Menu

Premium

Preekschets 1 Koningen 1:39 – Derde Advent

1 Koningen 1:39

Derde adventszondag

De priester Sadok nam de hoorn met olie, die hij uit het heiligdom had
meegenomen, en zalfde Salomo. Toen werd er op de ramshoorn geblazen en iedereen riep: ‘Leve koning Salomo!’

Schriftlezing: 1 Koningen 1:1-14, 28-40

Uitleg

Het bijbelhoofdstuk verhaalt de troonsopvolging van koning David. Terwijl David ziek op bed ligt en het koud heeft, wordt een mooi meisje gezocht om de koning weer warm te maken. Maar dat lukt niet. Dan vindt Adonia, naar 2 Samuël 3 de vierde zoon van de koning, het tijd om zichzelf naar voren te schuiven als opvolger van zijn vader. Zijn oudere broers Amnon en Absalom leven dan niet meer; hun dood wordt in het boek 2 Samuël vermeld. Kileab, de tweede zoon van David, wordt nergens meer vermeld en is mogelijk ook overleden. In dat geval is Adonia de oudste nog levende zoon van David. Het commentaar van Rashi op 1 Kronieken geeft overigens een ander argument voor het ontbreken van de naam van Kileab in de strijd om de troonsopvolging. Hij kent een midrash die vermeldt dat Davids vaderschap van Kileab betwijfeld wordt. Moeder Abigail zou op het moment van haar huwelijk met David al zwanger kunnen zijn geweest van haar overleden echtgenoot Nabal.

In ieder geval: Adonia toont eigen initiatief. Hij wordt in 1 Koningen 1 getekend als een tweede Absalom. Evenals zijn broer heeft hij een persoonlijke escorte georganiseerd van wagens, paarden en vijftig man. En zoals Absaloms staatsgreep begon met een grote maaltijd in Hebron, nodigt Adonia ieder van belang uit om met hem de maaltijd te houden bij de Rogelbron, buiten Jeruzalem.

Dan besluiten Natan en Batseba om in te grijpen en er voor te zorgen dat Salomo door David zelf als zijn opvolger wordt aangewezen. Waarom zou David Salomo kiezen boven een van zijn andere zonen? Volgens het verhaal is er een belofte van David aan Batseba, maar wanneer die belofte gedaan zou zijn, is onduidelijk. Een reden van de keuze wordt evenmin gegeven. Wél wordt er in 2 Samuël 12:24, bij de geboorte van Salomo, geschreven: ‘jhwh had hem lief.’ Dat wordt van andere zonen van David niet vermeld. Ook krijgt Salomo dan bij monde van de profeet Natan nog een naam: Jedidja, dat betekent: ‘geliefde van jhwh’. Dit doet me denken aan wat bij de doop in de Jordaan en op de berg van de verheerlijking uit de hemel klinkt: ‘Dit is mijn geliefde zoon…’

In 1 Kronieken 22 ligt het anders. Daar bespreekt David met zijn zoon Salomo de toekomstige bouw van de tempel. Dan is het al helder welke opvolger David in gedachten heeft. Maar in de traditie van de boeken Samuël en Koningen is dat dus niet zo. Daar blijft het tot 1 Koningen 1 onduidelijk wie de ware zoon van David is, die op zijn troon zal zitten.

Het wat suggestieve optreden van Batseba en Natan heeft succes. David geeft opdracht Salomo tot koning te zalven. Het is uniek in de Bijbel dat de regerende vorst op deze wijze zijn opvolger aanwijst en al bij zijn leven tot koning laat zalven. De plek van de zalving is ook opmerkelijk: de bron Gihon, niet het paleis of het heiligdom. De zalving vindt als het ware plaats bij de dorpspomp. Ook al zijn koning, priester en profeet ten nauwste bij de zalving betrokken, de plaats van de ceremonie is waar de mensen en misschien wel in het bijzonder de vrouwen van Jeruzalem samenkomen voor hun dagelijks werk en praatje.

Na zijn kroning wordt Salomo door zijn vader erop gewezen wat zijn koningschap moet inhouden (1 Kon. 2:2v.): ‘Wees sterk en wees een man! Bewaar wat de Ene, je God, te bewaren geeft: te wandelen op zijn wegen door zijn wetten, geboden en regels en overeenkomsten te bewaren zoals geschreven staat in het onderricht van Mozes’ (Naardense Bijbel). Ook dat is een zin die meer van de ware koning onthult. Een sterke, een man, is niet iemand die zichzelf tot wet is, maar iemand die weet te gehoorzamen en geboden weet te bewaren.

Aanwijzingen voor de prediking

Jezus wordt in het evangelie (en in een aantal kerst- en adventsliederen) Zoon van David genoemd. Ik denk dat het in advent goed kan zijn om in dat kader uitdrukkelijk stil te staan bij de messiaanse trekken van Salomo, de zoon van David, die na hem geregeerd heeft. Uiteraard is daarbij te denken aan zijn spreekwoordelijke wijsheid, maar mijns inziens ook aan de hartstochtelijke liefde die spreekt uit het boek Hooglied, dat aan Salomo wordt toegeschreven.

Ook denk ik dat het helpt om te bedenken dat messiaanse macht niet gegrepen kan worden op de manier die Adonia voor ogen staat. Hij lijkt dan wel zijn naam mee te hebben, uiteindelijk heeft hij het niet begrepen. Met vijftig mannen die voor je uit lopen, loopt het mis. Na de kroning van Salomo probeert hij nog een keer aan de macht te komen, dan via het bed van zijn vaders jongste weduwe, maar ook die weg naar de macht loopt dood.

De vraag is ook wat voor soort macht werkelijk redden kan. In het boek Prediker – ook toegeschreven aan Salomo – vinden we in hoofdstuk 9:15: ‘Er woonde daar een man van lage afkomst, die wijs was en met zijn wijsheid de stad had kunnen redden. Maar niemand schonk aandacht aan die onbeduidende persoon.’ De reddende macht in dit bijbelvers ligt niet in de handen van de plaatselijke machthebber, maar in de handen van die ene onbeduidende persoon. Dit is toch de teneur van heel de Schrift.

Op de miniatuur zweeft de fles zalfolie wat los op het doek. Niemand houdt hem vast. Dat geeft uitdrukking aan de gedachte dat de zalving van deze koning niet het werk van mensenhanden is. Deze Zoon van David is wel de gezalfde, maar niet als gevolg van ingrijpen van moeder, koning, priester of profeet.

De componist Händel heeft dit bijbelvers geparafraseerd in ‘Zadok the Priest’, een lied gecomponeerd voor de kroning van George II in 1727. Sindsdien wordt het bij elke kroning in Groot-Brittannië gezongen. De muziek die je op tv hoort voor elke UEFAChampions League wedstrijd is op deze compositie gebaseerd.

Liturgische aanwijzingen

ZG 1-61 (‘Dit huis dat God gevestigd heeft’) vind ik goed passen, vooral vanwege couplet 2, waar Koning en Knecht in één adem worden genoemd, evenals ZG 1-45 (‘Daar is een koning opgestaan’). Ook Gezang 86 (Tt) is geschikt.

Als afsluitende zegen stel ik voor: ‘Wees gezegend met royale gulheid, armen die niet gericht zijn op grijpen maar op uitstrekken, handen die de weg naar God en de naaste weten te vinden. Zo zegene u de Levende, Vader, Zoon en Geest, vandaag en alle dagen. Amen.’

Geraadpleegde literatuur

Willem Barnard, Stille omgang: notities bij de lezing van de Schriften volgens een vroegmiddeleeuwse traditie, Brasschaat 1992; I.W. Slotki, Chronicles, London 1952 (Soncino).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken