Menu

Premium

Preek: Liefde in actie

En Jezus zei: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.
Lucas 23:34, HSV

Deze preek van Martin Luther King Jr. is afkomstig uit ‘Sterk door de liefde – preken die het hart raken’ (Kok, 2018), oorspronkelijk verschenen in 1963.

Er zijn maar weinig woorden in het Nieuwe Testament waarin de grootsheid van Jezus duidelijker en krachtiger tot uiting komt dan in deze uitspraak die hij doet vanaf het kruis: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.” Dit is de liefde op haar best.

We zullen de geweldige betekenis van Jezus’ gebed nooit ten volle vatten als we over het hoofd zien dat de tekst begint met het woord “en”. Het vers dat hieraan voorafgaat luidt: “Toen zij op de plaats kwamen die Schedel genoemd werd, kruisigden ze Hem daar, met de misdadigers, de één aan de rechter- en de ander aan de linkerzijde.” En Jezus zei: “Vader, vergeef het hun.” Toen – op het moment dat hij in de afgrond van kwellende doodsangst geworpen werd. Toen – op het moment dat de mens dieper dan ooit gezonken was. Toen – op het moment dat hij de meest oneervolle dood stierf. Toen – op het moment dat de verdorven handen van het schepsel het hadden gewaagd om de eniggeboren Zoon van de Schepper te kruisigen. Toen, op dat moment, zei Jezus: “Vader, vergeef het hun.” Na dat woord “en” had net zo goed iets anders kunnen volgen. Hij had kunnen zeggen: “Vader, reken met hen af” of “Vader, laat de machtige bliksemschichten van toorn op hen los en vernietig hen” of “Vader, open de sluisdeuren van de gerechtigheid en laat de overdonderende lawine van wraak hen bedelven”. Maar niets van dit alles kwam over zijn lippen. Ook al werd hij aan onbeschrijflijke doodsangst onderworpen, leed hij helse pijn, werd hij veracht en bespot, toch riep hij het uit: “Vader, vergeef het hun.”

Laten we kijken naar twee belangrijke lessen die we uit deze tekst kunnen halen.

I

Ten eerste is dit een prachtige weergave van Jezus’ vermogen om de daad bij het woord te voegen. Een van de grote tragedies van het leven is dat mensen maar zelden de kloof tussen hun praktijk en hun getuigenis, tussen hun doen en hun zeggen, overbruggen. Een hardnekkige schizofrenie heeft velen van ons in de greep en speelt ons tegen onszelf uit. Enerzijds belijden we hoogstaande en nobele principes, maar anderzijds doen we vaak precies het tegenovergestelde van deze principes. Hoe vaak zien we niet dat onze levens gekenmerkt worden door een hoge bloeddruk van credo’s en een bloedarmoede van daden! We spreken mooie woorden over onze toewijding aan christelijke principes, maar onze levens zijn doordrenkt van heidense praktijken. We hebben het vurig over vrede, maar bereiden ons tegelijkertijd vol ijver voor op oorlog. We houden hartstochtelijke pleidooien voor het rechte pad van de gerechtigheid, maar vervolgens nemen we de afslag naar onrecht. Deze vreemde tegenstelling, deze gapende kloof tussen wat zou moeten zijn en wat is, staat symbool voor het tragische thema van de aardse pelgrimage die de mens aflegt.

In het leven van Jezus zien we echter dat deze kloof overbrugd wordt. Nooit in de geschiedenis is er een uitmuntender voorbeeld geweest van de samenhang van woord en daad. Tijdens zijn optreden in de zonnige dorpen van Galilea sprak Jezus vol passie over vergeving. Dit vreemde leerstuk schudde de onderzoekende geest van Petrus wakker.

“Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt”, zo vroeg hij, “hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?” Petrus wilde wettelijk en statistisch te werk gaan. Maar Jezus antwoordde door te verkondigen dat er geen limiet zit aan vergeving: “Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven.” Met andere woorden: vergeving is geen kwestie van kwantiteit, maar van kwaliteit. Een mens kan onmogelijk tot 490 maal toe vergeven zonder dat vergeving een onderdeel van zijn gewoontepatroon wordt. Vergeving is niet iets wat je bij gelegenheid doet; het is een constante houding. 

Jezus droeg zijn volgelingen ook op hun vijanden lief te hebben en te bidden voor wie hen vervolgden. Deze opdracht bereikte de oren van vele luisteraars als vreemde muziek uit een ver land. Hun oren waren niet afgestemd op de toonhoogtes van een dergelijke wonderlijke liefde. Ze hadden geleerd om hun vrienden lief te hebben en hun vijanden te haten. Hun levens waren zo geconditioneerd dat ze hun toevlucht zochten bij de aloude traditie van vergelding. En toch leerde Jezus hen dat ze alleen door een creatieve liefde voor hun vijanden kinderen van hun Vader in de hemel konden zijn en ook dat liefde en vergeving absoluut noodzakelijk zijn voor spirituele volwassenheid. 

Het moment van beproeving is daar. Christus, de onschuldige Zoon van God, hangt verwikkeld in een doodsstrijd aan een opgeheven kruis. Welke plaats is hier voor liefde en vergeving? Hoe zal Jezus reageren? Het antwoord op deze vragen barst los in majesteitelijke pracht. Jezus heft zijn met doornen gekroonde hoofd op en roept het uit met woorden van kosmische proporties: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.” Dit was Jezus’ moment suprême; dit was het hemelse antwoord op zijn aardse confrontatie met het noodlot. 

We krijgen een besef van de grootsheid van dit gebed als we het vergelijken met de natuur, die, gevangen in het web van haar onpersoonlijke structuur, nooit zal vergeven. Ondanks alle wanhopige smeekbeden van mensen wier pad gekruist wordt door een razende orkaan of de angstige schreeuw van een bouwvakker die van zijn steiger valt, de natuur antwoordt enkel met een koude, kalme en emotieloze onverschilligheid. Zij moet haar eeuwige starre onveranderlijke wetten gehoorzamen. Als deze wetten overtreden worden, heeft zij geen andere keuze dan onverbiddelijk haar wrede pad te volgen. De natuur kan niet en zal niet vergeven. 

Of vergelijk Jezus’ gebed met de moeite die de mens heeft met vergeven. Wij leven volgens de filosofie van vergelding en betaling. Wij buigen voor het altaar van de wraak. Als Simson met zijn blinde gezicht in Gaza is, bidt hij vurig voor zijn vijanden – maar enkel voor hun volledige vernietiging. De potentiële schoonheid van het menselijk leven wordt voortdurend bevuild door het steeds maar terugkerende lied van vergelding. 

Of vergelijk het gebed van Jezus met onze maatschappij, die zelfs nog minder geneigd is tot vergeving. De maatschappij heeft haar standaarden, normen en mores. Ze kan niet zonder haar wetten en juridische maatregelen. Zij die onder deze standaard vallen en zij die de wetten ongehoorzaam zijn, worden vaak achtergelaten in een donkere afgrond van veroordelingen en hebben geen hoop op een tweede kans. Vraag het maar aan een jonge vrouw die, na een moment van onnadenkende passie, de moeder van een buitenechtelijk kind wordt. Ze kan je vertellen dat de maatschappij niet snel zal vergeven. Vraag het aan een overheidsbeambte die, na een moment van onvoorzichtigheid, het publieke vertrouwen schaadt. Hij kan je vertellen dat de maatschappij niet snel zal vergeven. Ga naar een willekeurige gevangenis en vraag het de gevangenen, die tijdens het schrijven van de pagina’s van hun leven even ergens uitgeschoten zijn. Vanachter de tralies kunnen zij je vertellen dat de maatschappij niet snel vergeeft. Ga eens langs bij de dodencel en spreek met de tragische slachtoffers van criminaliteit. Terwijl zij zich voorbereiden om hun treurige weg naar de elektrische stoel af te leggen, luidt hun hopeloze kreet dat de maatschappij niet zal vergeven. De doodstraf is de ultieme bevestiging dat de maatschappij niet van plan is te vergeven. 

Zo gaat het hardnekkige verhaal van het sterfelijke leven. De oceanen van de geschiedenis worden woelig door de vloedgolven van vergelding. De mens heeft het bevel van de lex talionis nooit te boven kunnen komen: “Een leven voor een leven, een oog voor een oog, een tand voor een tand, een hand voor een hand, een voet voor een voet.” En ook al lost de wet van vergelding geen enkel sociaal probleem op, toch blijft de mens haar desastreuze bevelen opvolgen. De geschiedenis is bezaaid met de brokstukken van naties en individuen die dit zelfvernietigende pad gevolgd hebben. 

Op welbespraakte wijze kondigde Jezus vanaf het kruis een hogere wet af. Hij wist dat de oude oog-om-oogfilosofie de hele wereld blind zou achterlaten. Hij was er niet op uit om het kwaad met kwaad te overwinnen. Hij overwon het kwade met het goede. Ook al werd hij gekruisigd met haat, hij antwoordde met agressieve liefde. 

Wat een schitterende les! Generaties zullen komen en gaan; de mens zal de god van wraak blijven aanbidden en buigen voor het altaar van vergelding; maar elke keer opnieuw zal deze nobele les van Golgota ons er voortdurend op wijzen dat alleen goedheid het kwaad kan uitdrijven en dat alleen liefde de haat kan overwinnen.

II

Het gebed van Jezus aan het kruis leert een tweede les. Het is een uiting van Jezus’ besef van de intellectuele en spirituele blindheid van de mens. “Zij weten niet wat zij doen”, zei Jezus. Blindheid was hun probleem; verlichting was wat ze nodig hadden. We moeten inzien dat Jezus aan het kruis genageld werd, niet simpelweg door zonde, maar ook door blindheid. De mensen die schreeuwden “kruisig hem” waren niet zozeer slechte mensen, als wel blinde mensen. De spottende menigte aan de kant van de weg die leidde naar Golgota bestond niet uit kwade mensen, maar uit blinde mensen. Zij wisten niet wat ze deden. Wat een tragedie! 

De geschiedenis schalt van de getuigenissen van deze beschamende tragedie. Eeuwen geleden werd een filosoof genaamd Socrates gedwongen om gevlekte scheerling te drinken. De mannen die hem dood wilden hebben, waren geen slechte mannen met demonisch bloed in hun aderen. In tegendeel: ze waren integere en respectabele burgers van Griekenland. Ze dachten oprecht dat Socrates een atheïst was, omdat zijn idee van God een filosofische diepte had die uitsteeg boven de traditionele concepten. Het was geen slechtheid, maar blindheid die Socrates aan zijn einde liet komen. Saulus had geen slechte intenties toen hij de christenen vervolgde. Hij was een integere, plichtsgetrouwe aanhanger van het geloof van Israël. Hij dacht dat hij gelijk had. Hij vervolgde christenen niet omdat het hem ontbrak aan integriteit, maar omdat het hem ontbrak aan verlichting. De christenen die meededen aan de beruchte vervolgingen en schandalige inquisitie waren niet kwaadaardig, maar misleid. De kerkmensen die het idee hadden dat God van hen eiste dat ze de vooruitgang van de wetenschap, of dat nou gaat over de copernicaanse revolutie of de theorie van Darwin over natuurlijke selectie, een halt zouden toeroepen, waren niet boosaardig maar misleid. En zo staan Christus’ woorden aan het kruis geschreven in scherpe bewoordingen, in een van de meest onbeschrijflijke tragedies van de geschiedenis: “Zij weten niet wat zij doen.”

Deze tragische blindheid manifesteert zich op vele huiveringwekkende manieren in onze tijd. Er zijn mensen die nog steeds denken dat oorlog de oplossing is voor de problemen van de wereld. Dat zijn geen kwaadaardige mensen. In tegendeel: zij zijn goede, respectabele burgers, wier ideeën vermomd gaan in patriottistische kledij. Zij spreken over een crisissituatie en wederzijdse afschrikking. Ze denken oprecht dat een voortzetting van de wapenwedloop bevorderlijk is en meer goed dan kwaad zal opleveren. Dus spreken zij zich gepassioneerd uit voor grotere bommen, grotere nucleaire arsenalen en snellere ballistische raketten. 

De wijsheid die voortkomt uit ervaring zou ons moeten vertellen dat oorlog achterhaald is. Wellicht is er ooit een tijd geweest is dat oorlog een noodzakelijk kwaad was, waarmee de verspreiding van een nog kwadere macht voorkomen werd, maar de destructieve kracht van moderne wapens sluit zelfs maar de kleinste mogelijkheid dat oorlog iets goeds brengt volledig uit. Als we het erover eens zijn dat het leven het waard is om geleefd te worden en dat de mens het recht op overleven heeft, dan moeten we een alternatief voor oorlog vinden. In een tijd waarin voertuigen door de ruimte razen en geleide ballistische raketten snelwegen van dood door de stratosfeer trekken, kan geen enkele natie in een oorlog de overwinning claimen. Een zogenaamde gelimiteerde oorlog zal niets anders nalaten dan een rampzalige erfenis van menselijk lijden, politieke chaos en spirituele desillusie. Een wereldoorlog – God verhoede het! – zal enkel smeulend as achterlaten als een doof getuigenis van een menselijk ras, welks dwaasheid onverbiddelijk tot een vroegtijdige dood heeft geleid. En toch zijn er mensen die oprecht het idee hebben dat ontwapening een kwaad is en internationale onderhandeling een gruwelijke tijdsverspilling. Onze wereld wordt bedreigd door het grimmige vooruitzicht van atomische zelfvernietiging, omdat er nog steeds te veel mensen zijn die niet weten wat zij doen. 

En zie ook hoe de waarheid van deze tekst tot uiting komt in rassenrelaties. De slavernij in Amerika is niet zomaar door menselijke slechtheid tot stand gekomen, maar ook door menselijke blindheid. Zeker, de oorzaak voor het slavernijsysteem moet voor een groot deel gezocht worden in een economische factor. Mensen overtuigden zichzelf ervan dat een systeem dat economisch zo winstgevend was wel moreel te rechtvaardigen moest zijn. Ze formuleerden uitgebreide theorieën over raciale superioriteit. Hun rationalisaties vermomden wat klaarblijkelijk verkeerd was in de prachtige gewaden van rechtvaardigheid. Deze tragische poging om morele goedkeuring te geven aan een economisch winstgevend systeem wekte het idee van witte suprematie tot leven. Religie en de Bijbel werden geciteerd om de status quo te legitimeren. De wetenschap werd gegijzeld om te bewijzen dat de zwarte mens biologisch inferieur was. Zelfs filosofische logica werd gemanipuleerd om intellectuele geloofwaardigheid te geven aan het slavernijsysteem. Iemand formuleerde het argument van de inferioriteit van de zwarte mens volgens het model van het aristotelische syllogisme: 

Ieder mens is geschapen naar het beeld van God; 
Zoals iedereen weet is God niet zwart
Een zwarte is dus geen mens.

Op behendige wijze verdraaiden mensen de inzichten van religie, wetenschap en filosofie om het idee van witte suprematie te rechtvaardigen. Al snel werd dit concept opgenomen in ieder tekstboek en werd het van vrijwel elke kansel gepreekt. Het werd een onderdeel van de structuur van onze cultuur. En deze filosofie werd vervolgens omarmd, niet als een rationalisering van een leugen, maar als een weergave van een absolute waarheid. Ze raakten er oprecht van overtuigd dat de zwarte mens inferieur van aard was en dat slavernij door God ingesteld was. In 1857 kreeg het slavernijsysteem zijn grootste steun in de beslissingen van het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten tijdens de zaak van Dred Scott. Het gerechtshof stemde ermee in dat de zwarte mens geen rechten genoot die de witte mens te respecteren had. De mannen die deze uitspraak deden waren niet kwaadaardig. Integendeel: het waren deugdzame en toegewijde mannen. Maar ze waren slachtoffers van spirituele en intellectuele blindheid. Zij wisten niet wat zij deden. Het hele systeem van slavernij werd grotendeels in stand gehouden door oprechte maar spiritueel onwetende personen.

Deze tragische blindheid toont zich ook in raciale segregatie, de niet-zo-verre neef van slavernij. Sommige van de meest felle verdedigers van segregatie zijn oprecht in hun overtuigingen en integer in hun motieven. Er zijn er die segregationist zijn puur vanwege politiek eigenbelang en economische winst, maar niet elk verzet tegen integratie komt van mensen vol intolerante onverdraagzaamheid. Sommige mensen menen dat hun poging om segregatie te behouden het beste is voor henzelf, hun kinderen en hun natie. Veel van hen zijn goede kerkmensen, geworteld in het religieus geloof van hun moeders en vaders. Omdat ze zich verplicht voelen om een religieuze motivatie voor hun overtuiging te hebben, zullen ze zelfs beweren dat God de eerste segregationist was. “Rode vogels en blauwe vogels vliegen niet samen”, zo stellen zij. Hun standpunten over segregatie, zo benadrukken zij, kunnen rationeel verklaard en moreel verantwoord worden. Omdat ze zich verplicht voelen een rechtvaardiging te hebben voor hun geloof in de inferioriteit van de zwarte mens, zoeken ze hun heil bij pseudowetenschappelijke literatuur en beweren ze dat de hersenen van zwarten kleiner zijn dan die van witten. Ze weten niet, of ze weigeren te weten, dat het idee van een inferieur of superieur ras weerlegd is door de sterkste resultaten van antropologisch onderzoek. Grote antropologen, zoals Ruth Benedict, Margaret Mead en Melville J. Herskovits, zijn het erover eens dat – ook al zijn er misschien inferieure en superieure individuen binnen ieder ras – er geen superieur of inferieur ras bestaat. En segregationisten weigeren te erkennen dat de wetenschap aangetoond heeft dat er vier bloedsoorten zijn en dat deze vier soorten binnen elke raciale groep gevonden worden. Ze hebben een blind geloof in de eeuwige validiteit van een kwaad genaamd segregatie en in de tijdloze waarheid van een mythe genaamd witte suprematie. Wat een tragedie! Miljoenen zwarten zijn gekruisigd door consciëntieuze blindheid. Met Jezus aan het kruis moeten we liefdevol naar onze onderdrukkers kijken en zeggen: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.”

III

Uit alles wat ik heb proberen te zeggen, zou het nu duidelijk moeten zijn dat oprechtheid en toewijding niet genoeg zijn. De geschiedenis toont aan dat deze nobele waarden soms ontaarden in tragische slechtheid. Niets in de wereld is gevaarlijker dan oprechte onwetendheid en toegewijde domheid. Zoals Shakespeare schreef: 

Want de zoetste dingen worden zuur door 
hun daden; 
Lelies die rotten stinken heviger dan het 
ergste onkruid

Als het morele kompas bij uitstek moet de kerk mensen aansporen goed te zijn en met zuivere intenties te leven en de deugden van goedgunstigheid en toewijding aanmoedigen. Maar ergens moet de kerk in dit alles mensen eraan herinneren dat goedheid en toewijding zonder verstand kunnen ontaarden in wrede krachten die leiden tot wrede kruisigingen. Nooit mag de kerk ervan afzien de mens erop te wijzen het verstand te gebruiken. 

Moeten we niet toegeven dat de kerk deze morele noodzaak van verlichting vaak heeft verwaarloosd? Er zijn momenten geweest dat zij onwetendheid heeft aangeprezen als een deugd en verstand als misdaad heeft weggezet. Door haar obscurantisme, haar geslotenheid en hardnekkige ontkenning van nieuwe waarheid, heeft de kerk haar leden vaak onbewust met een afkeurende blik laten kijken naar het verstand. 

Maar als we onszelf christenen willen noemen, kunnen we deze intellectuele en morele blindheid beter vermijden. Door heel het Nieuwe Testament heen worden wij gewezen op het belang van verlichting. Ons wordt opgedragen God lief te hebben, niet alleen met ons hart en onze ziel, maar ook met ons verstand. Toen de apostel Paulus de blindheid van zijn tegenstanders opmerkte, zei hij: “Ik kan van hen getuigen dat ze God vol toewijding dienen, maar het ontbreekt hun aan inzicht.” Elke keer weer wijst de Bijbel ons op het gevaar van toewijding zonder kennis en oprechtheid zonder inzicht.

We hebben dus een mandaat om zonde te overwinnen, maar ook om onwetendheid te overwinnen. De moderne mens staat op het punt om in complete chaos te belanden, niet alleen als gevolg van menselijke slechtheid, maar ook als gevolg van menselijke domheid. Als de westerse beschaving deze weg van degeneratie blijft volgen totdat zij, net als haar vierentwintig voorgangers, op hopeloze wijze in een bodemloze put belandt, dan zal de oorzaak niet alleen haar onmiskenbare zondigheid, maar ook haar angstaanjagende blindheid zijn geweest. En als de Amerikaanse democratie langzaam ineenstort, zal dat net zoveel gelegen hebben aan een gebrek aan inzicht als aan een gebrek aan toewijding. Als de moderne mens doorgaat met het onverstoorbaar flirten met oorlog en zo van zijn aardse habitat een inferno maakt, waarvan zelfs Dante niet heeft kunnen dromen, zal dat gelegen hebben aan zowel regelrechte slechtheid als aan regelrechte domheid. 

“Zij weten niet wat zij doen”, zei Jezus. Blindheid was hun voornaamste probleem. En de crux van de zaak zit hierin: we hoeven niet blind te zijn. In tegenstelling tot fysieke blindheid, die normaal gesproken het gevolg is van natuurlijke krachten buiten onze controle, is intellectuele en morele blindheid een probleem dat de mens zichzelf oplegt doordat vrijheid op tragische wijze misbruikt wordt en het verstand niet ten volle wordt gebruikt. Op een dag zullen we leren dat het hart het nooit helemaal bij het rechte eind kan hebben als het hoofd er volledig naast zit. Alleen als we hoofd en hart bij elkaar brengen – verstand en goedheid – zal de mens tot volle bloei kunnen komen. Dit betekent niet dat je filosoof moet worden of dat je in het bezit moet zijn van een academische opleiding om een goed leven te leiden. Ik ken heel veel mensen die beperkt opgeleid zijn, maar desalniettemin een fantastisch inzicht en een scherpe blik hebben. De oproep tot inzicht is een oproep tot een open geest, een gezond verstand en een liefde voor de waarheid. Het is een oproep aan de mens om uit te stijgen boven de kortzichtigheid van geest en de verlamming van naïviteit. Je hoeft geen hoogbegaafde geleerde te zijn om een open geest te hebben, noch een briljante academicus om gepassioneerd op zoek te gaan naar waarheid. 

Het licht is in de wereld gekomen. Een stem die door de tijd schalt, roept de mens op in het licht te wandelen. Het aardse leven van de mens zal een tragische kosmische klaagzang worden als hij faalt te beantwoorden aan deze roeping. “Dit is het oordeel”, zegt Johannes, “dat het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht.” 

Jezus had gelijk toen hij sprak over degenen die hem kruisigden. Ze wisten niet wat ze deden. Ze leden aan een ernstige blindheid. 

Elke keer als ik naar het kruis kijk, aanschouw ik daar de grootheid van God en de bevrijdende kracht van Jezus Christus. Ik aanschouw de schoonheid van zelfopofferende liefde en de indrukwekkende onwankelbare toewijding aan waarheid. En met John Bowring zeg ik dan:

In het kruis van Christus vind ik mijn heerlijkheid,
Hemelhoog boven de wrakstukken van de tijd;
Al het licht van ware betekenis
Schijnt hier dwars door de duisternis.

Het zou geweldig zijn als ik naar het kruis keek, en dat dan alleen deze verwonderde reactie in me op zou komen. Maar op de een of andere manier kan ik mijn ogen niet naar het kruis richten zonder me ook te realiseren dat het symbool staat voor een vreemde mix van grootheid en kleinheid, van goed en kwaad. Als ik dat opgeheven kruis zie, denk ik niet alleen aan de onbeperkte kracht van God, maar ook aan de stuitende zwakheid van de mens. Ik denk niet alleen aan de glans van het goddelijke, maar ook aan de stank van het menselijke. Het kruis wijst me niet alleen op Christus op zijn best, maar ook op de mens op zijn slechtst.

We moeten het kruis zien als het prachtige symbool van de liefde die de haat verslaat en van licht dat de duisternis overwint. Maar laten we bij deze vreugdevolle boodschap niet vergeten dat onze Heer en Meester aan een kruis genageld werd als gevolg van menselijke blindheid. Zij die hem kruisigden wisten niet wat zij deden.

Deze preek is afkomstig uit ‘Sterk door de liefde – preken die het hart raken’ (Uitgeverij Kok, 2018; oorspronkelijke uitgave: 1963).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken