedig’ – suggereert dat de verwachte koning ook een zachtzinnig beleid zal voeren. Maar wie maar even verder leest in Zacharia, ziet dat dáárvan geen sprake is. Integendeel, hervorming staat in des konings vaandel en het gaat er stormachtig aan toe: ‘Wegvagen zal ik de strijdwagens uit Efraïm, / de paarden uit Jeruzalem, / weggevaagd wordt dan de oorlogsboog, / en tot de volkeren zal hij van vrede spreken! / Zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee, / en van de Rivier tot aan de einden der aarde’ (9,10). Niet zachtzinnig gaat het ook toe in Matteüs: de stad beeft (21,10, NB) en het huis des Heren wordt met bezemen gekeerd… letterlijk: ‘de tafels van de geldwisselaars keert Hij om, zo ook de stoelen van wie duiven te koop hebben’ (21,12b).

Koning op een ezel

Het is duidelijk dat Matteüs in de intocht de messiaanse vervulling vindt van de visionaire woorden van Zacharia. Jesaja 62,11 schrijft Matteüs naar zich toe. De Hebreeuwse tekst van Jesaja luidt: ‘Zeg tot de dochter Sions, zie uw heil komt.’ De Septuagint vertaalt: idou soi ho sooter paraginetai – ho sooter: ‘uw redder’. Matteüs spreekt van ‘uw koning’. Rabbijnse geschriften uit ca. 300 na Christus spreken over de parallellie tussen de eerste verlosser – Mozes – en de tweede – de Messias. Mozes nam zijn vrouw en zonen en liet ze op een ezel rijden (Exodus 4,20), en van de Messias wordt gezegd dat Hij arm zal zijn en rijdend op een ezel zal komen (Zacharia 9,9). Ook brengen rabbijnse uitleggers de ezel en het jong van een ezelin (Genesis 49,11) in verband met de wijnstok (d.i. Israël) en de wingerd (d.i. Jeruzalem). Dat wil zoveel zeggen als: God is gebonden aan Israël en aan Jeruzalem.

En rabbi Jehosjua ben Levi (ca. 250) zet Daniël 7,13 – rijdend op de wolken des hemels – tegenover Zacharia 9,9 en zegt: ‘Als Israël verdiensten heeft verworven, dan komt de Messias met de wolken des hemels, maar als Israël geen verdiensten heeft verworven, dan komt Hij arm en rijdend op een ezel…’ Zou dat alleen voor Israël gelden?

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken