Menu

Basis

Praktische wijsheid

Een wandelaar op pad

Een onmisbare maar verwaarloosde professionele deugd

Mensgerichte beroepsbeoefenaren kunnen het niet stellen zonder praktische wijsheid. Maar wat is dat en waar is praktische wijsheid goed voor? Die twee vragen worden in deze bijdrage opgehelderd. Ik houd me sinds 2006 bezig met praktisch wijze professionaliteit en heb er veelvuldig over gepubliceerd – om die reden verwijs ik in de tekst slechts globaal.

Praktische wijsheid mag dan, zeker in Nederland, behoorlijk uit de mode zijn, als phronèsis was ze niet weg te denken uit de klassieke Griekse filosofie. Vandaaruit is het begrip door alle eeuwen heen gestaag verder ontwikkeld tot op de dag van vandaag en er is amper een grote naam in de wijsbegeerte of deze heeft zich ermee beziggehouden. Plato behandelt de vraag wat ze is ettelijke keren, met name in Meno en bepaalt, sterk versimpeld gezegd, phronèsis als de morele kracht die een mens nodig heeft om een goed mens te zijn: het vermogen om ook moreel na te denken over je handelen, niet zozeer vanuit geboekstaafde kennis maar vanuit persoonlijke ondervinding en levenservaring.

Aristoteles, die tot op de dag van vandaag een gids op dit terrein is, gaat op verschillende plaatsen in zijn oeuvre in op phronèsis, met name in de Nicomachaeïsche ethiek, boek 6. Daar onderscheidt hij twee intellectuele deugden: sophia en phronèsis. De eerste is het meest verwant met wat we nu wetenschappelijke kennis zouden noemen en de laatste betreft het vermogen om na te denken over en te besluiten tot wat goed is om te doen, gegeven het bredere kader van een goed leven.

Om praktisch goed te kunnen handelen zijn beide nodig, hoewel sophia (‘kennis van zaken’) het meeste prestige geniet, is phronèsis (‘besef wat in de gegeven omstandigheden nastrevenswaardig is’) nodig om geslaagd te kunnen handelen. Geslaagd is dus enerzijds onderlegd en effectief en anderzijds moreel deugdelijk, doenlijk en verdedigbaar. In het denken van Aristoteles is phronèsis dus ook onvermijdelijk politiek geladen. Al heeft phronèsis betrekking op iets specifieks, op het bijzondere, toch plaatst Aristoteles phronèsis (zoals al zijn deugden) in een breder kader: iets is niet op zichzelf goed of verwerpelijk, maar in zoverre het bijdraagt aan het goede leven met elkaar (in de polis).

Ik klos door de geschiedenis heen, laat een belangrijke denker zoals Thomas van Aquino links liggen, en klop aan bij Heidegger die in Sein und Zeit een grondige (ontologische) herinterpretatie van de Nicomachaeïsche ethiek biedt. Het waarom daarvan en ook zijn werkwijze (‘existentiële analyse’), de precieze onderscheidingen en uitwerkingen kunnen we in deze context laten voor wat ze zijn. Hier is de uitkomst het meest ter zake. In zijn analyse van Aristoteles’ denken, onderscheidt Heidegger (zie tabel 1) drie kernbegrippen.

Voor Heidegger is phronèsis minder zwaar en expliciet moreel geladen dan in de deugdethische uitleg van Aristoteles of de christelijke uitwerking ervan als ‘prudentia’: ze is het vermogen zich in de wereld te oriënteren en er – via waarnemen, begrijpen, afwegen – een zorgzame betrekking mee aan te gaan, zodat het bestaan van mezelf en van anderen goed geleefd kan worden.

De kern

Tot zover een beetje conceptuele archeologie. Zoomen we uit, dan kunnen we de onderliggende interesse beter zien en begrijpen. Phronèsis of praktische wijsheid (we gebruiken deze twee gemakshalve als uitwisselbare termen) heeft betrekking op een specifiek soort spanning, dat in allerlei handelen en praktijken zit: in zorg, in politiek, in de persoonlijke levensvoering, in genees-en verpleegkunde, maar ook in huisvesten, onderwijzen, rechtspreken, buurtwerk, jeugdhulpverlening en ga zo maar door. Die spanning is constitutief voor dat soort werk (voor die praktijken) en dus meer dan een lastige bijkomstigheid die geëlimineerd moet worden.

Een sterk vereenvoudigde maar niet onjuiste beschrijving van die spanning luidt aldus: als je alles zou begrijpen en als je alles zou kunnen maken (bewerkstelligen), dan houd je nog een vraag over, namelijk: ‘Wat moet ik hier en nu dan gaan doen?’ Alles kunnen en alles begrijpen geeft daarop geen antwoord, daar is een ander soort ‘weten’ of ‘kijken’ voor nodig. Een andersoortige benadering: meer gericht op de logica van het bijzondere in zijn context, geplaatst tegen een bredere achtergrond (een goed leven hebben, voor mezelf en met elkaar). Maar ook sterk leunend op morele bekwaamheden: kunnen waarnemen en begrijpen (moral imagination) wat ertoe doet, in staat te beoordelen wat er op het spel staat, bereid zijn na te streven wat juist, proportioneel, waardevol is.

Tabel waarin Heidegger's interpratie van Aristoteles' uitwerking van 'phronèsis' wordt weergegeven
Tabel 1: Heidegger over Aristoteles’ uitwerking van ‘phronèsis’

Een illustratie

Een goed voorbeeld – vrijelijk gevarieerd op Schwarz en Sharpe (2010) – biedt hier de rechter die een oordeel moet vellen over een jongeman (18) die een taxichauffeur heeft bedreigd met een (nep) vuurwapen. Hij eiste geld, maar werd prompt ingerekend en zit nu diepongelukkig op zijn terechtzitting. Er bestaat geen twijfel over de vraag of hij gedaan heeft wat hem ten laste wordt gelegd.

Dat staat vast en de jongeman heeft een volledige bekentenis afgelegd. Het is ook duidelijk dat de taxichauffeur beschadigd is door het voorval en daarvan de nare gevolgen nog altijd ondervindt. Er bestaat evenmin twijfel over welke straf de wet en de jurisprudentie hier passend vinden – en die is niet mals. Als hier de gebruikelijke regels worden toegepast, wordt de jongeman veroordeeld tot een flinke gevangenisstraf en dat is ook wat er tegen hem geëist wordt.

De rechter wil weten waarom hij deed wat hij gedaan heeft. De jongeman blijkt al twee jaar vader te zijn en woont met zijn, eveneens zeer jeugdige vriendin en kind, op een piepklein kamertje. Het leven daar is zwaar en hij wil graag een goede vader zijn. Daarom is hij een jaar geleden een studie begonnen: de gedachte is dat hij met een fatsoenlijke opleiding de kost kan verdienen; ze zouden dan kunnen verhuizen en hun zoon zou dan een betere toekomst tegemoet gaan dan zijn ouders. Hij combineert nu studie (die goed verloopt), werken in een magazijn en de zorg voor het kind. Dat valt hem zwaar, hij krijgt de financiële eindjes niet aan elkaar geknoopt en het gezin dreigt weg te zakken in het moeras van leningen en schulden. In een vlaag van verstandsverbijstering en wanhoop dacht hij snel aan geld te kunnen komen en zo zijn toekomst en die van zijn gezin veilig te kunnen stellen. Stom, vindt-ie zelf ook, heel stom.

De rechter overweegt wat hem te doen staat. De daad kan niet onbestraft blijven, een beetje speelruimte heeft hij wel, maar als hij de geëiste gevangenisstraf oplegt is de kans voor de jongeman op een diploma verkeken, mist het gezin op een cruciaal moment een vaderfiguur, worden de geldproblemen erger, komt de erg jonge moeder er alleen voor te staan en vervreemden de gezinsleden van elkaar en hun opvoedingstaken. Althans, de kans dat dit gebeurt is groot, hoewel niemand zeker weet wat het effect van een substantiële gevangenisstraf zal zijn. De rechter laat zich daarover door experts informeren, maar de onzekerheid kan niet definitief weggenomen worden.

De rechter besluit af te wijken van wat gebruikelijk is in casussen als deze, legt de jongeman slechts een voorwaardelijke straf op, draagt hem op hulp te zoeken op financieel terrein en stelt hem onder toezicht. Hij moet tot zijn 21 e levensjaar tweemaal per jaar aan de rechtbank inzage geven in zijn financiële situatie. Bovendien moet hij in het kader van herstelbemiddeling een gesprek aangaan met de taxichauffeur. Hij hoeft niet naar de gevangenis.

Rechtsom of linksom vraagt praktische wijsheid steeds beraadslaging, met anderen of in de vorm van te rade gaan bij zichzelf: ze steunt niet zozeer op gecodificeerde kennis als wel op afwegingen. En daarbij gelden beslist allerlei regels van deugdelijk overleg en besluitvorming, maar de inbreng zal gewoonlijk gevarieerd zijn en allerlei soorten kennis omvatten: ervaring, intuïtie (‘niet pluisgevoel’), taciete kennis, lichamelijk weten en morele preferenties.

Kenmerken van praktische wijsheid in de casus

Het is interessant te zien wat praktische wijsheid in de ‘eenvoudige’ casus op de bladzijde hiernaast respectievelijk doet. Ze staat om te beginnen niet met haar rug naar bestaande inzichten (‘theoria met behulp van sophia’), regels of praktijken (‘poièsis met behulp van technè’) toe, maar poogt de handelingsverlegenheid wel in een breder verband (‘praxis’) te zien en zo ook op te lossen.

Rechtsom of linksom vraagt praktische wijsheid steeds beraadslaging, met anderen of te rade gaan bij zichzelf

Dat bredere verband werkt geenszins als een excuus – ‘alles begrijpen is alles vergeven’ – maar maakt helder wat er op het spel staat en wat het effect van een voor de hand liggende besluit op het goede leven van alle betrokkenen (ook de tienermoeder, de baby, het slachtoffer, toekomstige daders) zal zijn. De onzekerheid over wat goed is om te doen wordt geenszins weggenomen, maar de rechter poogt wel in de situatie te onderscheiden en te beoordelen wat goed kán zijn om te doen – hij vaart niet op de automatische piloot.

Praktische wijsheid steunt in deze casus nadrukkelijk ook op de ingewonnen kennis van experts, maar eveneens op het gevoel van de rechter voor proportionaliteit, mogelijk ook op zijn mededogen en zijn ervaringskennis dat hard straffen weinig goeds teweegbrengt. Daarnaast blijkt dat de rechter praktisch goed geïnformeerd, vaardig en vindingrijk is: hij komt op het idee om budgetbeheer (straf of hulp?) en een vorm van mediation in te schakelen en hij doet dat op een heel bijzondere manier met allerlei checks and balances zodat bijgestuurd kan worden.

Bovendien valt op dat de rechter in deze casus niet slechts ‘reflecteert’, maar ook concrete besluiten neemt en handelt, en daarmee zichzelf kwetsbaar maakt: gegeven de moeilijkheden gooit hij het bijltje er niet bij neer, schuift de besluitvorming ook niet door naar anderen in de keten en gaat evenmin zitten filosoferen of ‘reflecteren’. Hij handelt, verlaat de gebaande paden en kan daarmee mikpunt van kritiek worden en zelfs de aanstichter zijn van een enorme flop (bijv. als de jongeman recidiveert). Dat hij dat doet, hangt onmiddellijk samen met wat hij denkt dat ‘rechtspreken’ is. In elk geval is dat meer dan een uitspraak produceren volgens de regels (straffen, vergelden, beschermen): er moet ook een conflict opgelost worden, erger moet voorkomen en bijkomende schade moet zoveel mogelijk ingedamd worden. Die vakopvatting is hier beslissend; zou ze veel smaller zijn, dan had de rechter nooit zo gehandeld. Kennelijk weet hij waar het in deze institutie (recht) uiteindelijk echt om te doen is.

En ten slotte: is wat de rechter doet ook aan te merken als moreel handelen? Zeker, uit zijn werkwijze spreken allerlei intellectuele en karakterdeugden (nauwkeurigheid, mededogen, vrijmoedigheid, vasthoudendheid), maar ook morele verbeelding (welk kwaad zou geschieden als hij anders zou beslissen?), een actief onderzoek naar het goede voor allen (bonum commune), naar recht doen aan de verschillende partijen en aan proportionaliteit, en ten slotte morele reflectie en beraadslaging. Hij stelt zich duidelijk meer en andere vragen dan wat werkt en hoe het uitgevoerd moet worden.

Afwezigheid van praktische wijsheid

Daarmee hebben we in een grove schets aangegeven wat praktische wijsheid is en hoe onmisbaar ze is in de totstandkoming van goede, sociale praktijken. Er is weinig fantasie voor nodig om te begrijpen dat analoge situaties zich voordoen in de zorg, in het pastoraat en bijvoorbeeld in het onderwijs. Soms gaat het daarbij om uitzonderlijke, maar veel vaker om heel alledaagse situaties. Toch speelt praktische wijsheid – minstens op het expliciete niveau – zelden een grote rol. De professionalisering van de afgelopen vijftig jaar is er niet naar geweest, de beroepsorganisaties zijn er amper mee bezig, de zeer strakke en fijnmazige beregeling van de zorg en haar kwaliteitsbeleid werken als een ‘moralicide’ en goede Nederlandstalige literatuur over praktische wijsheid is schaars. Net zomin als andere deugden maakt praktische wijsheid deel uit van HBOof WO-curriculum – terwijl er nota bene internationale suggesties zijn om heel de sociale wetenschappen in te richten in het kader van praktische wijsheid. Nederland mist een boot. De nadruk ligt op technische en interventionistische professionaliteit, op praktische filosofie in de gestalte van normatief-reflectieve professionaliteit, maar vooral op gehoorzaamheid aan protocollen en evidence, terwijl de zogeheten scharrelruimtes beperkt zijn.

Systematische opheldering

Wanneer is praktische wijsheid nodig, geëigend, wenselijk, onmisbaar?

Praktische wijsheid is niet iets dat alleen in bijzondere omstandigheden nodig zou zijn: het is altijd aan de orde, omdat de vraag ‘wat is hier en nu goed om te doen?’ nooit ver weg is. Maar, de literatuur overziende, kan men wel degelijk zien wanneer ze dringend nodig is, omdat ze in de verdrukking zit en buiten spel raakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer in de zorg of in het onderwijs het organisatorische gedoe (‘het systeem’) zoveel aandacht en energie opslorpt dat de doelen (waar gaat het hier nu eigenlijk om en wat is hier (werkelijk) goed om te doen?) verduisterd worden. Je bent al lang blij dat ‘het marcheert’, de aanbesteding binnen is gehaald, de roosters sluitend zijn en de hulpvragers steun ontvangen. Dat verduisteren van de doelen komt overigens veel voor, zeker wanneer routineus werken de overhand heeft. Het gaat dikwijls gepaard met het domineren van de middelen en methoden: waartoe we het precies doen is moeilijker te zeggen dan wat we hoe doen.

Maar ook kennistekort en onzekerheid maken praktische wijsheid urgent. Hoe je ook zoekt, nadenkt, anderen raadpleegt, je weet in een specifieke casus gewoon niet wat goed is om te doen. Je kunt geen logische afleiding maken (dit is de oorzaak en dat zou kunnen helpen), maar je bent aangewezen op afwegingen. Soms wordt dat inderdaad veroorzaakt door gebrek aan kennis, maar soms ook doordat geldige regels elkaar in de weg zitten en een patstelling scheppen. Je kunt niet aan alle eisen voldoen. In dat geval is er een pijnlijk gebrek aan manoeuvreerruimte – los van de vraag of dat objectief (de ruimte ontbreekt) dan wel subjectief zo is (jij kunt hier niets). Soms wordt die impasse ook veroorzaakt door stakende of strijdige en in elk geval onoverbrugbare morele voorkeuren: het is dan onduidelijk wat mag gelden als moreel juist om te doen.

Hoe dan ook, kenmerkend voor praktische wijsheid in dergelijke situaties is: (1) dat ze zich niet laat verlammen door de impasses, deze niet afschuift (over de heg ermee!) en evenmin dan maar voortsukkelt op de eenmaal ingeslagen weg, wetend dat die naar beroerde uitkomsten leidt; en: (2) ze aanvaardt de handelingsdwang, gaat erop in, weegt de vraag af wat een goed leven zou zijn en handelt daar zo goed mogelijk naar.

Waartegen zet praktische wijsheid zich af?

Met praktische wijsheid poogt men dus te ontsnappen aan de mechanisering van het professionele handelen, dat overladen is met niet of nauwelijks bespreekbare voorschriften, routines en gewoontes, dat zich verplicht voelt almaar hetzelfde te doen en nauwelijks ruimte kent voor situationele invulling van de zorg.

Een situatie ook waarin het morele discours (wat is goed om hier te doen?) verdrongen wordt door de dominantie van de vraag: hoe zit het en welke middelen zetten we in? Typisch de beschrijving van veel medisch handelen.

Praktische wijsheid steunt hier dus op een kritische waakzaamheid over de ondermijning van de morele wil door perverse prikkels, maar ook over de ontzieling van de werker die niet meer kan koersen op het innerlijke goed van de praktijk (zoals MacIntyre dat beschrijft). Praktische wijsheid is dus ook ten zeerste geboden als de taakomschrijving van een professional te smal is gemaakt en zodoende loskomt van de urgentie van de geleefde realiteit waarop die zorgverlener betrokken moet zijn.

Wat zijn de ingrediënten?

Met praktische wijsheid wordt gezocht naar een antwoord op moeilijkheden die we hierboven schetsten. Je zou in dit soort situaties willen dat de zorgverlener het werk niet uit haar of zijn handen laat vallen noch de boel op zijn beloop laat.

Je zou niet willen dat de werker nogal slaafs algemene richtlijnen doorzet, als ze in bijzondere gevallen geen goed doen of zelfs kwaad aanrichten. Zelfs niet als dat – zoals momenteel steeds vaker in het werk van geestelijk verzor-gers – geldt als ‘professioneel’. Je zou eerder wensen dat de werker begrijpt waar het werk (deze zorg) uiteindelijk om draait – en dat is zelden de toepassing van de richtlijn of het protocol – en in dat licht eigener beweging taken en verantwoordelijkheden op zich neemt.

Je zou willen dat iemand met een open blik blijft kijken of het werkelijk goed gaat, en in beweging komt als dat niet zo is. Je zou wensen dat iemand niet te bang is en zelfs de moed opbrengt om zo nodig het grijze gebied te betreden waar de grenzen onscherp zijn tussen verantwoord en dubieus, en tussen eigen en andermans taken.

Je zou willen dat als de procedures tekortschieten zorgverleners hun werk onderbreken, kiezen voor beraadslaging en daartoe ook geëquipeerd zijn: kunnen nadenken, afwegen en besluiten nemen.

Je zou willen dat wat in de praktijk van de zorgverlening heel verstandig is gebleken (bij mensen blijven die het moeilijk hebben, ook vanuit hun perspectief kijken, hun kennis ernstig nemen, dieper graven dan de vraag, behoefte of preferenties) niet meteen weer wordt vergeten of ‘weg-geïnnoveerd’.

In al deze gevallen wil je dus een werker hebben die – zoals dat heet – verstandig is en verstandig handelt. In al die gevallen wil je beleid dat praktische wijsheid of verstandigheid een plek geeft en bereid is zich te plooien naar wat in de praktijk verstandig blijkt. Je wilt meer dan dat er – rigide of losjes – vastgehouden wordt aan de regels. Voor mij heeft praktisch wijs weten te handelen alles van doen met goede kwaliteit van zorg weten te realiseren.

Wat doe je als je praktisch wijs handelt?

Op basis van deze typeringen kunnen we beschrijven wat een zorgverlener doet, als hij of zij praktisch wijs handelt. Uit ervaring weten we dat het behulpzaam kan zijn dat puntsgewijs te formuleren zodat in concrete situaties eenvoudig en systematisch nagegaan kan worden of er praktisch wijs gehandeld wordt. Hoewel de volgorde van onderstaande handelingskenmerken niet willekeurig is, is ze evenmin dwingend.

  • De praktisch wijze professional zal het doelkader van het werk (beroep, institutie) moeten begrijpen en respecteren en dus de finaliteitsvraag kunnen beantwoorden: waar draait het hier (in zorg of pastoraat) eigenlijk, uiteindelijk om? Daarmee verwerft men een fundamenteel richtpunt op basis waarvan er gekoerst kan worden en onderscheiden wat er uiteindelijk toe doet en wat niet, welke beperkende regels behulpzaam zijn en welke desnoods afgeschud mogen worden.
  • De praktisch wijze professional zal het actorschap aanvaarden en bij moeilijkheden, onduidelijkheden of risico’s niet afhaken, niet weglopen noch afschuiven. Dat aanvaarden van actorschap geschiedt in de modus van relationaliteit: betrokken bij en gefocust op de ander (patiënt of pastorant). Het is een essentieel kenmerk: praktische wijsheid gaat uiteindelijk over dóén wat gedaan moet worden en dus niet over ‘wijsheid’ die onpraktisch blijft, hoe wijs verder ook.
  • Hij of zij zal bewust wegkoersen van de impasses, vastlopers, mismatches en onwenselijke uitkomsten die in het handelen besloten liggen als je niets doet, en zich er dus niet bij neerleggen noch wezenloos voortgaan op een doodlopende weg, ook al is dat de aangewezen weg. Dit ‘niet doorgaan’ als je kunt vermoeden dat het weinig goeds brengt, is een veeleisende stap die vergt dat men los durft te komen van de routines, de procedures, de afspraken, het plan en zelfs de geldende logica van het systeem waarin men werkt – van ziekenhuis of gevangenis tot kerk.
  • De praktisch wijze professional toomt zijn snelle oordelen in en gaat actief op zoek naar wat in de betreffende situatie, voor de betrokkene(n) goed kan zijn. Daarmee wordt het tweede referentiekader verworven: het gaat niet alleen om het uiteindelijke doel (telos) van de werksoort, maar ook om het lokale goed (bonum) van de zorgontvanger of cliënt. Dat goed is in de lijn van de filosofie van Aristoteles verbonden met een goed leven en dus meer dan een ‘lokaal goed’ of succesje.
  • Praktische wijsheid kiest een brede kijk, enerzijds op het geheel van de (zorg)praktijk en anderzijds heeft ze het oog op het goede leven van de betrokkenen in hun onderlinge relaties. Ze kijkt zo nodig dus verder dan het eigen vakgebied, de eigen taken en formele verantwoordelijkheden, verder ook dan de toepassing van vakregels, vakmatige intenties en gewoontes. Maar de wijsheid die verpakt ligt in ‘vakregels’ negeert ze niet, net zomin als ze vaardigheden negeert die in protocollen besloten liggen.
Praktisch wijs handelen heeft alles van doen met goede kwaliteit van zorg weten te realiseren
  • Praktische wijsheid steunt daarbij óók op de vrije waarneming en (morele) verbeelding, neemt ook waar vanuit het binnenperspectief en ziet zo wat moreel relevant en/of goed is voor deze ene (pastorant, patiënt, bewoner). Ze put dus uit een breed register van ervaring, weten, aanvoelen, moreel verkiezen, maar onderwerpt dergelijke ‘kennis’ aan een kritisch inspectie.
  • Praktische wijsheid doet recht aan het particuliere, het bijzondere, concrete of unieke, zonder dat ze vervalt tot een particularistische ethiek die min of meer identiek is met beredeneerd favoritisme. Dat is een subtiele en precaire balans die, als ze gevonden wordt, telkens herzien moet worden en dus niet, eenmaal gevonden, voor tijd en eeuwigheid staat.
  • De praktisch wijze werkers bezitten het vermogen te improviseren, te kunnen omgaan met tegenstrijdige doelen en conflicterende regels, en principes te kunnen interpreteren in het licht van het bijzondere van elke context en deze waar nodig terzijde te laten, te overtreden of aan te passen. Praktische wijsheid veronderstelt dus een hermeneutisch vermogen, een pendelbeweging tussen een algemene en brede verstaanshorizon en het bijzondere, zodat stap voor stap de mogelijke betekenissen van het bijzondere aan het licht gebracht kunnen worden.
  • Ze begrijpen dus hoe je ook ‘in de geest’ van de regels, de wet, de oorspronkelijke bedoeling kunt werken, dat wil zeggen verder kunnen gaan waar de regels en procedures ophouden of geen uitkomst meer bieden. Het is een belangrijk inzicht dat er buiten een regel geen absolute vrijheid heerst met anything goes, maar er allereerst handelingsmogelijkheden beschikbaar komen die weliswaar niet naar de letter van de wet maar wel in de geest van de wet verlopen. Mocht men al denken dat praktische wijsheid zich keert tegen regelfetisjisme, weet dan dat de volgende zone de geest van de wet is.
  • In die zin compenseert praktische wijsheid tekortschietende kennis, een ontbrekend perspectief en de momenten waar de reflectie faalt en de inventiviteit tekortschiet. In dat gat komt praktische wijsheid tot ontplooiing. Soms is de uitdrukking ‘compenseert’ te krachtig en is het in bepaalde omstandigheden beter te spreken van praktische wijsheid die ‘tekorten poogt te overbruggen’. In nog weer andere gevallen zal praktische wijsheid zelfs het omgekeerde doen: hoewel er geen enkel probleem lijkt te zijn, erop wijzen dat de vanzelfsprekende voortgang van het werk problematisch is en geen goede resultaten zal geven.
  • Praktische wijsheid komt voorbij aan het zwart-witdenken, deinst er niet voor terug het grijze of moerassige gebied van de ambivalentie, de ambiguïteiten en onzekere uitkomsten te betreden. Het is belangrijk te beseffen dat praktische wijsheid geen alternatieve zekerheid biedt; het is niet zo dat als praktische wijsheid ingebracht wordt in hoogst ambivalente of ambigue kwesties, er dus zekerheid ontstaat. Er ontstaat een verscherpt bewustzijn wat je zou kunnen of zelfs zou moeten doen – maar dat kan uiteindelijk een misvatting blijken te zijn.
  • Praktische wijsheid biedt tegenwicht aan doelkaders die het goed (bonum) eerder verduisteren dan aanwezig stellen, aan systemische druk die goede doelen aan het gezicht onttrekken, maar ook aan gewoontes en luiheid die ertoe leiden dat we soms onnadenkend doen wat we altijd doen. In die doelkaders en systemen zit veel goeds, ze zijn niet per definitie afkeurenswaardig, maar praktische wijsheid wil ze telkens weer kritisch onderzoeken: brengen ze ons nog steeds wat ze zouden moeten bevorderen en pakt het ook in dit bijzondere geval goed uit als we in hun logica verder gaan?
  • Praktisch wijze professionals maken een sprong waar het logisch afleiden vastloopt en stopt. Kort gezegd: van ‘afleiden’ gaat men over op ‘afwegen’. Afleiden steunt op een min of meer logische redenatie, die vanuit beginselen tot stand komt en bijna als een automaat produceert wat er zou moeten gebeuren. Afwegen daarentegen berust op beraadslaging, op overleg, de dialoog en op waardegestuurde keuzes. Beraadslagingen eindigen altijd met een soort van sprong: alles overwegende lijkt het het beste om x, y en z te doen. Praktisch wijze professionals vallen niet stil en gaan ook niet door op een pad waarvan men weet dat het dood loopt. Wat krom is wordt dan ook niet recht gepraat. Waar ‘automatisme’ wordt verlaten, worden dus beraadslaging en reflectie geïntroduceerd en – vergis je niet – ook dat zijn dikwijls regelgestuurde praktijken.
  • Praktische wijsheid is dus dikwijls een doorbraak: uit de verlamming, uit het niet weten, uit de gewoonte, uit de benauwenis. Ze zoekt en maakt ruimte, ze interrumpeert. De interruptie kan evolueren tot een disruptie en dus de gebruikelijke manier van werken diepgaand wijzigen. Hoe dan ook, de omslag die praktische wijsheid dikwijls veroorzaakt, kan in diepte en radicaliteit verschillen, en het is niet zo dat alleen de diepste en meest radicale wijzigingen ‘praktisch wijs’ zouden mogen heten. De interruptie om ‘er nog eens een nachtje over te slapen’ kan van aanzienlijke praktische wijsheid getuigen.
  • Uiteindelijk Ioopt praktische wijsheid erop uit dat men handelt en voortgaat buiten het pad dat in elk geval niet vervolgd moet worden, hoe groot wellicht de resterende onzekerheid ook blijft. Dat gebeurt in de vorm van een gok (an educated guess), waarin meegenomen wordt wat je al weet en begrijpt, je vakkennis, wat theorieën voorspellen en protocollen aanraden, wat je morele kompas je ingeeft, je ervaringen je leerden en je emoties en motivaties je te kennen geven. En wat uitvoerbaar is en goed gedaan kan worden.
  • Praktische wijsheid aanvaardt dat handelen nooit meer dan kwetsbaar mensenwerk is, maar laat de vorm de inhoud volgen. De uit-komsten van praktisch wijs handelen zijn dus niet per se geslaagd of goed!

Kritische bedenkingen

Ik meen dat praktische wijsheid in serieus professioneel handelen niet gemist kan worden en dat er in opleidingen en de alledaagse praktijk desondanks te weinig aandacht aan besteed wordt. Toch bestaat er, ondanks dit pleidooi voor praktische wijsheid, alle reden niet onkritisch achter de aanbeveling aan te hollen om praktische wijsheid te cultiveren. Aan de ontplooiing van praktische wijsheid kleven risico’s; na de opsomming hierboven van de mogelijke positieve effecten, daarom ten slotte aandacht voor de keerzijde. Veel van die risico’s en bedenkingen zijn al genoemd, maar ze worden nog eens kort bijeengezet (tabel 2). Elk van de bezwaren is mijns inziens goed of afdoende te weerleggen, maar ik zal dat onderstaand niet doen en louter de bezwaren formuleren. De vijf genoemde bedenkingen dekken zeker niet alle mogelijke bezwaren tegen praktische wijsheid, de belangrijkste zijn het ondertussen wel. Ik herhaal het nog maar eens: ze zijn alle van een afdoend antwoord te voorzien en minder ingrijpend dan het hier lijkt. Niettemin is het nuttig ze in heel hun imponerende strengheid aan te bieden.

Tabel waarin wordt weergegeven wat mogelijke nadelen, misverstanden en risico's van praktische wijsheid in professionele context zijn.
Tabel 2: Praktische wijsheid: mogelijke nadelen, misverstanden en risco’s

Tot slot

We hebben in de loop der jaren veel onderzoek gedaan naar praktische wijsheid – theoretisch en praktisch – in velerlei domeinen. Op basis daarvan kan het begrip dat bovenstaand is ontwikkeld, nog wat verder aanscherpt worden. Daarmee sluiten we af.

Praktische wijsheid in de laatmoderne cultuur is zelden nog een individuele kwaliteit, laat staan persoonlijk heldendom, maar veel vaker iets van een team en soms zelfs van een organisatie. Het lijkt daarom passender niet van deugd te spreken, maar van moreel goed werk. In aansluiting daarbij – er werd hierboven al herhaaldelijk op gezinspeeld – moeten we niet denken in termen van handelingen of handelen, maar van fluïde, overlappende praktijken, waarin behalve allerlei handelen ook gebouwen, lichamen, routines, apparaten en (externe) maatschappelijke regelsystemen en ideologische doelstellingen werkzaam zijn.

Hoe meer we die praktijken reduceren tot een context waarin (evidence-based) handelingen moeten worden voltrokken, des te minder zal men behoefte hebben aan praktische wijsheid. Men zal zeggen: we hebben genoeg aan enkele universele morele principes (goed doen, niet schaden, autonomie respecteren, rechtvaardig zijn etc.) en we gruwen juist van ‘emergerende moraliteit’.

Hoewel de ontplooiing van praktische wijsheid vaak gepaard gaat met het afwijken van standaarden, van protocollen en regels, is het belangrijk te beseffen dat veel regels (in de zorg, in pastoraat) zijn voortgekomen uit eerder praktisch wijs handelen van anderen. De regels of principes zijn er de duurzame neerslag van, de verstening, zo je wilt. Dat is eens te meer reden om, wanneer men een beroep doet op praktische wijsheid, bestaande inzichten niet terzijde te laten. De omgang met die inzichten is het springende punt: praktische wijsheid kan geleerd worden, ingeoefend, afgekeken, uitgeprobeerd en geleidelijk verworven worden. Daarvoor is eerder een reflectief klimaat behulpzaam dan een set van alternatieve regels.

Pastoraat is een praktijk die het bij uitstek moet hebben van praktische wijsheid – minstens in onze cultuur, waar pastoraat eerder zinvol maatwerk vergt dan de generieke verkondiging van waarheden of de neutrale bediening van sacramenten en rituelen. In dat licht zou men kritisch kunnen staan tegenover de toenemende beregeling van het professioneel bedreven vak: het betekent maar al snel dat praktische wijsheid ook hier het veld dient te ruimen ten gunste van beproefd geachte methodieken en protocollen.

Andries (prof.dr. A.J.) Baart studeerde andragologie, specialiseerde zich op het terrein van de praktische theologie en promoveerde in de wijsbegeerte. Sinds 1991 is hij bijzonder hoogleraar aan verschillende universiteiten in binnen- en buitenland. Vanaf 2007 werkt hij ook met en vanuit de Stichting Presentie.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken