Menu

Premium

Pasen gebeurt geleidelijk

Bij Jesaja 51,9-11, Psalm 118,15-24 en Johannes 20,1-18

 

‘Ik zal niet sterven, ik zal leven en de daden van de Eeuwige vertellen,’ zingt Psalm 118(,17). Dat doet de evangelist Johannes ook, maar die grote daden worden door hem nooit zomaar verteld. Er gebeurt wat in zijn verhalen en in zijn evangelie. Gerd Theissen (1) heeft het in dit verband over een gefaseerde hermeneutiek: Johannes legt uit in fasen, in gedeelten.

In navolging hiervan heb ik in het Johannesevangelie een gefaseerde didactiek ontdekt, (2) zoals in Johannes 16,25-33, waar Jezus zelf en zijn leerlingen zeggen dat Hij eerst nog in beelden tot hen heeft gesproken, maar dat alles nu wordt uitgelegd. Datzelfde patroon zien we bij het verhaal van de opwekking van Jezus in de reacties van de vrouwen en mannen eromheen. Er gebeurt iets wat niet wordt begrepen, en in de beschrijving van het gebeuren wordt er geleidelijk aan van alles duidelijk voor ‘de oplettende lezertjes’ of de oplettende luisteraars. Er gebeurt iets, er is een proces gaande.

 

De karakters in het verhaal

In dit eerste deel van dit Paasdrieluik – Ype Bekker spreekt van een vertellen in drieën bij Johannes(3) – worden drie personen ten tonele gevoerd. Allereerst Maria van Magdala, dan Petrus en Johannes, of beter gezegd: Petrus en de leerling die Jezus liefhad. Ze worden aangesproken op verschillende manieren en fungeren daarbij als rolmodellen of karakters, zoals Alan Culpepper en Sandra Schneiders ze noemen, (4) waarin de lezer of hoorder van nu zich kan herkennen.

 

Ze kenden de Schriften nog niet

De ontreddering van Maria van Magdala zet de beide mannen in beweging. Hoe herkenbaar is deze rolverdeling: een huilende vrouw die mannen in actie brengt. De een wat sneller dan de ander, maar ze rennen. De leerling die Jezus liefheeft blijft voor het graf aarzelen, maar Petrus, die wat meer primair reageert, gaat naar binnen en ziet de windsels. Het beeld wordt gedetailleerd beschreven. De windsels zijn afgedaan en er is niet met het lichaam gezeuld, zoals Maria van Magdala veronderstelde. Dat beeld betekent wat. De leerling die Jezus liefhad, ziet het en gelooft, want bij Johannes ga je van beelden en tekenen geloven. Voor allen die het niet kunnen zien, vertelt Johannes er in een van zijn tussenvoegsels bij, dat ze de Schriften nog niet kenden die duidelijk maken dat Jezus ‘moest’ opstaan (20,9). Je hoeft er Jesaja 51 maar op na te slaan en Psalm 118 maar over te zingen en dan is de opwekking ook duidelijk voor hen die de windsels niet hebben zien liggen in het graf. Zo wordt geleidelijk aan duidelijk wat er is gebeurd. Deze leerlingen gaan op weg omdat ze de woorden van Maria van Magdala gehoord hebben. Maar zij heeft nog een andere rol dan mannen in beweging zetten.

 

De hoofdrol van Maria van Magdala

Het rennen van de beide mannen wordt beschreven, maar Maria is niet achtergebleven; zij staat ter zijde van het graf en huilt (haar gang wordt niet beschreven). Ze lijkt op die andere huilende vrouw in de Schrift: Hanna, de vrouw van Elkana, de moeder van Samuel. Ook aan haar wordt gevraagd waarom ze huilt (1 Samuel 1,8). Sandra Schneiders kent aan Maria van Magdala een belangrijke rol toe en wil zelfs suggereren dat zij het Evangelie naar Johannes zou kunnen hebben geschreven. (5) Zij noemt Maria van Magdala ook de catecheet bij uitstek. Zij moet immers ‘de broeders’ vertellen van de grote daden Gods. Maar voordat ze die kan vertellen, gebeurt en nog van alles met haar. Zij ziet boodschappers bij het graf die haar vragen haar verdriet onder woorden te brengen, een zeer pastorale werkwijze van deze engelen. Als ze dit heeft gedaan, draait ze zich om, alsof ze het graf niet langer kan aanzien. Dan weer die vraag: ‘Waarom huil je?’ En net als bij Lucas wordt Jezus niet herkend na zijn opstanding. Maria heeft niet door – zoals de leerling die Jezus liefhad wel – dat Jezus niet is weggenomen, en ook aan de ‘tuinman’ vraagt ze of hij haar heer heeft weggenomen.

 

Haar leerproces

Pas bij het horen van haar naam gaan haar ogen open. Het is een van de indrukwekkendste scènes in het evangelie: het noemen van de naam en haar reactie, ‘rabboeni’ (= mijn meester). Hier wordt werkelijk geleerd doordat ze persoonlijk wordt aangesproken. Johannes heeft de benaming rabbi voor Jezus na hoofdstuk 11,8 niet meer gebruikt, maar hier accentueert Maria van Magdala haar rol van leerling. En ze krijgt uitleg, zoals ook in Johannes 16 de leerlingen uitleg krijgen.

Er moet nog een afstand zijn, Jezus is nog niet opgevaren. Je kunt Jezus niet vasthouden. Maar je kunt wel de boodschap vertellen. Dat is de boodschap van Pasen. En zo zijn we weer terug bij het begin, bij Psalm 118: Ik zal niet sterven, maar zal leven en vertellen (boodschappen) van de grote daden van God die Jezus opwekte uit de dood.

 

——————-

(1) G. Theissen, De godsdienst van de eerste christenen. Een theorie van het oerchristendom, Kampen 2001, 256.

(2) C.J. van Leeuwen-Assink, Wij zouden Jezus wel willen zien (dissertatie), Bergambacht 2015.

(3) Y. Bekker, Zoon van God, Messias, Mensenzoon. De structuur van het Evangelie naar Johannes (dissertatie), Kampen 1995.

(4) R.A. Culpepper, Anatomy of the Fourth Gospel, A Study in Literary Design, Philadelphia 1983; S.M. Schneiders, Written That You May Believe, Encountering Jesus in the Fourth Gospel, New York 1999.

(5) Schneiders, Written ThatYou May Believe(supra, n. 4), 233vv.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Passage van de Heer

De instelling van het Pascha volgens Exodus 12 vormt de introductie op het grote verhaal van de uittocht. Deze instelling wordt gesitueerd tussen de aankondiging (11,1) en het ten uitvoer brengen van de tiende plaag (12:29). Nog voordat God de bevrijding van zijn volk uit Egypte van start laat gaan, vindt er een ‘religieuze anticipatie’ op dit heilsgebeuren plaats. Men kan er ten minste twee tijdsdimensies in onderkennen: een van onvoltooid verleden tijd én een van toekomende tijd. Zo wordt de viering van het Pascha een ‘heilshistorisch knooppunt’ in de tijd.

Nieuwe boeken