Menu

Premium

Preekschets 1 Korinthiërs 13:7 – Dienst met jongeren

Dienst met jongeren
1 Korinthiërs 13:7

… alles gelooft zij, alles hoopt zij, …

Schriftlezing: 1 Korinthiërs 13

Voorbereiding

Het is in het algemeen wenselijk dat een jeugddienstcommissie naar de predikant komt met een thema, dat in een kader van een jaarprogramma staat en voor een deel al inhoudelijk en liturgisch is doordacht. Maar het kan een inspirerende zoektocht worden als jongeren en voorganger geheel blanco de voorbereiding van de jeugddienst aanvangen. In het laatste geval wordt begonnen met een vraag: waar moet het over gaan? Thema’s passeren de revue. Zinloos geweld, klonen van mensen, geldbesteding? De onderwerpen worden verkend en weggelegd. Een bijbelse figuur, zegt iemand. Wie dan? Er volgen enige namen, iemand oppert: Paulus. Er ontspint zich een gesprek over de vraag wat bekend is van Paulus. Weinig tot niets, zo blijkt. Was hij niet bekeerd onderweg? Weten jullie dat hij brieven schreef? Ze wisten het niet. Wil je een voorbeeld? De voorganger leest 1 Korintiërs 13:4-8. Ja, dat was het, lees het nog eens. Er groeit een gesprek over de liefde. De voorganger vertelt enthousiast iets over de stad Korinte en over brieven schrijven in een tijd zonder e-mail. De jeugddienst moest maar gaan over Paulus. ‘Paulus’ passie: leve de liefde!’, zo formuleerde iemand het thema. Voor een uitnodigingsbrief en aanplakbiljetten werd de afbeelding van een schrijvende Paulus gebruikt, vervaardigd door Bert Bouman voor: Karel Eykman, Woord voor woord: ‘Kijk, met hoe grote letters ik jullie eigenhandig schrijf’. Samen met jongeren een dienst van de bodem af opbouwen gedurende drie keer – het kan ook met catechisanten – kan voor alle deelnemers (dus ook voor de voorganger) uitmonden in een intens geloofsgesprek. Voorwaarde is, dat de voorganger zich – ook op affectief niveau – open opstelt en echt samen met de jongeren vragenderwijs het thema uitdiept, alsof hij of zij het voor het eerst ontdekt.

In deze schets volgt nu eerst een uitleg van 1 Korintiërs 13. In de voorbereiding gebeurde de exegese tussen de eerste en de tweede keer met de bedoeling dat de voorganger waar nodig enig inzicht in de tekst achter de hand zou hebben. De opzet van de dienst wordt beschreven in de vorm van een verslag.

Uitleg

In de dagen van Paulus is Korinte een multiculturele en multi-religieuze transito-stad, gelegen tussen twee havens, waarvan de één gericht is op Sicilië en het huidige Italië en de andere op Klein-Azië, Tyrus, Israël en Egypte. Paulus is nauw betrokken geweest bij het ontstaan van de christelijke gemeente aldaar, die blijkens 1 Korintiërs voor een aanzienlijk deel uit mensen is samengesteld die tot de sociale onderlaag behoren. Daarop zinspelen onder meer de passages over het Avondmaal. Paulus beschikt behalve over persoonlijke ervaringen en herinneringen ook over mondelinge inlichtingen over de verdeeldheid in de gemeente (o.a. 1 Kor. :11) en antwoordt in zijn brief op schriftelijke vragen (1 Kor. 7:1), die onder andere handelen over seksualiteit en huwelijk en waarschijnlijk ook over het eten van offervlees, over genadegaven (1 Kor. 12-14) en over de opstanding (1 Kor. 15). Het hoofdstuk over de liefde (1 Kor. 13) vormt het hart van (1) een gedeelte over de ene Geest, die verschillende gaven uitdeelt, (2) een stuk over de eenheid van het lichaam van Christus (waarin eigenlijk alleen de zwakkere zonder aanzien op een voetstuk staat en bijzondere eer ontvangt – 1 Kor. 12:23) en (3) een tekst over het profeteren en het spreken in talen, dat begint met een formulering die er op neer komt werk te maken van de liefde, maar ook te streven naar geestelijke gaven en wel allereerst naar de profetie (1 Kor. 14:1). Juist in hoofdstuk 13 wordt – nadat 12:31 oproept te streven naar de hoogste gaven – de liefde in kritisch verband gebracht met het spreken in tongen en met de gave van de profetie (1 Kor. 13:1,2,8). Van de profetie wordt gezegd dat ze in tegenstelling tot de liefde zal verdwijnen en dat ze stukwerk is.

Paulus heeft het impliciet over de eenheid van de gemeente. Vermoedelijk is er onder de gemeenteleden nogal wat overenthousiaste eigenroem te vinden: sommigen vinden zichzelf erg goed en zijn trots op hun vermogen tot tongentaal (vs 1), anderen laten zich voorstaan op hun capaciteit tot profeteren (vs 2), weer anderen menen over een diepe kennis van de mysteriën van het geloof te beschikken, nog weer anderen beweren een volmaakt geloof te hebben, terwijl er ook mensen zijn, die zoveel over hebben voor hun geloof, dat ze bereid zijn om hun leven te geven en hun lichaam te offeren op een brandstapel (wat deze laatste zinswending betreft, de meeste handschriften hebben ‘zichzelf prijsgegeven om mij daarop te kunnen beroemen’ – kauchèsomai – in plaats van ‘om te worden verbrand’ – kauthèsomai). Ieder is druk in de weer met religieuze ‘gallery play’, terwijl de liefde juist niet praalt (vs 4).

Nu lijkt het op het eerste gezicht dat Paulus met de tegenstelling tussen kind (‘als kind dacht ik als een kind’) en volwassene (‘ik heb het kinderlijke achter me’) de gemeenteleden aanspreekt op hun volwassenheid in profetie, kennis en zelfprijsgave en hen bevestigt in hun trotse inzet. Paulus stelt kind-zijn en volwassenheid tegenover elkaar als verleden en heden, maar als hij gaat uitleggen wat volwassenheid inhoudt, staat heden tegenover toekomst en wordt de roem gerelativeerd vanuit het eschaton. De echte volwassenheid, een status van kennen zoals we gekend zijn, ligt nog in het verschiet. Tot nu toe is er in de spiegel alleen een onscherp beeld te zien. Van aangezicht tot aangezicht zien, dat moet nog komen. Zeker we zijn geen kind meer, maar ook nu kennen we maar ten dele. Die situatie voor het eschaton maakt de vermogens (profeteren, tongentaal spreken, gnosis hebben, zelfopoffering bieden) tot middelen, die zonder liefde loze gaven zijn. Sommige gemeenteleden voelen zich door deze gaven misschien verheven boven anderen die niet over deze capaciteiten beschikken en menen volmaakt en dus volwassen te zijn, andere kijken juist op tegen de vermogenden. Tegen een dergelijke opsplitsing in de gemeente brengt Paulus de liefde in, die niet afgunstig is en zich niets verbeeldt (vs 4). Zolang God nog niet alles in allen is, zijn vermogens als profetie (vs 8), tongentaal (vs 8) en de gnosis (vs 8) van voorbijgaande aard en bovendien onvolkomen stukwerk (vs 9). Blijvers nu en straks (vs 13 – menein) zijn juist grondhoudingen als geloof, hoop en liefde. Dat zijn de gaven die al bij de toekomstige vervulling horen en niet zullen verdwijnen. Dat de liefde de meeste is, onderstreept Paulus ook nog door te zeggen dat de liefde alles gelooft en hoopt (vs 7).

Paulus laat zien dat de onvergankelijke liefde (8-13) de bijzondere charismata te boven gaat (1-3) en hij schrijft lyrisch over de liefde alsof ze een actief persoon is, zoals dat ook met de wijsheid gebeurt (Wijsheid 7:22-30). De voortreffelijke eigenschappen komen er volgens een schitterende passage (4-7) op neer, dat wie uit en in liefde leeft niet denkt en doet vanuit eigenbelang, maar vanuit het belang van de ander. De liefde zoekt zichzelve niet. Het tegendeel daarvan gebeurt bijvoorbeeld wel als iemand zich – in liefde – opoffert om er eer mee te behalen (vs 3). Dat de liefde alles gelooft en hoopt, duidt op een open en ontvankelijke houding. De ander wordt op voorhand niet met een diep geworteld wantrouwen bejegend, maar vanuit de gelovige en hoopvolle gedachte dat de intenties van de ander goed zijn.

Paulus wijst een weg van een buitengewone maat (kathhuperbolèn) (1 Kor. 12:31), toch geeft hij de liefde niet dadelijk een godsdienstige invulling. Hij maakt althans hier niet gewag van de liefde van en tot God als grond van de liefde als levensweg (vgl. echter 1 Kor. 8:3). Wel vat hij het geschenk van de liefde voor de mens als pelgrim op als een gave van de Geest, een eersteling van het eschaton, ruim opgevat als vrijheid van alle vormen van zelfzucht. Paulus beziet de liefde als eschatologische vrucht echter ook in het licht van het kennen als stukwerk. Onze gebrekkige kennis in het hier en nu komt niet in mindering op het gekend worden. Bedoeld is waarschijnlijk het gekend worden door God: dan ‘zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben’ (1 Kor. 13:12). God kent vanuit Zijn liefde in het hier en nu onze identiteit dieper dan wij die zelf kennen. Wij moeten het nog zien allemaal, we geloven en hopen het te zien, ons rest het allermeest de liefde.

Deze gepersonifieerde liefde kan in concrete verhalen gestalte krijgen. Dat kunnen heel goed ervaringsverhalen van jongeren zijn over het ontvangen en geven van liefde. Bovendien is het niet ongeoorloofd om het advies van Karl Barth op te volgen en voor agapè eens de naam van Jezus Christus in te vullen (KD 1,2, 362). Dan is het ook mogelijk om de treffende passages leven te geven door de verschijning en roeping van Saulus door Jezus (Hand. 9:4v.) onderweg naar Damascus en de zegen van Ananias (Hand. 9: 17) als door Paulus ontvangen liefde te zien die alles gelooft en hoopt.

Opzet van de dienst

De gang van de dienst: welkom, mededelingen, kaarsen, gedicht, lied, gebed om ontferming, de verteller, Gezang 434, scène 1, 1 Korintiërs 13:1, stilte, lied: Iiefde is blij zijn, scène 2, 1 Korintiërs 13:2, stilte, lied: ubi caritas (Taizé), scène 3, 1 Korintiërs 13:3,vraag uit de kerk, de verteller, lied: ‘als je geen liefde hebt voor elkaar’, lezing:. 1 Korintiërs 12:31-14:1, inzameling der gaven, dienst der gebeden, avondlied (‘Blijf mij nabij, wanneer het avond is’), zegen. Verschillende liederen zijn op accordeon ingetogen begeleid.

  • De dienst is opgezet als een gedachtenis aan Paulus en het thema van de liefde. Daarom wordt in verhaalvorm over Paulus in Korinte verteld. Tegelijk wordt het thema van de liefde daarmee verweven. De diepte van de genegenheid van Christus voor mensen wordt geïllustreerd aan de bekering van Saulus. In de vraag aan Saulus (‘waarom vervolg je mij’) toont zich de liefde van Christus. En die gaat zover, dat ook een christen, Ananias, geroepen en overgehaald moet worden om een vijand, de christenvervolger Saulus, de handen op te leggen. Niet alleen moet Paulus van Christus een verzoenende vraag, voortkomend uit liefde ontvangen, maar ook moet hij van een christen liefde ervaren. In dat ingrijpende voorval in Paulus’ leven krijgen de woorden van 1 Korintiërs 13 body.

  • De verteller (de voorganger heeft enige historische verbeeldingskracht nodig) presenteert zich als Stefanas, een kennis van Paulus uit Korinte, een kennis van Paulus’ passie: leve de liefde (1 Kor. 1:16). Hij vertelt hoe hij Paulus ontmoette in die drukke stad Korinte en hij vertelt in geuren en kleuren hoe zijn stad er uitziet. Stefanas blijkt iemand te zijn die het verleden en heden uit elkaar kan houden: hij beschrijft hoe de sjouwers van de ene naar de andere havenstad door Korinte liepen (‘nee vorkheftrucks hadden ze nog niet, zoals jullie’). Ook werden er veel talen gehoord, Perzisch, Egyptisch, Aramees, Latijn, Grieks. Hij vertelt ook, dat hij zich heeft laten dopen door Paulus. Paulus kon zo overtuigend spreken over God als uitvinder van de liefde, over Jezus, over het bad van de liefde en hoe Paulus allemaal clubjes vormde (‘lichamen van Christus noemde hij al die kerkjes bij de mensen thuis’). Tenslotte vertelt Stefanas hoe Paulus weer vertrokken is en hoe de mensen elkaar opdreven in geloof (‘de een wist het nog beter dan de ander, je moest dit, je moest dat … ons geloof, onze manier is het beste, onze voorganger is kampioen preken, wij hebben de geest en jullie niet … offer je op…, niet een kalfje in de tempel, nee offer jezelf… toen Paulus dat gekrakeel hoorde, schreef hij een brief … jullie denken wel dat jullie volwassen zijn, niks hoor je geloof staat nog in de kinderschoenen. Toen begon hij over wat liefde werkelijk is’).

  • 3.Er zijn drie dramatische scènes voor de dienst geschreven. Om het contrast tussen de liefde en de profetie, het spreken in tongen, de diepe kennis en de zelfopoffering te kunnen begrijpen, is in de voorbereiding gezamenlijk gezocht naar analogieën in onze tijd en het volgende bedacht. Op het toneel is een laken gespannen. Achter het laken neemt iemand plaats aan een tafeltje, die zit te schrijven. Naast en voor dit laken wordt in het eerste toneelfragment een gesprekskring gespeeld, waarin iemand dwingend voorschrijft aan de anderen dat je enthousiaster moet geloven, dat dat op spreken in talen lijkt en dat je onder de maat blijft als gelovige als je daar niet aan doet. De protesten van de anderen worden niet gehoord. Als de scène is afgelopen, gaat opeens een sterk licht schijnen achter het laken waardoor de schrijvende man zichtbaar wordt en er klinkt door de geluidsinstallatie een fraaie stem, die 1 Korintiërs 13:1 leest. Doordat de schrijver achter het laken in een sterk licht is gezet, zien de mensen in de kerk een silhouet, Paulus, in een verborgen en belicht verleden. En de bijbeltekst klinkt werkelijk als een stem van buitenaf. Dan blijft het even stil en wordt een lied gezongen. Dat is bij de volgende stukjes op dezelfde wijze herhaald. Het tweede fragment toonde een fanatieke jongeman met veel boeken om zich heen met de meest wonderlijke vragen (is de Lochemse berg in honderd jaar ook lager geworden, enz.?). Ondertussen ontgaat hem volkomen wat er om hem heen gebeurt en wat er aan hem wordt gevraagd. Bovendien doet hij onheus tegen zijn omgeving. Het licht gaat opnieuw aan achter het laken. Vers 2 over alle geheimenissen is te horen. In het derde fragment komen uitermate idealistische jongeren op, die veel willen betekenen voor mensen in arme landen, maar daarover nogal meedogenloos met elkaar spreken. En dan is daar weer door de speakers de stem ‘… maar had de liefde niet, ik ware niets’.

  • Na de derde scène staat iemand op en roept: ‘maar Paulus, je hebt helemaal geen verstand van liefde, je bent niet getrouwd. Was je ooit verliefd?’ Dat is aanleiding voor de verteller (Stefanas) om te vertellen dat Paulus een ingrijpende liefdeservaring heeft gehad en dat hij sindsdien de mensen met de ogen van God ziet, met de ogen van liefde die zichzelf niet zoekt. Hij heeft ooit fanatiek in Jeruzalem een arrestatieteam georganiseerd om in Damascus christenen gevangen te nemen (‘stel je voor wat daarvoor aan organisatietalent nodig was: soldaten, eten voor onderweg, een brief van je hoogste baas en je moest in Damascus al hebben laten spioneren. Hij deed het voor God, dacht hij’). De verteller laat Saulus op een kameel (‘zelfverzekerd en trots’) vertrekken uit Jeruzalem. Hij en zijn wilskrachtige stoet zullen het varkentje wel even wassen. In het volgende beeld wordt Saulus overeind geholpen en strompelt hij terug naar zijn kameel, ondersteund en blind en tenslotte vertelt Stefanas levendig hoe hij in een donker kamertje zit in Damascus (‘Niks hoog te paard’). Stefanas vertelt pas wat er onderweg gebeurde, als hij verslag doet van wat Paulus daar zelf over zei (‘Ik moest onderweg aan mijn naamgenoot koning Saul denken, die op David joeg en opeens hoorde ik als die Saul van vroeger in die hete woestijn een stem: Saul, Saul waarom vervolg je mij… En in een flits was het alsof ik Jezus als een David hoorde zeggen: vervolger van me, wat ben je aan het doen, kun je niet mijn navolger worden? De stem schokte zo, dat Saulus van zijn kameel viel’). De verteller tekent in termen van 1 Korintiërs 13 de liefde van Jezus, die Paulus ervaren heeft, maar heeft het ook over de eenzaamheid. Zijn verhaal loopt uit op de vraag: ‘wie zou hem oprapen, opzoeken? Hij lag als een slachtoffer langs de kant van de weg, zijn reisgenoten waren allang schouderophalend vertrokken. En die navolgers van Jezus? Hij kon het wel schudden’.

  • Vervolgens vertelt Stefanas de droom van Ananias (‘Saulus op gaan zoeken? Nooit niet. Weet u wel wat u me daar vraagt? Mijn vijand in de armen lopen, kom nou… en Jezus hoort alle gesputter aan en zegt heel simpel… “ga”‘). Stefanas merkt dan op, dat Ananias over die opdracht vast heeft moeten nadenken en dat hij zich heeft afgevraagd of hij de ogen van Jezus mocht lenen, de ogen van de liefde (‘die niet grof is, niet uit is op eigen belang, niet beledigd raakt, het kwaad niet aanrekent, liefde die blijft geloven, hopen… oef’). Stefanas vraagt: weet Paulus niets van liefde? Hij heeft het minstens twee keer ervaren van Jezus en van Ananias (‘Ananias zegende hem met de heilige geest van liefde en doodde Paulus niet, zoals Paulus met hem had willen doen’). Zonder een expliciete toepassing te geven, willen de voorbereiders van de jongerendienst Paulus als ontvanger van liefde dichterbij brengen en de toenadering van Jezus en Ananias als liefdegevers spannend in dramatische vertelvorm present stellen.

Literatuur

  • F.J. Pop, De eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs, Nijkerk 1971 (2)

  • H. Conzelmann, Der erste Brief an die Korinther, Göttingen 1969

  • H. Berkhof, Bijbeloverdenkingen, Nijkerk 1980, 121-126 (over de relatie tussen volwassenheid en eigenroem)

  • Vincent Brümmer, AIzo lief heeft God. Overdenkingen over Gods omgang met de mens, Kampen 1988, p. 24-28; 41-46 (o.a. over de relatie tussen geven en ontvangen).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken